gepubliceerd op 12 september 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de uitbetaling van de eindejaarspremie
1 MEI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de uitbetaling van de eindejaarspremie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de uitbetaling van de eindejaarspremie.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 mei 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de handel in brandstoffen Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2005 Uitbetaling van de eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 2 december 2005 onder het nummer 77395/CO/127) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en hun werklieden, de ondernemingen die ressorteren onder de Paritaire Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen uitgezonderd. § 2. Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en werksters.
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden met werklieden gelijkgesteld de personen verbonden door een arbeidsovereenkomst geregeld door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, die hoofdzakelijk handenarbeid verrichten ongeacht de juridische kwalificatie die door de partijen aan hun overeenkomst werd gegeven. HOOFDSTUK II. - Begrippen
Art. 2.Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder "sociaal fonds" het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van de handel in brandstoffen" opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 1974 tot oprichting van een fonds van bestaanszekerheid, genaamd "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van de handel in brandstoffen" en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 oktober 1974, een laatste maal gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2005, geregistreerd onder het nummer 75673/CO/127 en 127.02, neergelegd op 4 juli 2005 en geregistreerd op 26 juli 2005. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de eindejaarspremie
Art. 3.De werklieden en werksters genieten van een eindejaarspremie die berekend wordt overeenkomstig de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 4.De bruto-eindejaarspremie is gelijk aan 6,35 pct. van de brutolonen aan 100 pct. onderworpen aan de R.S.Z. die de werkman tijdens de referteperiode verdiend heeft bij één of meerdere werkgevers die onder artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld zijn. HOOFDSTUK IV. - Referteperiode
Art. 5.Voor de berekening van de eindejaarspremie, neemt de referteperiode een aanvang op 1 juli van het jaar voorafgaand aan dit van de uitbetaling en neemt een einde op 30 juni van het uitbetalingsjaar. HOOFDSTUK V. - Uitbetaling van de eindejaarspremie
Art. 6.De door deze collectieve arbeidsovereenkomst geregelde eindejaarspremie wordt door het "Sociaal Fonds voor de handel in brandstoffen" uitbetaald.
Beperkingen
Art. 7.A. De werklieden en werksters bedoeld in hoofdstuk I, artikel 1, § 1, hebben recht op een eindejaarspremie mits zij de volgende voorwaarden vervullen : 1. tijdens de referteperiode, welke loop van 1 juli van het voorgaande jaar tot 30 juni van het jaar in de loop waarvan de eindejaarspremie wordt uitbetaald, ten minste 50 dagen werkelijke arbeid of gelijkgestelde dagen totaliseren in de arbeidstijdsregeling van de vijfdaagse werkweek of 60 dagen in de zesdaagse werkweek;2. de sector niet vrijwillige verlaten hebben of niet ontslagen zijn om dringende reden. B. Worden beschouwd als gelijkgestelde dagen, de dagen zoals zij zijn gelijkgesteld in de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders.
De berekening van het bedrag van de eindejaarspremie geschiedt enkel op basis van de effectief aangegeven R.S.Z lonen.
De eindejaarspremie wordt op het einde van het betrokken kalenderjaar uitgekeerd volgens de modaliteiten vastgesteld door de raad van beheer van het "Sociaal Fonds voor de handel in brandstoffen". HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst annuleert en vervangt artikel 9bis van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 1980, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 oktober 1981 en alle verdere wijzigingen daarvan. HOOFDSTUK VII. - Geldigheidsduur
Art. 9.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en is van toepassing op de eindejaarspremies die vanaf 2005 uitbetaalbaar zijn. § 2. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet gebeuren minstens drie maanden voor de aanvang van de referteperiode bepaald in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
De opzegging moet geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 mei 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN