gepubliceerd op 18 september 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van de burgerlijke repetitors bij de Koninklijke Militaire School
31 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van de burgerlijke repetitors bij de Koninklijke Militaire School
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1994 betreffende het statuut en de bezoldiging van het onderwijzend burgerpersoneel van de Koninklijke Militaire School, inzonderheid op artikel 3, § 5, 2e lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 oktober 1966 tot vaststelling van de administratieve en geldelijke toestand van sommige leden van het burgerlijk onderwijzend personeel van het Ministerie van Landsverdediging, die hun dienstplicht in vredestijd vervullen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 november 1984;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 juli 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 19 november 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op l9 november 1996;
Gelet op het protocol van 15 september 1997 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in het Sectorcomité XIV zijn vermeld;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Het ambt van burgerlijk repetitor bij de Koninklijke Militaire School wordt uitgeoefend door stagedoende of vastbenoemde repetitors.
Art. 2.De burgerlijke repetitors verlenen hun medewerking aan de praktische werken, aan de seminaries, aan de geleide oefeningen alsook aan de controle van de kennis van de leerlingen; zij mogen eveneens vervangingen verzekeren in sommige uitzonderlijke gevallen. HOOFDSTUK II. - Werving Afdeling 1
Toelating tot de proeftijd en benoeming in vast verband
Art. 3.Om tot de proeftijd te worden toegelaten, moet ieder kandidaat aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn of burger van de Europese Unie;2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;5° houder zijn van een van de in artikel 3, § 5, bedoelde diploma's van de wet van 16 maart 1994 betreffende het statuut en de bezoldiging van het onderwijzend burgerpersoneel van de Koninklijke Militaire School;6° aan de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de taalregeling voldoen;7° aan geen enkele ziekte of gebrekkigheid lijden, onverenigbaar met de uitoefening van het ambt en beantwoorden aan de criteria die bij het koninklijk besluit van 1 december 1964 betreffende de controle op de lichamelijke geschiktheid vereist van gegadigden voor bepaalde overheidsbetrekkingen zijn bepaald;8° geslaagd zijn voor een vergelijkend wervingsexamen dat door Onze Minister van Landsverdediging wordt georganiseerd.
Art. 4.De kandidaten worden door de Koning tot de proeftijd toegelaten in de volgorde van hun rangschikking bij het vergelijkend examen.
Art. 5.De proeftijd duurt één jaar.
De afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de duur van de proeftijd; het jaarlijks vakantieverlof komt niet in aanmerking voor de berekening van deze dagen afwezigheid.
Art. 6.Na zes maanden stelt de commandant van de Koninklijke Militaire School een uitvoerig verslag op over de wijze van dienen van de stagiair.
Dit verslag wordt medegedeeld aan de stagiair die er zich toe beperkt het te viseren, te dagtekenen en binnen tien dagen terug te bezorgen, indien hij hiertegen geen bezwaar heeft in te brengen. Oordeelt de stagiair daarentegen dat dit verslag niet gegrond is dan viseert hij het in die zin en zendt hem binnen tien dagen terug, eventueel samen met een bezwaarschrift waarvan de ontvangst hem bericht wordt. De commandant van de Koninklijke Militaire School zendt dat verslag aan de chef van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het Ministerie van Landsverdediging, die het bij het persoonlijk dossier van de stagiair voegt.
Een maand vóór het einde van de proeftijd stelt de commandant van de Koninklijke Militaire School een eindverslag op.
Dit verslag wordt besloten met een gemotiveerd voorstel tot benoeming in vast verband of tot afdanking.
Het eindverslag wordt medegedeeld aan de stagiair die er zich toe beperkt het te viseren, te dagtekenen en binnen tien dagen terug te bezorgen, indien hij hiertegen geen bezwaar heeft in te brengen.
Oordeelt de stagiair daarentegen dat dit verslag niet gegrond is dan viseert hij het in die zin en zendt hem binnen tien dagen terug, eventueel samen met een bezwaarschrift waarvan de ontvangst hem bericht wordt. De commandant van de Koninklijke Militaire School zendt dat verslag aan de chef van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het Ministerie van Landsverdediging.
Art. 7.De stagiair kan tijdens de proeftijd worden afgedankt op gemotiveerd voorstel van de commandant van de Koninklijke Militaire School, die het voorstel onverwijld aan de stagiair voorlegt. Deze viseert het, dagtekent het en bezorgt het binnen tien dagen terug.
Dit voorstel wordt aan de chef van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het Ministerie van Landsverdediging overgezonden.
Art. 8.De stagiair tegen wie een gemotiveerd voorstel tot afdanking wordt geformuleerd, kan binnen een termijn van tien dagen die op de kennisgeving van dit voorstel volgt, een bezwaarschrift indienen bij de commandant van de Koninklijke Militaire School die hem hiervan dezelfde dag de ontvangst bevestigt.
Voornoemde overheid zendt het bezwaarschrift de dag van ontvangst over aan de chef van het Burgerlijk Algemeen Bestuur die het bij de directieraad van het Ministerie van Landsverdediging aanhangig maakt.
De directieraad brengt bij de Minister zijn gemotiveerd advies uit binnen een termijn van ten hoogste één maand te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van het bezwaarschrift.
Op eigen verzoek wordt de stagiair door de directieraad gehoord. Hij mag zich laten bijstaan door een advokaat, door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde leden van het burgerlijk onderwijzend korps van de Koninklijke Militaire School of door een afgevaardigde van een erkende vakvereniging.
Art. 9.De benoeming in vast verband en de afdanking worden door de Koning gedaan.
Art. 10.De stagiair kan tijdens de proeftijd of op het einde ervan slechts worden afgedankt met een opzeggingstermijn van zes maanden, behoudens in geval van ernstige tekortkoming, waarin hij zonder opzegging kan worden afgedankt. Hij moet vooraf gehoord worden. Ten laatste op de datum van de beslissing tot afdanking wordt met de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van zes maanden afgesloten die overeenstemt met de in het eerste lid bedoelde opzeggingstermijn.
Art. 11.Een stagiair kan vrijwillig zijn ambt neerleggen met een opzeggingstermijn van dertig dagen. Afdeling 2. - Bijzondere benoemingsprocedure
Art. 12.In afwijking van de bepalingen betreffende de toelating tot de proeftijd en de benoeming in vast verband, voorgeschreven bij afdeling 1 van dit hoofdstuk, kan door de Koning tot burgerlijk repetitor worden benoemd, de militaire repetitor die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 3 van dit besluit, op voorstel van de commandant van de Koninklijke Militaire School, met inzonderheid de vermelding van de wetenschappelijke en pedagogische verdiensten van de kandidaat alsmede van de redenen die de toevlucht tot de bijzondere benoemingsprocedure hebben gerechtvaardigd. HOOFDSTUK III. - Toepasselijk verklaarde bepalingen
Art. 13.Onverminderd de bepalingen van dit statuut, zijn de burgerlijke repetitoren bij de Koninklijke Militaire School onderworpen aan de regels die voor de rijksambtenaren gelden inzake : 1° rechten, plichten en overenigbaarheden;2° persoonlijke aansprakelijkheid;3° controle op de lichamelijke geschiktheid;4° administratieve standen;5° verloven en afwezigheden;6° syndicaal statuut;7° schorsing in het belang van de dienst;8° tuchtstelsel;9° ambtsneerlegging.
Art. 14.Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 13, moet worden verstaan : - onder de Minister, de Minister van Landsverdediging; - onder de chef van het bestuur, de chef van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het Ministerie van Landsverdediging.
Art. 15.§ 1. Inzake onverenigbaarheden, wordt de adviserende opdracht die aan de te dien einde samengestelde commissies is voorbehouden, door de directieraad van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het Ministerie van Landsverdediging vervuld. § 2. In afwijking van artikel 13, worden de jaarlijkse vakantieverloven elk jaar door de commandant van de Koninklijke Militaire School vastgesteld. § 3. Inzake administratieve standen, is de duur van de stage die voor de burgerlijke repetitors bij de Koninklijke Militaire School moet worden in aanmerking genomen, deze welke bij artikel 5 van dit besluit is bepaald. § 4. In afwijking van artikel 13, inzake tuchtregeling komen de burgerlijke repetitors bij de Koninklijke Militaire School voor de navolgende tuchtstraffen in aanmerking : 1° terechtwijzing;2° blaam;3° inhouding van wedde;4° tuchtschorsing;5° afzetting. Die straffen worden door de directieraad van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het Ministerie van Landsverdediging voorgesteld naar aanleiding van een verslag van de commandant van de Koninklijke Militaire School en door de Minister uitgesproken.
De opdracht waarmee de raden van beroep zijn belast wordt waargenomen door de raad van beroep van het Ministerie van Landsverdediging ingesteld in uitvoering van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
De assessoren die in dit geval zitting hebben moeten tot niveau 1 van het rijkspersoneel behoren en dezelfde bepalingen vervullen zoals de ambtenaren aangewezen om zitting te hebben in de interdepartementale raad van beroep. § 5. Inzake ambtsneerlegging wordt de beroepsongeschiktheid vastgesteld door het handhaven gedurende twee achtereenvolgende jaren van een ongunstig verslag dat op het einde van het academiejaar door de directieraad van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het Ministerie van Landsverdediging naar aanleiding van een met redenen omkleed voorstel van de commandant van de Koninklijke Militaire School wordt opgesteld. Dit met redenen omkleed voorstel wordt door de betrokkene geviseerd; hij kan op eigen verzoek door de directieraad worden gehoord. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 16.De burgerlijke repetitors bij de Koninklijke Militaire School in dienst vóór de datum waarop dit besluit in werking treedt, worden geacht aan de wervingsvereisten vastgesteld door dit besluit te hebben voldaan.
Art. 17.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 oktober 1966 tot vaststelling van de administratieve en geldelijke toestand van sommige leden van het burgerlijk onderwijzend personeel van het Ministerie van Landsverdediging die hun dienstplicht in vredestijd vervullen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 november 1984 worden tussen de woorden "van de Koninklijke Militaire School" en "van de Krijgsschool" de woorden "met uitzondering van de repetitors" ingevoegd.
Art. 18.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 19.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te, Brussel, 31 augustus 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET