Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2009
gepubliceerd op 29 oktober 2009

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de invoering van een nieuwe weddeschaal in de textiel sector

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2009012218
pub.
29/10/2009
prom.
30/09/2009
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de invoering van een nieuwe weddeschaal in de textiel sector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de invoering van een nieuwe weddeschaal in de textiel sector.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET Nota Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2009 Invoering van een nieuwe weddeschaal in de textiel sector (Overeenkomst geregistreerd op 28 mei 2009 onder het nummer 92204/CO/214) Gelet op de Europese Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep;

Gelet op de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;

Gelet op het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 voor de jaren 2007-2008;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1985 tot coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk betreffende de bezoldigingsvoorwaarden en in het bijzonder punt 5 betreffende de koppeling van de bezoldigingen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003 betreffende de invoering van de herziene geactualiseerde functieclassificatie en de er aan gekoppelde weddeschaal, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2005;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2007 betreffende de weddeschaal in de textielsector, waarin de sociale partners de volgende vaststellingen hebben gedaan : - dat de van toepassing zijnde weddeschaal, ingevoerd met de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003 betreffende de invoering van de herziene geactualiseerde functieclassificatie en de er aan gekoppelde weddeschaal, gebaseerd is op een leeftijdscriterium en bijgevolg resulteert in een onderscheid inzake verloning in functie van de leeftijd; - dat een conventioneel systeem tot een correcte, billijke en niet-discriminerende verloning een aandachtspunt is van zowel de representatieve werkgevers- als werknemersorganisaties; dat het momenteel van toepassing zijnde systeem voor de bedienden ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk volgens de sociale partners voldeed aan deze hiervoor bedoelde voorwaarden en om die reden ook ingesteld werd voor onbepaalde tijd, hetgeen gebeurde tijdens de uitoefening van hun wettelijke vertegenwoordiging van de werkgevers en hun werknemers, zoals bepaald in het algemeen kader van het overleg in België en meer bepaald in de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritair comités en waarbij het huidige conventionele verloningssysteem dan ook berust op een ruime consensus onder hen die er rechtstreeks bij betrokken zijn; - dat de Europese richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 en de daaruit voortvloeiende wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie een algemeen verbod op leeftijdsdiscriminatie in arbeid en beroep inhouden, waardoor de handhaving op langere termijn van de huidige weddeschaal omwille van het leeftijdscriterium in het kader van een correcte, billijke en niet-discriminerende verloning in de textielsector problematisch is; - dat bovendien op basis van recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap de van toepassing zijnde weddeschaal omwille van het leeftijdscriterium de antidiscriminatie-toets moeilijk kan doorstaan; - dat om voornoemde redenen de huidige weddeschaal moet gewijzigd dan wel vervangen worden door een alternatief systeem om het conform te maken aan deze nieuwe voorwaarden; - dat deze leeftijdsgebonden weddeschaal sinds jaren de basis vormt voor het verloningsbeleid van de bedienden in de textielsector en om deze reden ook niet abrupt kan afgeschaft worden, zonder dat er aan de ondernemingen een volwaardig alternatief terzake kan geboden worden; - dat het evenwel onmogelijk was om de nodige aanpassingen te doen binnen de termijn tot het sluiten van de algemene nationale sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 2007 voor de jaren 2007-2008, vermits een grondig onderzoek noodzakelijk is om te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan die op hun beurt mogelijk in tegenspraak zijn met de Europese Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 of met de Belgische wetgeving terzake; dat in afwachting van dit alternatief verloningssysteem zij van oordeel zijn dat een tijdelijke handhaving van het huidig systeem kadert in een legitiem doel, en duidelijk niet disproportioneel is aan de doelstellingen van de Europese en nationale regelgeving; - dat het op een plotse wijze een einde stellen aan de bestaande consensus omtrent het conventioneel verloningssysteem de sociale vrede in het gedrang zou kunnen brengen en een sereen paritair overleg met het oog op de uitwerking van een nieuw sectoraal verloningssysteem in de textielsector ernstig zou hypothekeren.

Gelet op de brief van 16 februari 2007 van de Minister van Werk, Peter Vanvelthoven, aan de voorzitters van de paritaire comités, waarin de sociale partners verzocht worden om de huidige leeftijdsgebonden verloningssystemen te herzien en ze om te vormen, aan de hand van andere onderscheidingscriteria dan de leeftijd, met inachtneming van de budgettaire en sociale neutraliteit;

Gelet op de brief van 22 december 2008 van de Vice-Eerste Minister van Werk en Gelijke Kansen, Joëlle Milquet, aan de intersectorale en sectorale sociale partners waarin zij verwijst naar een studie van een interdisciplinaire groep van professoren en deskundigen in collectief arbeidsrecht, discriminatie en in overheidsaansprakelijkheid en naar de resultaten van de werkgroep met de juridische dienst van de Europese Commissie en concludeert dat niet enkel directe leeftijdsonderscheiden in leeftijdsbarema's problematisch zijn, maar eveneens indirecte leeftijdsonderscheiden zoals loonbarema's die onder meer gebaseerd zijn op anciënniteit of professionele ervaring;

Zowel de Europese Richtlijn 2000/78 als de huidige omzettingswet van 10 mei 2007 stellen dat ook een indirect leeftijdsonderscheid als een verboden indirecte leeftijdsdiscriminatie aanzien wordt tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor gegeven wordt. Het onderscheid moet een legitiem doel nastreven, de middelen daartoe moeten geschikt, noodzakelijk en proportioneel zijn. De sociale partners zijn de meest gerede partij om deze rechtvaardiging te geven;

Gelet op de algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2009 voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk gesloten voor de jaren 2009 en 2010;

Gelet op onderstaande motivering;

MOTIVERING De sociale partners, vertegenwoordigd in het Paritair Comité nr. 214 voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, zijn overeengekomen om het critérium "leeftijd" in de huidige weddeschaal te vervangen door het critérium "beroepservaring" in een nieuwe weddeschaal.

Gelet op het vrij verkeer van werknemers, wordt met het oog op de nieuwe weddeschaal, het criterium "beroepservaring" gedefinieerd als de effectieve beroepsprestaties van de bediende, uitgedrukt in volledige jaren, in de textielsector of in een andere sector, in eenzelfde of een andere functie en rekening houdend met bepaalde gelijkstellingen van schorsingsperiodes van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of van volledige werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, en in voorkomend geval, beperkt in de tijd.

Deze door de sociale partners gekozen optie berust enerzijds op het feit dat de ervaren bedienden, in vergelijking met een beginnende beroepsbeoefenaar, over meer ontwikkelde competenties, maturiteit en knowhow beschikken om hun functie in alle facetten op een volwaardige wijze uit te oefenen en derhalve ook een hogere toegevoegde waarde aan de onderneming kunnen bieden. Zeker in de eerste helft van de beroepsloopbaan draagt de toename van de beroepservaring bij tot een meer performante uitoefening van de functie. Anderzijds is het belonen van de deskundigheid en de kennis van de werknemer die met de jaren stijgen, niet alleen een bron van financiële motivatie voor de werknemer, maar ook een waarborg van stabiliteit en continuïteit voor de ondernemingen.

De nieuwe weddeschaal voorziet voor elke functiecategorie een progressie in de loonschaal op basis van de opgebouwde ervaring. De sociale partners zijn van oordeel dat zij in het kader van de ervaringsopbouw in de beroepsloopbaan drie periodes kunnen onderscheiden. In een eerste gedeelte van de beroepsloopbaan (hier vastgesteld op de eerste 14 jaar van de beroepscarrière) evolueert de ervaringsopbouw sneller en heeft een belangrijkere impact op de wijze waarop de functiebeoefenaar zijn prestaties levert, dan in een tweede gedeelte van de beroepsloopbaan (hier vastgesteld op de periode van meer dan 14 jaar tot 24 jaar beroepservaring) waarin de ervaringsopbouw weliswaar nog een belangrijke rol speelt, maar minder uitgesproken dan in de eerste periode. Vandaar dat de baremieke verhogingen in de eerste periode na 12 maanden bijkomende ervaringsopbouw en in de tweede periode na 24 maanden bijkomende ervaringsopbouw gebeuren. Na afloop van deze eerste twee perioden is de verdere ervaringsopbouw niet meer van die aard dat zij nog een verschil kan betekenen voor de wijze waarop de functiebeoefenaar zijn beroepsprestaties levert en een verschil in de baremieke verloning zou kunnen verantwoorden.

De ervaringsopbouw start op de leeftijd van 21 jaar. De sociale partners zijn van oordeel dat deze aanvangsleeftijd gerechtvaardigd is vanuit het oogpunt dat een jongere deze leeftijd moet bereikt hebben om over voldoende maturiteit en algemeen ontwikkelde competenties te beschikken om een functie op een aanvaardbaar niveau te kunnen uitoefenen.

Vandaar dat het geheel van de regeling eveneens een specifieke bezoldigingsregeling voor bedienden van minder dan 21 jaar voorziet.

Volgens de sociale partners is deze degressieve, baremieke verloning voor bedienden van minder dan 21 jaar inherent aan het basiselement van de nieuwe loonstructuur, namelijk de beroepservaring. Zo zal de jonge werknemer zich in de periode tussen 18 en 20 jaar kunnen ontwikkelen en de nodige maturiteit en algemene competenties verwerven om aan de basisvereisten te voldoen om de functie naar behoren te kunnen uitoefenen.

Bovendien zijn de sociale partners van mening dat door een degressieve bezoldiging in functie van de leeftijd van deze jonge werknemer te hanteren, de aanwerving van deze laatste door de ondernemingen sterk wordt aangemoedigd. Bijgevolg leidt deze maatregel tot een stijging van hun kansen en deelname op de arbeidsmarkt.

Daarnaast is het voor deze jonge bedienden zeer belangrijk dat zij vroegtijdig een professionele ervaring opdoen met het oog op een duurzame deelname op de arbeidsmarkt op een latere leeftijd.

Deze jonge bedienden op een dergelijke manier bezoldigen vormt een relevante en gepaste maatregel ten opzichte van de nagestreefde doelen en er bestaat geen enkele andere minder discriminerende maatregel.

Met de vervanging van het leeftijdsbarema willen de sociale partners komaf maken met een discriminatie op basis van leeftijd. Tegelijk willen zij er over waken dat er ongewild geen nieuwe discriminatietoestanden ontstaan. Vrouwelijke werknemers komen omwille van diverse oorzaken zoals moederschap en familiale redenen meer dan mannelijke werknemers in een deeltijdse tewerkstelling terecht. Om die redenen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse prestaties.

Wat de schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst betreft wordt daarbij in het bijzonder gedacht aan périodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, waarvan de sociale partners het billijk achten dat deze schorsingsperiodes omwille van de gezondheidstoestand volledig worden gelijkgesteld. Dezelfde redenering wordt aangehouden voor periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet dat opgenomen wordt om zorg te verlenen aan zijn kind dat jonger is dan 18 jaar, een moeder/vader ouder dan 70 jaar, een zwaar ziek gezins- of familielid of een persoon die lijdt aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevindt. Deze gelijkstelling wordt evenwel beperkt tot twee jaar. Een periode van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet dat opgenomen wordt voor het volgen van een beroepsopleiding georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de bevoegde regionale overheid en waarvan het programma tenminste 120 uren op jaarbasis omvat, wordt eveneens gelijkgesteld, zij het beperkt tot één jaar. Andere periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet zonder de voomoemde motieven worden niet gelijkgesteld.

De periodes buiten de uitvoering van een arbeidsovereenkomst worden niet met effectieve beroepsprestaties gelijkgesteld, tenzij het een periode van volledige vergoede werkloosheid betreft of een periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval van gemeen recht; in beide gevallen wordt de gelijkstelling beperkt tot maximum 2 jaar.

Periodes van arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval of beroepsziekte, gedekt door uitkeringen, worden volledig gelijkgesteld.

Door deze verschillende gelijkstellingen, streven de sociale partners de volgende legitieme verantwoorde en passende doelstellingen na : - de gelijkstelling van de schorsingsperiodes van de arbeidsovereenkomst heeft tot doel alle mogelijke directe en indirecte discriminatie te bestrijden rekening houdend met bepaalde uitsluitingen die noodzakelijk zijn ten aanzien van de legitieme doelstelling vastgelegd door de sociale partners. Door deze beperkingen wordt aldus de opbouw gebaseerd op de effectieve beroepservaring niet in het gedrang gebracht; - de gelijkstelling van een beperkte werkloosheidsperiode beoogt de nieuwe hogere competenties van de bedienden die ze tijdens deze periode door opleidingen en heroriëntatietrajecten hebben ontwikkeld te waarderen. Maar om de pertinentie van het gekozen criterium "beroepservaring" te kunnen verzekeren wordt deze gelijkstellingperiode eveneens in de tijd beperkt; - om de mobiliteit op de arbeidsmarkt te bevorderen dient beroepservaring bij verandering van werkgever bewaard te blijven gezien ze verbonden is aan de verworven competenties van de bediende en niet aan de getrouwheid aan de werkgever.

Zodoende zetten de sociale partners een punt achter de weddeschaal ingevoerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003 betreffende de invoering van de herziene en geactualiseerde functieclassificatie en de eraan gekoppelde weddeschaal op basis van het leeftijdscriterium. Zo voeren zij een conventioneel niet-discriminerend bezoldigingssysteem in dat de verworven rechten van de werknemers naleeft.

Gelet op wat voorafgaat, WORDT TUSSEN De Landelijke Bedienden Centrale - Nationaal Verbond voor Kaderpersoneel, De Bond der Bedienden, Technici en Kaders van België, De Algemene Centrale der Libérale Vakbonden van België enerzijds, EN FEDUSTRIA, de federatie van de textiel, hout en meubelindustrie anderzijds, HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN : HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en op de bedienden die zij tewerkstellen waarvan de functie beantwoordt aan de criteria van één van de zes categorieën waarvan sprake in de functieclassificatie voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003 betreffende de invoering van de herziene en geactualiseerde functieclassificatie en de eraan gekoppelde weddeschaal, uitgezonderd de NV Celanese en haar bedienden. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2007 betreffende de weddeschaal in de textielsector en heeft tot doel een weddeschaal op basis van beroepservaring (hierna "nieuwe weddeschaal" genoemd) in te voeren voor de in § 1 hiervoor bedoelde bedienden. HOOFDSTUK 2. - Weddeschaal

Art. 2.§ 1. De weddeschaal is opgenomen in bijlage van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, met vermelding van de bedragen gekoppeld aan de indexschijf 110,171-112,373 (basis 2004 = 100). § 2. Deze weddeschaal wordt gekoppeld aan de functieclassificatie opgenomen in bijlage I van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003, betreffende de invoering van de herziene en geactualiseerde functieclassificatie en de er aan gekoppelde weddeschaal. § 3. Deze weddeschaal vervangt met ingang van 1 oktober 2009 de weddeschaal, bedoeld in artikel 4 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003.

Art. 3.De weddeschaal voorziet voor elk van de 6 categorieën van de functieclassificatie in baremieke verhogingen op basis van het criterium "beroepservaring". De baremieke bezoldigingen, voortvloeiend uit deze weddeschaal en toepasselijk op de bedienden bedoeld in artikel 1, § 1, vormen, onverminderd de toepassing van hoofdstuk IV : bijzondere gevallen, een minimumloon voor elke categorie in functie van de beroepservaring van de bediende.

Art. 4.§ 1. Onder "beroepservaring" wordt verstaan de beroepsprestaties van de bediende, uitgedrukt in volledige jaren, in de Belgische of de Europese textielsector of in een andere sector en rekening houdend met bepaalde gelijkstellingen zoals bepaald in §§ 4 en 5 van huidig artikel. § 2. Voor de vaststelling van de beroepsprestaties wordt geen onderscheid gemaakt tussen de voltijdse prestaties en de deeltijdse prestaties. § 3. Voor de vaststelling van de beroepsprestaties in de textielsector of in een andere sector komen uitsluitend in aanmerking : de periodes van effectieve uitoefening van dezelfde functie of een andere functie, ongeacht de categorie waartoe deze functie behoort, en ongeacht of deze functie werd uitgeoefend bij de werkgever waar de bediende werd aangeworven of bij een andere werkgever. § 4. De periodes van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden met effectieve beroepsprestaties gelijkgesteld met uitzondering van : a) de periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet dat opgenomen wordt om zorg te verlenen aan zijn kind dat jonger is dan 18 jaar, een moeder/vader ouder dan 70 jaar, een zwaar ziek gezins- of familielid of een persoon die lijdt aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevindt, vanaf het derde jaar;b) de periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet dat opgenomen wordt voor het volgen van een beroepsopleiding georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de bevoegde régionale overheid en waarvan het programma tenminste 120 uren op jaarbasis omvat, vanaf het tweede jaar;c) de periodes van voltijdse schorsing wegens tijdskrediet zonder de redenen zoals bedoeld in punt a) en b) hiervoor. § 5. De periodes buiten de uitvoering van een arbeidsovereenkomst worden gelijkgesteld met effectieve beroepsprestaties als volgt : a) de periodes van volledige werkloosheid gedekt door werkloosheidsuitkeringen met een maximum van twee jaar;b) de periodes van ziekte of invaliditeit gedekt door uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering met een maximum van twee jaar;c) de periodes van arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval of beroepsziekte, gedekt door uitkeringen.

Art. 5.§ 1. De opbouw van de relevante beroepservaring in alle functiecategorieën opgenomen in de weddeschaal, begint te lopen vanaf de leeftijd van 21 jaar. § 2. De aanvangslonen die in de weddeschaal voor alle functiecategorieën worden vastgelegd stemmen overeen met beroepservaringniveau 0 en 0 ervaringsjaren. § 3. Vanaf het aanvangsloon verhogen de baremieke lonen naar gelang de beroepservaring met 12 maanden is toegenomen ten aanzien van de beroepservaring uitgedrukt in volle jaren op het ogenblik van de indiensttreding of sedert de laatste baremieke loonsverhoging ingevolge de toename van de beroepservaring. De baremieke loonsverhoging heeft uitwerking met ingang van de maand volgend op de maand waarin de vereiste toename van de beroepservaring werd bereikt.

Voor de bedienden die zich in een fase van het ervaringsbarema bevinden waar slechts om de twee jaar een baremieke verhoging voorzien is, verhogen de baremieke lonen naar gelang de beroepservaring met 24 maanden is toegenomen ten aanzien van de beroepservaring uitgedrukt in volle jaren op het ogenblik van de indiensttreding of sedert de laatste baremieke loonsverhoging ingevolge de toename van de beroepservaring. De baremieke loonsverhoging heeft uitwerking met ingang van de maand volgend op de maand waarin de vereiste toename van de beroepservaring werd bereikt.

Fracties van jaren kunnen worden samengevoegd om tot een volledig jaar relevante beroepservaring te komen.

Art. 6.§ 1. Op het ogenblik van de indiensttreding wordt het baremieke loon van de bediende vastgesteld in overeenstemming met het ervaringsbarema van de catégorie waartoe zijn functie behoort en op basis van de relevante beroepservaring zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5, § 1 hiervoor. Voor de vaststelling van het baremieke loon op het ogenblik van de indiensttreding wordt alleen rekening gehouden met de relevante beroepservaring uitgedrukt in volledige jaren. § 2. Uiterlijk op het ogenblik van de indiensttreding vraagt de werkgever uitdrukkelijk aan de bediende de nodige externe bewijsstukken voor de vaststelling van zijn relevante beroepservaring, aan hem over te maken. § 3. De bediende moet uiterlijk binnen de maand na zijn indiensttreding de nodige externe bewijsstukken aan zijn werkgever overmaken. § 4. Indien de bediende, niettegenstaande de uitdrukkelijke vraag van de werkgever uiterlijk op het ogenblik van zijn indiensttreding, laattijdig de nodige externe bewijsstukken aan de werkgever overmaakt, zal er geen regularisatie voor de voorbije periode verricht worden. HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepalingen

Art. 7.§ 1. In afwijking van artikel 6 en voor de bedienden van alle categorieën in dienst op het ogenblik van de inwerkingtreding van de weddeschaal is het aantal jaren beroepservaring, uitgedrukt in volledige jaren, dat voor hen voor het verleden in aanmerking komt, gelijk aan het aantal jaren dat in het ervaringsbarema overeenstemt met het bedrag van het baremieke loon dat op hen van toepassing was op het ogenblik dat de weddeschaal, opgenomen in bijlage 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003, ophield uitwerking te hebben. § 2. Na de inwerkingtreding van de weddeschaal gaat de eerste verhoging op basis van toename van de beroepservaring in de eerste dag van de dertiende maand welke volgt op de laatste baremieke verhoging die het sectoraal minimumloon van de betrokken bediende voor de inwerkingtreding van de weddeschaal onderging.

Voor de bedienden die zich in een fase van het ervaringsbarema bevinden waar slechts om de twee jaar een baremieke verhoging voorzien is, zal de eerste baremieke verhoging ingaan de eerste dag van de vijfentwintigste maand welke volgt op de laatste baremieke verhoging die het sectoraal minimumloon van de betrokken werknemer voor de inwerkingtreding van de weddeschaal onderging.

De daaropvolgende baremieke verhogingen worden toegekend, overeenkomstig artikel 5, § 3, nadat de beroepservaring verder is toegenomen met twaalf of vierentwintig maanden, naargelang de fase van ervaringsopbouw waarin de bediende zich bevindt. § 3. Voor de bedienden van aile categorieën van wie het sectoraal minimumloon wegens recente indiensttreding op het ogenblik van de inwerkingtreding van de weddeschaal nog geen baremieke verhoging heeft ondergaan, zal de eerste baremieke verhoging na de inwerkingtreding van de weddeschaal ingaan de eerste dag van de dertiende maand volgend hun indiensttreding.

Voor de bedienden die zich in een fase van het ervaringsbarema bevinden waar slechts om de twee jaar een baremieke verhoging voorzien is, zal de eerste baremieke verhoging na de inwerkingtreding van de weddeschaal ingaan de eerste dag van de vijfentwintigste maand welke volgt op de laatste baremieke verhoging die het sectoraal minimumloon van de betrokken werknemer voor de inwerkingtreding van de weddeschaal onderging.

De daaropvolgende baremieke verhogingen worden toegekend, overeenkomstig artikel 5, § 3, nadat de beroepservaring verder is toegenomen met twaalf of vierentwintig maanden, naargelang de fase van ervaringsopbouw waarin de bediende zich bevindt.

Art. 8.De invoering van de nieuwe weddeschaal kan niet leiden tot een vermindering van de effectieve wedde van de bediende, in dienst op het ogenblik van de inwerkingtreding van de weddeschaal.

Art. 9.Bij de invoering van de weddeschaal kunnen geen nieuwe eisen gesteld worden in verband met het niveau en de structuur van de effectieve wedden. HOOFDSTUK 4. - Bijzondere gevallen

Art. 10.De bediende waarvan de functie behoort tot de catégorie 1 van de functieclassificatie en die tenminste 1 jaar anciënniteit in de onderneming heeft, wordt bezoldigd rekening houdend met het ervaringsbarema overeenstemmend met de categorie 2 van de weddeschaal.

Art. 11.De bediende waarvan de functie behoort tot de categorie 5 of 6 van de functieclassificatie, kan gedurende het eerste jaar van zijn tewerkstelling in de onderneming, bezoldigd worden aan het overeenstemmende ervaringsbarema van één categorie lager van de weddeschaal.

Art. 12.Voor de meestergasten en chef-meestergasten die aangeworven zijn met een arbeidsovereenkomst als bediende, zal de effectieve maandelijkse wedde overeenstemmen met hetgeen voorzien is in de loonschaal van het leidinggevend personeel met een arbeidersstatuut, ingevoerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 2001 houdende actualisatie van de functieclassificatie voor de arbeiders van de textielnijverheid en het breiwerk, zoals ingevoerd door punt V, "Functieclassificatie en baremieke loonschalen" van de nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993 voor de arbeiders van de textielnijverheid en het breiwerk.

Art. 13.Aan de bediende die de functie van handelsvertegenwoordiger uitoefent, wordt een minimumbezoldiging gewaarborgd tijdens het eerste jaar dienst die gelijk is aan de bezoldiging overeenstemmend met het aanvangsloon voor de categorie 4 van de weddeschaal. Vanaf het tweede jaar dienst in de onderneming is de gewaarborgde minimumbezoldiging gelijk aan de bezoldiging overeenstemmend met het aantal ervaringsjaren van de handelsvertegenwoordiger voor de categorie 5 van de weddeschaal. Deze minimumbezoldiging wordt maandelijks uitgekeerd als voorschot op het commissieloon. De eindafrekening wordt gemaakt op basis van de wedde uitgekeerd tijdens het verlopen burgerlijk jaar.

Art. 14.Voor de bedienden tewerkgesteld in de dubbele ploeg, nachtploeg of bijzondere ploegenstelsels worden de conventionele coëfficiënten, die geldig zijn voor de arbeiders, toegepast voor de berekening van de baremieke wedden van de bedienden, die betrokken zijn bij deze stelsels.

Art. 15.Voor de bedienden die jonger dan 21 jaar zijn wordt de volgende degressiviteitsschaal toegepast : 20 jaar = 100pct. van de wedde overeenstemmend met het aanvangsloon van de categorie; 19 jaar = 95 pct. van de wedde overeenstemmend met het aanvangsloon van de categorie en 100 pct. vanaf één jaar anciënniteit; 18 jaar = 92,5 pct. van de wedde overeenstemmend met het aanvangsloon van de categorie. HOOFDSTUK 5. - Opheffingsbepalingen

Art. 16.De weddeschaal bedoeld in artikel 4 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003, houdt op uitwerking te hebben op het ogenblik dat de door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst ingevoerde weddeschaal in werking treedt.

Art. 17.De bepalingen van artikelen 8 tot en met 14 en artikelen 16 tot en met 21 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2003, houden op uitwerking te hebben op het ogenblik dat de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst in werking treedt. HOOFDSTUK 6. - Algemeen verbindend verklaring

Art. 18.De ondertekende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zou verklaard worden per koninklijk besluit. HOOFDSTUK 7. - Duur van de overeenkomst

Art. 19.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2009. Ze wordt gesloten voor onbepaalde tijd en kan opgezegd worden door elk van de ondertekenende partijen mits inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het paritair comité en aan de ondertekenende partijen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2009.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de invoering van een nieuwe weddeschaal in de textiel sector NIEUWE WEDDESCHAAL BEDIENDEN (P.C. nr 214) Maandelijkse bedragen op 1 oktober 2008 Indexschijf (basis 2004) = 110,171 - 112,373

Années d'expérience professionnelle (1) - Jaren beroepservaring (2)

1

2

3

4

5

6

0

1.675,98

1.712,24

1.771,18

1.807,44

1.877,15

1.969,59

1

1.692,48

1.730,76

1.791,22

1.826,75

1.903,03

2.000,67

2

1.709,09

1.749,48

1.811,48

1.847,15

1.929,29

2.032,22

3

1.725,91

1.768,40

1.832,02

1.868,09

1.955,90

2.064,28

4

1.742,88

1.787,56

1.852,75

1.889,23

1.982,88

2.096,87

5

1.760,03

1.806,92

1.873,72

1.910,64

2.010,26

2.129,97

6

1.777,36

1.826,48

1.894,95

1.932,29

2.038,00

2.163,59

7

1.794,84

1.846,26

1.916,43

1.954,20

2.066,14

2.197,76

8

1.812,51

1.866,25

1.938,14

1.976,34

2.094,67

2.232,47

9

1.830,37

1.886,48

1.960,11

1.998,74

2.123,59

2.267,74

10

1.848,37

1.906,92

1.982,32

2.021,41

2.152,95

2.303,57

11

1.866,58

1.927,59

2.004,79

2.044,32

2.182,69

2.339,99

12

1.884,98

1.948,49

2.027,53

2.067,51

2.212,86

2.376,98

13

1.903,52

1.969,60

2.050,53

2.090,97

2.243,44

2.414,55

14

1.922,29

1.990,96

2.073,78

2.114,68

2.274,45

2.452,73

16

1.941,23

2.012,56

2.097,30

2.138,69

2.305,90

2.491,54

18

1.960,35

2.034,38

2.121,09

2.162,94

2.337,79

2.530,95

20

1.979,69

2.056,45

2.145,17

2.188,10

2.370,11

2.570,97

22

1.999,19

2.078,77

2.169,52

2.212,34

2.402,92

2.611,68

24

2.018,90

2.101,31

2.194,13

2.237,46

2.436,15

2.653,01


(2) De ervaringsopbouw start vanaf de leeftijd van 21 jaar. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2009.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^