gepubliceerd op 25 april 1998
Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 63 en 66, § 2, van hoofdstuk VII, Collectief ontslag, van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling
30 MAART 1998. Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 63 en 66, § 2, van hoofdstuk VII, Collectief ontslag, van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, inzonderheid op de artikelen 63 et 66, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 maart 1984, 11 juni 1986 en 9 maart 1995;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er aanleiding toe bestaat, voor zover hoofdstuk VII van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling van toepassing is op elk collectief ontslag dat plaatsvindt na de datum van haar inwerkingtreding namelijk 19 februari 1998, om zo spoedig mogelijk haar noodzakelijke uitvoeringsbepalingen te nemen;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° wet: de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling;2° koninklijk besluit: het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag.
Art. 2.De berekening van het aantal werknemers tewerkgesteld tijdens het kalenderjaar bedoeld in de artikelen 62, 5°, en 63 van de wet wordt uitgevoerd volgens de nadere regelen bepaald door de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit.
Art. 3.De ambtenaar bedoeld in artikel 66, § 2, van de wet is de ambtenaar in de zin van de artikelen 6 en 7 van het koninklijk besluit.
Art. 4.De kennisgeving bedoeld in artikel 66, § 2, van de wet is deze bepaald in artikel 7 van het koninklijk besluit.
Art. 5.Artikel 7, 8°, van het koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende tekst : « 8° het bewijs dat de werkgever heeft voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 66, § 1, tweede lid, van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling. ».
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking op 19 februari 1998.
Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998. Koninklijk besluit van 24 mei 1976, Belgisch Staatsblad van 17 september 1976.
Koninklijk besluit van 26 maart 1984, Belgisch Staatsblad van 18 april 1984.
Koninklijk besluit van 11 juni 1986, Belgisch Staatsblad van 26 juni 1986.
Koninklijk besluit van 9 maart 1995, Belgisch Staatsblad van 28 maart 1995.