Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 juni 2009
gepubliceerd op 03 juli 2009

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2009024226
pub.
03/07/2009
prom.
30/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/30/2009024226/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, artikelen 35quater en 35sexies ingevoegd bij de wet van 19 december 1990, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel, de artikelen 24, 25 en 26;

Gelet op het advies van de Raad van de Tandheelkunde, gegeven op11 juli 2008;

Gelet op het advies nr. 44.961/3 van de Raad van State, gegeven op 16 september 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 24 van het koninklijk besluit van 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel wordt vervangen als volgt : «

Art. 24.§ 1. De bevoegde kamer van de erkenningscommissie controleert de naleving van de criteria voor het behoud van de erkenning en de beroepstitel van de beoefenaar van de tandheelkunde die zijn vastgesteld door de Minister, overeenkomstig artikel 35sexies van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, ingevoegd bij de wet van 19 december 1990. § 2. De beoefenaar van de tandheelkunde stelt de erkenningscommissie voor het einde van elke cyclus van zes jaar in kennis van de gegevens waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de criteria voor het behoud van de erkenning. § 3. De beoefenaar van de tandheelkunde die niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning wordt hiervan op de hoogte gebracht door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. § 4. De beoefenaar van de tandheelkunde die niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning wordt opgeroepen om zich te verantwoorden voor de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

Daartoe wordt de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde uitgenodigd, behoudens in geval van hoogdringendheid, ten minste vijftien dagen voor de vergadering waarop zijn dossier zal worden onderzocht, bij een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, om te verschijnen voor de bevoegde kamer teneinde alle nuttige informaties te geven. Hij mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden.

Indien de belanghebbende beoefenaar van de tandheelkunde, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, dan wordt er uitspraak gedaan op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. In dat geval wordt de betrokkene opgeroepen voor de volgende bijeenkomst van de erkenningscommissie.

Het dossier wordt op het secretariaat ter beschikking gehouden van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde of zijn raadsman; het kan daar ingekeken worden, zonder verplaatsing ervan, gedurende de vijftien dagen die aan de zitting voorafgaan. Het met redenen omklede advies van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen de dertig dagen ter kennis gebracht van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs.

De beoefenaar van de tandheelkunde die geen afdoende verantwoording aflegt voor de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, moet zich voegen naar de criteria voor het behoud van de erkenning binnen een termijn medegedeeld door de erkenningscommissie, met een maximum van twee jaar. § 5. Indien de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde, binnen de hem toegestane termijn, niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning, kan de Minister, op voorstel van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, zijn erkenning intrekken.

Na de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde gehoord te hebben overeenkomstig de procedure voorzien in § 4, tweede lid, spreekt de bevoegde kamer van de erkenningscommissie zich uit. Het met redenen omklede voorstel van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen dertig dagen aan de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde kenbaar gemaakt per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging. »

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 24bis ingevoegd, luidende : «

Art. 24bis.§ 1. De erkenningscommissie behoudt zich het recht voor de naleving van de door de Minister vastgelegde voorwaarden voor het behoud van de erkenning indien nodig en op eigen initiatief te controleren.

In ieder geval kan deze controle doorgevoerd worden als de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde niet voldoet aan de kennisgeving voorzien in artikel 24, § 2. § 2. De betrokken beoefenaar van de tandheelkunde wordt schriftelijk van de lopende controle jegens hem op de hoogte gebracht. § 3. De betrokken beoefenaar van de tandheelkunde bezorgt de erkenningscommissie binnen de 30 dagen vanaf de datum waarop het schrijven waarvan sprake in § 2 is verzonden, de documenten waaruit de naleving van de door de Minister vastgestelde voorwaarden voor het behoud van de erkenning in kwestie blijkt. In geval van uitzonderlijke gemotiveerde omstandigheden, kan de erkenningscommissie de termijn verlengen. § 4. De beoefenaar van de tandheelkunde die naar aanleiding van de controle door de erkenningscommissie niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning wordt opgeroepen om zich te verantwoorden voor de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

Daartoe wordt de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde uitgenodigd, behoudens in geval van hoogdringendheid, ten minste vijftien dagen voor de vergadering waarop zijn dossier zal worden onderzocht, bij een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs, om te verschijnen voor de kamer teneinde alle nuttige informaties te geven.

Hij mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden. Indien de belanghebbende beoefenaar van de tandheelkunde, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, dan wordt er uitspraak gedaan op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. In dat geval wordt de betrokkene opgeroepen voor de volgende bijeenkomst van de erkenningscommissie. Het dossier wordt op het secretariaat ter beschikking gehouden van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde of zijn raadsman; het kan daar ingekeken worden, zonder verplaatsing ervan, gedurende de vijftien dagen die aan de zitting voorafgaan. Het met redenen omklede advies van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen de dertig dagen ter kennis gebracht van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs.

De beoefenaar van de tandheelkunde die geen afdoende verantwoording aflegt voor de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, moet zich voegen naar de criteria voor het behoud van de erkenning binnen een termijn medegedeeld door de erkenningscommissie, met een maximum van twee jaar. § 5. Indien de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde, binnen de hem toegestane termijn, niet voldoet aan de criteria voor het behoud van de erkenning, kan de Minister, op voorstel van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, zijn erkenning intrekken.

Na de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde gehoord te hebben overeenkomstig de procedure voorzien in § 4, tweede lid, spreekt de bevoegde kamer van de erkenningscommissie zich uit. Het met redenen omklede voorstel van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen dertig dagen aan de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde kenbaar gemaakt per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging. »

Art. 3.Artikel 25 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met de volgende paragrafen : « § 2. Een beoefenaar van de tandheelkunde kan vragen aan de Minister om zijn erkenning gedurende een periode van maximum zes jaar opeenvolgend op te schorten. De Minister legt dit verzoek voor advies voor aan de bevoegde kamer van de erkenningscommissie. Dit verzoek kan eenmalig worden verlengd voor drie opeenvolgende jaren vanaf de eerste aanvraag. Ongeacht deze verlenging mag de totale duur van de opschorting de zes jaar niet overschrijden.

Artikel 12 is van toepassing op het advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

Het met redenen omklede advies van de kamer wordt aan de Minister medegedeeld en binnen dertig dagen aan de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde kenbaar gemaakt per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging. § 3. De beoefenaar van de tandheelkunde waarvan de erkenning opgeschort wordt overeenkomstig § 2, eerste en tweede lid, en die voor het einde van de toegekende opschortingstermijn geen schriftelijke aanvraag om zijn erkenning weer in werking te stellen indiende bij de Minister, kan zijn erkenning zien ingetrokken worden door de Minister op voorstel van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

De bevoegde kamer van de erkenningscommissie spreekt zich uit na de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde gehoord te hebben overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 24, § 4, tweede lid.

Het met redenen omklede voorstel van de kamer wordt medegedeeld aan de Minister en binnen de dertig dagen ter kennis gebracht van de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. »

Art. 4.Artikel 26 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «

Art. 26.§ 1. De beoefenaar van de tandheelkunde wiens erkenning werd opgeschort in toepassing van artikel 25, § 2, en die daartoe voor het einde van de toegekende opschortingstermijn een schriftelijke aanvraag indient bij de Minister, ziet zijn erkenning opnieuw in werking gesteld onder de voorwaarden door de Minister vastgelegd overeenkomstig artikel 35sexies van voornoemd koninklijk besluit nr. 78. § 2. De beoefenaar van de tandheelkunde wiens erkenning werd ingetrokken overeenkomstig artikel 24, 24bis of 25, § 1 of 3, en die bij de Minister een schriftelijke aanvraag indient om zijn erkenning terug toegekend te krijgen, verkrijgt deze overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd door de Minister overeenkomstig artikel 35sexies van voornoemd koninklijk besluit nr. 78. § 3. De Minister legt de aanvragen bedoeld in §§ 1 en 2, ter advies voor aan de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

Artikel 12 is van toepassing op het advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

De met redenen omklede adviezen worden medegedeeld aan de Minister en binnen de dertig dagen ter kennis gebracht aan de belanghebbende beoefenaar van de tandheelkunde, bij aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. »

Art. 5.Artikel 31, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met het volgende lid : « Een lid van de erkenningscommissie die het advies heeft gegeven waartegen een beroepsprocedure werd ingediend, wordt gevraagd om het dossier toe te lichten. Hij mag noch de debatten noch de beraadslaging bijwonen. »

Art. 6.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juni 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX

^