gepubliceerd op 12 oktober 2010
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, tot vaststelling van het statuut van de vakbondsafvaardiging
30 JULI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, tot vaststelling van het statuut van de vakbondsafvaardiging (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest, tot vaststelling van het statuut van de vakbondsafvaardiging.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 juli 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 2009 Vaststelling van het statuut van de vakbondsafvaardiging (Overeenkomst geregistreerd op 21 januari 2010 onder het nummer 97001/CO/329.02)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendepersoneel van de inrichtingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest. Deze overeenkomst is niet van toepassing op de werknemers waarvan de arbeidsplaats gevestigd is buiten het Belgisch grondgebied.
Art. 2.Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen, gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5bis van 30 juni 1977 en van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5ter van 21 december 1978, verklaren de werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest dat de essentiële principes betreffende de bevoegdheid en de modaliteiten inzake werking van de vakbondsafvaardigingen van het personeel van de ondernemingen worden geregeld door deze overeenkomst.
Art. 3.De werknemers erkennen de noodzakelijkheid van een wettig gezag van de werkgevers en zij maken ervan een erepunt hun werk plichtsgetrouw uit te voeren.
De werkgevers eerbiedigen de waardigheid der werknemers en zij maken ervan een erepunt hen met rechtvaardigheid te behandelen. Zij verbinden zich ertoe hun vrijheid van vereniging en de vrije ontplooiing van hun organisatie in de onderneming direct noch indirect te hinderen, met naleving van deze overeenkomst.
Art. 4.De werkgeversorganisaties verbinden zich ertoe aan hun aangeslotenen aan te bevelen op het personeel geen enkele druk uit te oefenen om hen te beletten bij een vakbond aan te sluiten.
De werknemersorganisaties verbinden zich ertoe, onder eerbiediging van de vrijheid van vereniging, aan hun organisaties, waaruit zij zijn samengesteld, aan te bevelen in de ondernemingen de praktijken van paritaire verhoudingen, die met de geest van deze overeenkomst stroken, na te leven.
Art. 5.De partijen bevelen hun aangesloten organisaties aan : - respectievelijk de werkgevers en de vakbondsafgevaardigden te verzoeken in alle omstandigheden blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening die bepalend zijn voor de goede sociale verhoudingen in de ondernemingen; - er over te waken dat dezelfde personen de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement naleven en hun inspanningen bundelen teneinde de naleving ervan te verzekeren.
Art. 6.De werknemersorganisaties bevelen hun aangesloten organisaties aan om bij de oprichting of de vernieuwing van de vakbondsafvaardiging zich onderling akkoord te stellen en daartoe eventueel beroep te doen op het verzoeningsinitiatief van de voorzitter van het paritair subcomité, voor het aanwijzen van een gemeenschappelijke vakbondsafvaardiging in de ondernemingen.
Zij bevelen hun aangesloten organisaties aan om er voor te zorgen dat de aangewezen afgevaardigden gekozen worden voor het gezag, waarover zij in het uitvoeren van hun functies moeten beschikken evenals voor hun bevoegdheid.
Art. 7.Wat de vakbondsafvaardiging betreft, zijn enkel de erkende vakorganisaties bevoegd om afgevaardigden aan te stellen, na eventuele verkiezingen.
Art. 8.§ 1. Elke werkgever is verplicht op eenvoudige schriftelijke aanvraag van een representatieve vakorganisatie, zijn personeelsbezetting mede te delen, zelfs als geen enkele aanvraag tot oprichting van een vakbondsafvaardiging werd ingediend.
Op verzoek van de vakorganisaties verstrekt de werkgever de nuttige elementen waarop de berekening van de personeelsbezetting zoals bedoeld in § 3 gebaseerd is.
Dit verzoek mag slechts één keer per kalenderjaar worden geformuleerd, als het gaat om het nazicht van de eerste voorwaarde bepaald in § 2, waarbij elke vakorganisatie dit verzoek kan doen.
Dit verzoek mag enkel worden geformuleerd tijdens het jaar dat voorafgaat aan de vervaldatum van de vernieuwing van de mandaten als het gaat om de schatting van het aantal mandaten op het ogenblik van de vernieuwing ervan, waarbij elke erkende vakorganisatie dit verzoek kan doen. § 2. Een vakbondsafvaardiging mag in elke onderneming worden opgericht op verzoek van tenminste één representatieve vakorganisatie voor zover : - de onderneming ten minste 13 tewerkgestelde werknemers telt, berekend volgens de wijze bedoeld in § 3; - 50 pct. van de werknemers hiertoe een aanvraag indienen, deze voorwaarde wordt nagegaan volgens de procedure bepaald in § 4. De persoon belast met het dagelijks bestuur bedoeld in alinea 2 van artikel 17 van deze overeenkomst of, voor ondernemingen die sociale verkiezingen organiseren teneinde een ondernemingsraad of een comité voor bescherming en preventie op het werk aan te stellen, de personen met een leidinggevende functie bedoeld in artikel 4 van de wet van 4 december 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/12/2007 pub. 07/12/2007 numac 2007012768 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet betreffende de sociale verkiezingen van het jaar 2008 sluiten betreffende de sociale verkiezingen van het jaar 2008, nemen niet aan deze raadpleging deel en worden uitgesloten uit de telling.
Ten minste één representatieve vakorganisatie richt tegelijk een aangetekende brief aan de werkgever en aan de andere representatieve vakorganisaties om hen te betekenen dat aan de voorwaarden vereist in alinea 1 van deze paragraaf voldaan is, dat zij van plan is om een vakbondsafvaardiging op te richten en één of meer vakbondsafgevaardigden aan te stellen en haar schatting van het totaal aantal te verdelen mandaten.
De werkgever die een aanvraag tot oprichting van een vakbondsafvaardiging heeft ontvangen hangt hiervan binnen 7 kalenderdagen na de ontvangst ervan, een kopie hiervan uit op een zichtbare manier in een plaats die toegankelijk is voor het personeel. § 3. De berekening van het aantal werknemers gebeurt op basis van het gemiddeld aantal werknemers het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag tot oprichting van een vakbondsafvaardiging.
Het gemiddelde van de werknemers tewerkgesteld in de onderneming wordt berekend : - door het totaal aantal kalenderdagen in elke periode die aanvangt op de datum van indiensttreding en eindigt op de datum van uitdiensttreding medegedeeld voor elke werknemer in het DIMONA-systeem het kalenderjaar dat voorafgaat aan de aanvraag tot oprichting van een vakbondsafvaardiging te delen door 365; - voor werknemers die niet aan DIMONA zijn onderworpen, door het totaal aantal kalenderdagen tijdens dewelke elke werknemer ingeschreven geweest is in het algemeen personeelsregister het kalenderjaar dat voorafgaat aan de aanvraag tot oprichting van een vakbondsafvaardiging (verplichting van koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van de sociale documenten) of, in geval van niet-toepassing, van elk document ter vervanging ervan, te delen door 365.
Voor deeltijdse werknemers zal, als de arbeidstijdregeling geen 3/4e bedraagt van de voltijdse arbeidstijdregeling, het totaal van de kalenderdagen tijdens dewelke zij aangegeven zijn aan DIMONA of ingeschreven in het personeelsregister of in elke ander document ter vervanging ervan, gedeeld worden door twee.
Om 3/4e van een voltijdse te bepalen, moet onder effectieve arbeidstijdregeling niet de arbeidsduur bepaald in de overeenkomst worden verstaan, maar de arbeidsduur die gewoonlijk door de werknemer wordt gepresteerd.
Wordt als werknemer beschouwd, elke persoon die verbonden is aan de onderneming door een arbeids- of leerovereenkomst : arbeiders, bedienden inclusief de kaderleden en het leidinggevend personeel, handelsvertegenwoordigers, studenten, thuiswerkers en industriële leerlingen.
De werknemer van wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst moet in rekening worden genomen; er moet dan rekening worden gehouden met zijn arbeidsstelsel dat van kracht was vóór de schorsing : - de voltijdse werknemer in het halftijds stelsel om medische redenen erkend door de mutualiteit wordt beschouwd als een voltijdse werknemer; - de werknemer in volledig ouderschapsverlof wordt aangegeven in het DIMONA-systeem; de kalenderdagen moeten worden in rekening genomen tijdens deze onderbreking; - de werknemer met verlof zonder wedde van 6 uur en meer per week tijdens het hele jaar wordt beschouwd als een voltijdse werknemer; - de werknemer ouder dan 50 jaar in halftijdse loopbaanonderbreking wordt beschouwd als een deeltijdse werknemer.
In geval van verscheidene overeenkomsten voor bepaalde tijd voor dezelfde werknemer moeten de kalenderdagen van de verschillende arbeidsovereenkomsten worden opgeteld.
In geval van twijfel wordt verwezen naar de telmodaliteiten die vastgesteld zijn voor de ondernemingsraad en het comité voor bescherming en preventie op het werk.
Worden uitgesloten : - de werknemers verbonden door een vervangingsovereenkomst gesloten overeenkomstig artikel 11ter van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten; - de uitzendkrachten als zij werknemers vervangen in schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
De ter beschikking gestelde werknemer wordt niet meegeteld bij de gebruiker maar bij zijn eigen werkgever. § 4. Vanaf de verzending van de aangetekende brief vermeld in § 2, binnen een termijn van 30 kalenderdagen, mag de werkgever per aangetekende brief aan de vragende vakorganisatie(s) vragen om de tweede voorwaarde bepaald in § 2 na te gaan.
Tegelijkertijd moet de werkgever schriftelijk de namen en de adressen van alle werknemers van de onderneming, tewerkgesteld op de datum van de aanvraag mededelen aan de vragende organisaties.
De werkgever bezorgt aan de voorzitter van het paritair subcomité de lijst van de werknemers die tewerkgesteld zijn in zijn onderneming.
Als bewijs en op verzoek van de werkgever zal aan de voorzitter van het paritair subcomité één of meer gedateerde documenten worden bezorgd met de handtekeningen van de werknemers ter bevestiging van hun aanvraag tot oprichting van een vakbondsafvaardiging. Dit of deze documenten moeten binnen 90 dagen na de aanvraag van de werkgever worden bezorgd; na deze termijn wordt de voorwaarde als niet voldaan beschouwd. De voorzitter van het paritair subcomité brengt de werkgever en de vragende vakorganisaties op de hoogte van het resultaat van de raadpleging.
De vakorganisaties waarborgen dat, met naleving van de reglementering betreffende de bescherming van het privéleven, zij de gegevens enkel zullen gebruiken in het kader van de uitvoering van dit artikel en dat zij de gegevens niet zullen bewaren.
Als de werkgever deze controle niet heeft gevraagd binnen de vastgestelde termijn en overeenkomstig de procedure bepaald in de eerste twee alinea's van § 4, wordt de voorwaarde als vervuld beschouwd. § 5. De vakorganisaties die oorspronkelijk niet bij de aanvraag betrokken waren, beschikken over een termijn van 14 kalenderdagen vanaf de verzending van de aangetekende brief bepaald in § 2 om per aangetekende brief aan de werkgever en de vakorganisatie(s) waarvan de brief uitgaat, mede te delen dat zij aanspraak maken op ten minste één mandaat.
Bij de oprichting of de vernieuwing van de vakbondsafvaardiging komen de vakorganisaties tot een overeenkomst over de verdeling van de afgevaardigden met naleving van de beperkingen bepaald in artikel 10.
Zij brengen de werkgever hiervan op de hoogte volgens de procedure omschreven in artikel 9, § 2. Ingeval zij niet tot een akkoord komen, kunnen zij eventueel een beroep doen op de voorzitter van het paritair subcomité.
Art. 9.§ 1. De vakbondsafvaardiging wordt ingesteld : - ofwel de dag waarop de werkgever zich schriftelijk akkoord heeft verklaard; dit heeft evenwel pas uitwerking na de termijn van 14 dagen vastgesteld in artikel 8, § 5; - ofwel, bij gebreke van reactie van de werkgever op de aangetekende brief zoals bepaald in artikel 8, § 4, na verloop van de reactieperiode van 30 kalenderdagen; - ofwel, de dag van het positief antwoord van de voorzitter van het paritair subcomité die vaststelt dat de tweede voorwaarde vervuld is op basis van datgene waarin voorzien is in artikel 8, § 4, als de werkgever gevraagd heeft om de tweede voorwaarde bepaald in artikel 8, § 2 na te gaan; - ofwel, de dag van het antwoord van de voorzitter van het paritair subcomité over de verdeling van de mandaten onder de vakorganisaties. § 2. De vakorganisaties bezorgen per gemeenschappelijke aangetekende brief aan de werkgever de verdeling van de mandaten onder hun organisaties. Het mandaat van de vakbondsafvaardiging, zoals bedoeld in artikel 15, alinea 1, vangt aan op de dag van de verzending van deze aangetekende brief. § 3. Na de oprichting ervan wordt de samenstelling van de vakbondsafvaardiging betekend aan de werkgever per aangetekende brief waarin de afgevaardigde(n) wordt/en aangesteld.
Art. 10.§ 1. De vakbondsafvaardiging is samengesteld uit effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden, waarvan het aantal wordt bepaald in functie van het aantal werknemers berekend volgens de wijze bepaald in artikel 8, § 3 : - van 13 tot 20 werknemers : 2 effectieve; - van 21 tot 30 werknemers : 2 effectieve en 1 plaatsvervangende; - van 31 tot 44 werknemers : 2 effectieve en 2 plaatsvervangende; - van 45 tot 74 werknemers : 3 effectieve en 3 plaatsvervangende; - van 75 tot 99 werknemers : 4 effectieve en 4 plaatsvervangende; - 100 werknemers en meer : 5 effectieve en 5 plaatsvervangende. § 2. Ten vroegste drie maanden en uiterlijk twee maanden vóór de vervaldatum van de mandaten van de vakbondsafgevaardigden mag de werkgever, op basis van een vermindering van het personeelsvolume en van de bepalingen van § 1 van dit artikel de vernieuwing van één of meerdere mandaten weigeren. Alle mandaten mogen desgevallend niet worden vernieuwd en de vakbondsafvaardiging afgeschaft.
De werkgever betekent deze weigering per aangetekende brief aan de vakorganisaties die ten minste één afgevaardigde hebben aangesteld.
De vakorganisaties mogen, per aangetekende brief, de weigering van de werkgever betwisten binnen 30 dagen na de verzending van de aangetekende brief door de werkgever; de betwisting van de vakorganisaties schorst de vernieuwing van de mandaten.
Bij gebreke van betwisting binnen deze termijn aanvaarden de vakorganisaties het aantal mandaten betekend door de werkgever bij de weigering bedoeld in alinea 1 van deze paragraaf.
Bij gebreke van akkoord kan de meest gerede partij een beroep doen op het verzoeningsbureau van het paritair subcomité. § 3. Ten vroegste drie maanden en uiterlijk twee maanden voor de vervaldatum van de mandaten van de vakbondsafgevaardigden, kunnen één of meer vakorganisaties, op basis van een verhoging van het personeelsvolume en van de bepalingen van § 1 van dit artikel, een verhoging vragen van het aantal afgevaardigden.
De vakorganisaties betekenen deze aanvraag per gemeenschappelijke aangetekende brief ondertekend door alle organisaties vertegenwoordigd bij de werkgever.
De werkgever kan, per aangetekende brief, deze aanvraag van de vakorganisaties betwisten binnen 30 dagen na ontvangst van de aangetekende brief van de vakorganisaties.
Bij gebreke van betwisting binnen deze termijn aanvaardt de werkgever het aantal mandaten betekend door de vakorganisaties bij de aanvraag bedoeld in alinea 1 van deze paragraaf.
Bij gebreke van akkoord kan de meest gerede partij een beroep doen op het verzoeningsbureau van het paritair subcomité.
Art. 11.Als het mandaat van een effectieve of plaatsvervangende vakbondsafgevaardigde niet werd opgevuld of ten einde is gelopen om gelijk welke reden, heeft de betrokken vakorganisatie het recht om te voorzien in de aanstelling of de vervanging ervan volgens de modaliteiten bepaald in artikel 9, § 3. De nieuwe afgevaardigde of de vervanger beëindigt het mandaat.
Art. 12.Teneinde een mandaat van afgevaardigde te mogen uitoefenen, moeten de werknemers aan de volgende voorwaarden voldoen in het begin van hun mandaat : - ten minste 18 jaar oud zijn; - aangesloten zijn bij een erkende vakorganisatie; - niet belast zijn met een leidinggevende functie noch lid zijn van de raad van bestuur; - ten minste sinds 6 ononderbroken maanden tewerkgesteld zijn bij de werkgever; - de leeftijd van 65 jaar niet hebben bereikt; - niet in opzeggingsperiode zijn, noch in proefperiode.
Art. 13.De effectieve afgevaardigden wonen enkel de vergaderingen met de werkgever bij. De plaatsvervangende afgevaardigde heeft zitting ter vervanging van de effectieve afgevaardigde die de vergadering niet kan bijwonen. Hij oefent de opdrachten van de afgevaardigde enkel uit in geval van afwezigheid van de effectieve afgevaardigde.
Art. 14.Het mandaat van vakbondsafgevaardigde loopt ten einde : - in geval van niet-vernieuwing; - bij het verstrijken van de termijn; - als de afgevaardigde niet meer deel uitmaakt van het personeel; - in geval van ontslag schriftelijk medegedeeld aan de werkgever; - in geval van ontslag door de vakorganisatie die hem heeft voorgedragen; - als de afgevaardigde geen lid meer is van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgesteld; - zodra de betrokkene belast wordt met een leidinggevende functie of lid wordt van de raad van bestuur; - in geval van overlijden.
Art. 15.De duur van het mandaat van vakbondsafgevaardigde bedraagt 4 jaar en kan worden vernieuwd.
Onverminderd de toepassing van artikel 10, § 2, deelt de werkgever per aangetekende brief de vervaldatum van de mandaten mede, ten vroegste drie maanden en ten laatste twee maanden vóór het einde van het mandaat, aan de vakorganisaties die een vakbondsafgevaardigde hebben aangesteld alsook de vakorganisatie die tot dan niet vertegenwoordigd is, maar die per aangetekende brief aan de werkgever, met kopie aan de andere organisaties, laten weten heeft dat zij vragende partij was om deel te nemen aan de vakbondsafvaardiging bij de vernieuwing van de mandaten.
In dit geval, als de vakorganisaties geen nieuwe aanstellingen doen overeenkomstig de procedure bepaald in de artikelen 8 en 9 vóór de vervaldatum van de mandaten, lopen de mandaten ten einde op de vervaldatum.
Als de werkgever deze mededeling niet doet binnen de vastgestelde termijn en als geen enkele niet vertegenwoordigde vakorganisatie de aanvraag heeft gedaan om deel uit te maken van de vakbondsafvaardiging bij de vernieuwing, worden de mandaten stilzwijgend verlengd.
Een organisatie die ten minste 1 mandaat opvraagt bij de vernieuwing van mandaten moet dit per aangetekende brief laten weten, ten vroegste drie maanden en ten laatste een maand vóór het einde van de huidige mandaten, aan de werkgever en aan de vakorganisaties die reeds mandaten uitoefenen.
Op verzoek van een vakorganisatie die niet vertegenwoordigd is in de afvaardiging is de werkgever verplicht de datum van de vernieuwing van de mandaten mede te delen en de organisatie(s) die de mandaten bezit(ten).
Als de werkgever niet antwoordt kan de vakorganisatie een beroep doen op het verzoeningsbureau van het paritair subcomité.
Desgevallend is de procedure vastgesteld in de artikelen 8 en 9 eveneens van toepassing.
Art. 16.De bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging betreft : - de vertegenwoordiging van het personeel; - de arbeidsbetrekkingen; - de onderhandelingen met het oog op het sluiten van overeenkomsten of collectieve akkoorden in de onderneming; - de naleving van de toepassing van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele overeenkomsten; - de naleving van de algemene principes bepaald in de artikelen 3 tot 6 van deze overeenkomst; - de ontvangst, in de verenigingen met minder dan 50 werknemers, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9ter van 27 februari 2008, van de economische en financiële informatie van de jaarrekeningen.
Art. 17.De vakbondsafvaardiging heeft het recht om gehoord te worden door de werkgever of door zijn vertegenwoordiger, uiterlijk binnen acht dagen na de aanvraag, bij elk collectief geschil of conflict in de onderneming; zij heeft hetzelfde recht in geval van dreiging van dergelijke geschillen of conflicten.
De onderhandelingspartner van de vakbondsafvaardiging is de persoon belast met de directie of het dagelijks bestuur, behalve als de raad van bestuur een andere formele beslissing neemt die wordt medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging.
Art. 18.Elke individuele klacht wordt langs de gebruikelijke hiërarchische weg ingediend door de betrokken werknemer die op zijn verzoek wordt bijgestaan door zijn vakbondsafgevaardigde. De vakbondsafvaardiging heeft het recht om te worden gehoord, uiterlijk binnen 8 dagen na de aanvraag, bij elk individueel geschil of conflict dat niet langs deze weg kon worden opgelost.
Art. 19.§ 1. Wanneer eventuele besprekingen niet tot een akkoord leiden, kan de vakbondsafvaardiging zich tijdens de overlegvergaderingen laten bijstaan door de vertegenwoordigers van haar vakorganisaties; zij verwittigt de werkgever vooraf.
In dezelfde omstandigheden kan de werkgever zich tijdens overlegvergaderingen laten bijstaan door de vertegenwoordigers van zijn werkgeversorganisatie; hij verwittigt vooraf de vakbondsafvaardiging. § 2. Als geen enkele oplossing kan worden gevonden kan de directie of de vakbondsafvaardiging een beroep doen op de verzoeningsprocedure vastgesteld in het huishoudelijk reglement van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest. § 3. Een stakingsaanzegging of arbeidsonderbreking van meer dan 2 uur kan enkel worden ingediend per aangetekende brief aan de werkgever en nadat de verschillende overleg- en verzoeningsprocedures omschreven in dit artikel werden toegepast. De opzeggingstermijn van veertig dagen neemt aanvang de dag van de betekening per aangetekende brief, de poststempel geldt als bewijs.
Een stakingsaanzegging die al meer dan vier maanden is geschorst is nietig.
Van elke indiening van stakingsaanzegging door de vakorganisaties in een onderneming moet een kopie worden bezorgd aan de voorzitter van het paritair subcomité en tegelijkertijd aan de betrokken werkgever.
Art. 20.De schriftelijke akkoorden gesloten tussen de vakbondsafvaardiging en de directie worden aan het personeel bekendgemaakt door de directie van de instelling, door aanplakbiljetten in de lokalen van de instelling, behalve wanneer het om individuele gevallen gaat.
Art. 21.De afgevaardigde is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid wat de personeelsproblematiek betreft en overweegt en behandelt de bestaande problemen met de nodige objectiviteit.
Art. 22.De uren die door de afgevaardigden worden besteed aan de vergaderingen van de vakbondsafvaardiging met de werkgever worden beschouwd als normale werkuren voor het personeel, zowel voor de berekening van de arbeidstijd als voor de betaling van het loon.
Hierbij komt een krediet van 2 uur per maand voor de voorbereiding van deze vergaderingen volgens dezelfde voorwaarden.
De afgevaardigde overlegt met zijn hiërarchische overste vóór zijn deelname aan deze vakbondsactiviteit; hij brengt hem op de hoogte van de tijd die eraan zal worden besteed. Behalve in geval van overmacht gebeurt dit overleg uiterlijk 7 kalenderdagen vóór de activiteit, teneinde een goede arbeidsorganisatie te waarborgen.
De hiërarchische overste mag niet willekeurig weigeren; hij motiveert zijn eventuele weigering op basis van de elementen die belangrijke ontregelingen in de arbeidsorganisatie kunnen veroorzaken; hij verwittigt de afgevaardigde en stelt alternatieven voor.
Art. 23.§ 1. De vakbondsafvaardiging beschikt bovendien over zeven dagen per jaar en per effectief of plaatsvervangend afgevaardigde aangesteld voor de deelname aan sectorale of intersectorale vakbondsactiviteiten.
In afwijking van alinea 1 wordt in de verenigingen met minder dan 20 werknemers berekend zoals bepaald in artikel 8, § 3, op het ogenblik van de oprichting van de vakbondsafvaardiging of bij de vernieuwing van de mandaten, het aantal dagen waarover de vakbondsafvaardiging beschikt voor de deelname aan sectorale of intersectorale activiteiten op vijf dagen per jaar en per aangestelde afgevaardigde gebracht.
Met het oog op een opdracht of een prestatie buiten de vereniging verstrekt de afgevaardigde aan de werkgever de vrijbrief ondertekend door zijn vakorganisatie, binnen een termijn die de goede arbeidsorganisatie mogelijk maakt en minimaal zeven dagen tevoren.
Behalve in geval van overmacht brengt hij zijn hiërarchische overste op de hoogte van de tijd die eraan zal worden besteed binnen dezelfde termijn.
De hiërarchische overste mag niet willekeurig weigeren; hij motiveert zijn eventuele weigering op basis van de elementen die belangrijke ontregelingen in de arbeidsorganisatie kunnen veroorzaken; hij verwittigt de afgevaardigde en zijn vakorganisatie.
In geval van overmacht laat de werkgever aan de betrokken vakorganisatie weten dat het onmogelijk is om de afgevaardigde vrij te maken. § 2. Elke aangestelde afgevaardigde beschikt eveneens over acht dagen op vier jaar voor vakbondsopleiding.
De vakorganisatie die het initiatief neemt om een opleiding te organiseren richt, tenminste een maand tevoren, een schriftelijk verzoekschrift aan de betrokken werkgever, met het oog op het verkrijgen van het nodige verlof opdat de afgevaardigde(n) eraan kan/kunnen deelnemen.
Dit verzoekschrift moet de naam van de betrokken afgevaardigde(n) bevatten, de doelstelling, de datum en de duur van hun afwezigheid.
Behalve in geval van overmacht brengt de afgevaardigde zijn hiërarchische overste, vóór zijn deelname aan deze vakbondsactiviteit op de hoogte van de tijd die eraan zal worden besteed.
De hiërarchische overste mag niet willekeurig weigeren; hij motiveert zijn eventuele weigering op basis van de elementen die belangrijke ontregelingen in de arbeidsorganisatie kunnen veroorzaken; hij verwittigt de afgevaardigde en zijn vakorganisatie.
In geval van overmacht laat de werkgever aan de betrokken vakorganisatie weten dat het onmogelijk is om de afgevaardigde vrij te maken.
Art. 24.Zonder af te wijken van de globale tijd die aan de vakbondsafvaardiging wordt toegekend door artikel 23, § 1 van deze overeenkomst op basis van het aantal ingenomen mandaten, mag een afgevaardigde de tijd vastgesteld in artikel 23, § 1 cumuleren met de tijd die hem werd toegekend op basis van zijn mandaat voor de uitoefening van de vakbondstaken. Deze cumulatie is beperkt tot tweemaal het tijdsvolume van zijn mandaat.
Over de modaliteiten inzake verdeling van het volume van het aantal dagen kan worden onderhandeld in de onderneming.
Art. 25.De vakbondsafvaardiging mag, na de werkgever hiervan te hebben op de hoogte gebracht, mondeling of schriftelijk alle mededelingen die nuttig zijn voor het personeel waarbij zij erop toeziet dat zij de arbeidsorganisatie zo weinig mogelijk verstoort.
Deze mededelingen moeten van professionele of syndicale aard zijn.
Met het akkoord van de werkgever kunnen informatievergaderingen worden georganiseerd door de vakbondsafvaardiging op de arbeidsplaats en tijdens de werkuren. De werkgever kan dit akkoord niet willekeurig weigeren.
Art. 26.Het mandaat van vakbondsafgevaardigde mag noch nadelen noch bijzondere voordelen teweegbrengen voor diegene die het uitoefent.
Art. 27.§ 1. De afgevaardigde mag niet worden ontslagen om redenen die inherent zijn aan de uitoefening van zijn mandaat. § 2. De werkgever die van plan is om een vakbondsafgevaardigde te ontslaan om gelijk welke reden, behalve om dringende reden, brengt de vakbondsafvaardiging hiervan vooraf op de hoogte alsook de vakorganisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen. Deze mededeling gebeurt per aangetekende brief die uitwerking heeft de 3e dag die volgt op de datum van verzending.
De betrokken vakorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om haar weigering te betekenen om de geldigheid van het beoogde ontslag te erkennen. Deze kennisgeving gebeurt per aangetekende brief.
De periode van zeven dagen vangt aan de dag waarop de brief die verzonden werd door de werkgever uitwerking heeft. De betrokken vakorganisatie en de werkgever hebben de verplichting om alles in het werk te stellen om het geschil op het niveau van de onderneming op te lossen.
Als er geen reactie komt van de vakorganisatie moet dit worden beschouwd als een aanvaarding van de geldigheid van het beoogde ontslag. § 3. Als de vakorganisatie de geldigheid van het beoogde ontslag weigert te erkennen, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid om het geval ter beoordeling voor te leggen aan het verzoeningsbureau. De ontslagmaatregel mag niet worden uitgevoerd tijdens de duur van deze procedure.
Als het verzoeningsbureau niet tot een eenparig besluit is kunnen komen binnen dertig dagen na de aanvraag tot bemiddeling, wordt het geschil betreffende de geldigheid van de redenen die werden aangevoerd door de werkgever om het ontslag te rechtvaardigen, voorgelegd aan de arbeidsrechtbank.
Art. 28.In geval van ontslag van een vakbondsafgevaardigde om dringende reden, moeten de vakbondsafvaardiging en de vakorganisatie die hem heeft aangesteld onmiddellijk op de hoogte worden gebracht per aangetekende brief.
Art. 29.Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in de volgende gevallen : - als hij een vakbondsafgevaardigde ontslaat zonder de procedure na te leven die vastgesteld is in de artikelen 27 en 28 hierboven; - als, op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van het ontslag, ten aanzien van de bepalingen van artikel 27, § 1, niet erkend wordt door het verzoeningsbureau van het paritair subcomité of door de arbeidsrechtbank; - als de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen om dringende reden en de arbeidsrechtbank heeft het ontslag ongegrond verklaard; - als de arbeidsovereenkomst ten einde is gelopen wegens een ernstige tekortkoming van de werkgever, die voor de afgevaardigde een reden vormt voor onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst.
De forfaitaire vergoeding is gelijk aan het brutoloon van één jaar, onverminderd de toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende de ontslagvergoedingen, bepaald door de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de vakbondsafgevaardigde de vergoeding geniet waarin voorzien is door de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Art. 30.De partijen bevelen de instellingen van minder dan 13 werknemers, berekend volgens de wijze bedoeld in artikel 8, § 3, aan om vakbondsoverleg te organiseren op vrijwillige basis. Hiertoe kunnen aangepaste vormen en modaliteiten worden gezocht.
Art. 31.De vakbondsafvaardigingen die reeds gevormd zijn op basis van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 1999 worden als dusdanig behouden tot de volgende vernieuwing van de mandaten, maar de voorwaarden van deze overeenkomst zijn van toepassing, vanaf de ondertekening van deze overeenkomst voor de nieuwe vakbondsafvaardigingen, en dit onverminderd de ondernemingsovereenkomsten die gunstigere bepalingen omvatten.
Ingeval in een vereniging die deelneemt aan een inter-centra vakbondsafvaardiging, een vakbondsafvaardiging eigen aan de onderneming wordt ingevoerd krachtens deze overeenkomst, worden de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing.
Art. 32.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2010 voor de ondernemingen waarin geen enkele vakbondsafvaardiging wordt opgericht. § 2. Voor de ondernemingen waarin een vakbondsafvaardiging werd opgericht, treedt deze overeenkomst in werking op de vervaldatum van de mandaten van de vakbondsafgevaardigden vanaf 1 april 2010.
In afwijking van de vorige alinea, treden de artikelen 8, 9, 10 en 15 van deze overeenkomst in werking 3 maanden vóór de vervaldatum van de mandaten van de vakbondsafgevaardigden vanaf 1 april 2010.
Art. 33.Deze overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd en kan worden opgezegd door alle partijen met een opzeggingsperiode van zes maanden per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET