Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 2001
gepubliceerd op 28 juli 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, betreffende de wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid ten behoeve van de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012386
pub.
28/07/2001
prom.
30/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/30/2001012386/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 APRIL 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, betreffende de wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid ten behoeve van de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1991, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 maart 1993, inzonderheid op artikel 5 en artikel 10, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1996, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 30 mei 1997;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1991, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Koninklijk besluit van 5 maart 1993, Belgisch Staatsblad van 18 juni 1993.

Koninklijk besluit van 30 mei 1997, Belgisch Staatsblad van 7 augustus 1997.

Bijlage Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 Wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid ten behoeve van de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 1999 onder het nummer 51581/CO/107)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigt de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1991 gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 maart 1993, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 28 oktober 1993 en 25 maart 1996, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 14 september 1997 en 30 mei 1997.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de artikelen 5 en 16 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 3.Artikel 5 van de in artikel 1 vermelde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt vervangen door : «

Art. 5.Het fonds heeft tot doel : 1° het innen van de bijdragen en het ontvangen van de gelden van het ministerie van economische zaken, nodig voor zijn werking;2° het uitbetalen van de aanvullende vergoeding van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 betreffende het conventioneel brugpensioen;3° het toekennen van aanvullende sociale voordelen;4° de uitkering van deze voordelen te verzekeren. De praktische uitvoering van deze opdrachten worden geregeld volgens de beschikkingen van artikel 25 van deze collectieve arbeidsovereenkomst".

Art. 4.Artikel 16 van de in artikel 1 vermelde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt vervangen door : «

Art. 16.Met ingang van 1 januari 1991 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 1 pct. van de brutolonen uitbetaald aan de werklieden en werksters, waarvan 0,18 pct. gereserveerd wordt ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 maart 1989 met betrekking tot de uitvoering van het koninklijk besluit van 2 februari 1989 tot uitvoering van artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988 inzake de risicogroepen.

Met ingang van 1 april 1991 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 1 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters, waar 0,25 pct. van de brutolonen gereserveerd wordt ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1991 betreffende de vorming en tewerkstelling van werknemers uit de risicogroepen.

Met ingang van 1 oktober 1991 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 1,62 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters.

Met ingang van 1 oktober 1992 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 2,24 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters.

Met ingang van 1 oktober 1993 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 2,14 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters en dit ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994 (ingevolge collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1993).

Met ingang van 1 oktober 1996 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 2 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters.

Met ingang van 1 januari 2000 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 3 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters.

Hiervan is 0,15 pct. voorbehouden voor extra inspanningen voor vorming en opleiding, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 van 8 december 1998.

De globale werkgeversbijdrage wordt geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958, betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. » .

Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^