gepubliceerd op 20 november 2003
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Charleroi
29 SEPTEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Charleroi
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 81, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1971, 26 juli 1990, 7 mei 1999, 17 juni 2002 en 20 december 2002, op de artikelen 82, 83 en 86, op artikel 86bis, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1998 en gewijzigd bij de wet van 28 maart 2000, op artikel 87, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970 en 21 juni 2001, op artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op artikel 89, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, op artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, en op de artikelen 93, 95 en 96;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 betreffende de instelling van afdelingen in de arbeidshoven, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 oktober 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Charleroi;
Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Bergen, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Bergen, van de procureur-generaal te Bergen, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Charleroi, van de arbeidsauditeur te Charleroi, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Charleroi en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Charleroi;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Werk en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De arbeidsrechtbank te Charleroi bestaat uit veertien kamers; de eerste acht kamers houden zitting te Charleroi, de andere zes te Binche.
Het bureau voor rechtsbijstand bestaat uit twee afdelingen; de ene houdt zitting te Charleroi, de andere te Binche.
Art. 2.§ 1. De kamers die deel uitmaken van de afdeling te Charleroi nemen kennis van de volgende zaken : 1° de eerste, van de zaken omschreven in artikel 579 van het Gerechtelijk Wetboek;2° de tweede, van de zaken omschreven in artikel 578, 1°, 2° en 3° en 7°, van hetzelfde Wetboek, ingeval de betrokken werknemer een arbeider is;3° de derde, van de zaken omschreven in artikel 578, 1°, 2°, 3° en 7°, van hetzelfde Wetboek, ingeval de betrokken werknemer een bediende is;4° de vierde, van de zaken omschreven in artikel 580 van hetzelfde Wetboek betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering en de mutualiteitsverenigingen;5° de vijfde, van de zaken : a) omschreven in artikel 578 van hetzelfde Wetboek, behalve deze die toegekend zijn aan de tweede, de derde en de zesde kamer;b) omschreven in artikel 580 van hetzelfde Wetboek, met uitzondering van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, de mutualiteitsverenigingen, de pensioenen en het gewaarborgd inkomen voor bejaarden;c) omschreven in artikel 582 van hetzelfde Wetboek, behalve deze die toegekend zijn aan de achtste kamer;d) omschreven in artikel 583 van hetzelfde Wetboek, behoudens de toepassing van de administratieve sancties op zelfstandigen;e) die betrekking hebben op geschillen inzake de sociale zekerheid van ondergeschikte werknemers die bepaald zijn in bijzondere wetten;6° de zesde, van de zaken : a) omschreven in artikel 578, 12°, b), van hetzelfde Wetboek;b) omschreven in artikel 581 van hetzelfde Wetboek;c) omschreven in artikel 583 van hetzelfde Wetboek betreffende de toepassing van administratieve sancties op zelfstandigen;d) betreffende geschillen inzake de sociale zekerheid van zelfstandigen;7° de zevende, van de zaken omschreven in artikel 580 van hetzelfde Wetboek betreffende de pensioenen en het gewaarborgd inkomen voor bejaarden;8° de achtste, van de zaken omschreven in artikel 582, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek. § 2. De kamers die deel uitmaken van de afdeling te Binche nemen kennis van de volgende zaken : 1° de negende, van de zaken omschreven in artikel 578, 1°, 2°, 3° en 7°, van hetzelfde Wetboek ingeval de betrokken werknemer een bediende is;2° de tiende, van de zaken omschreven in artikel 578, 1°, 2°, 3° en 7°, van hetzelfde Wetboek ingeval de betrokken werknemer een arbeider is;3° de elfde, van de zaken : a) omschreven in artikel 580 van hetzelfde Wetboek, behalve deze die toegekend zijn aan de veertiende kamer;b) omschreven in artikel 582 van hetzelfde Wetboek, behalve deze die toegekend zijn aan de twaalfde kamer;c) omschreven in artikel 583 van hetzelfde Wetboek, behalve die welke betrekking hebben op de toepassing van de administratieve sancties op zelfstandigen;d) betreffende geschillen inzake de sociale zekerheid van ondergeschikte werknemers die bepaald zijn in bijzondere wetten;4° de twaalfde, van de zaken : a) omschreven in artikel 578, 12°, b), van hetzelfde Wetboek;b) omschreven in artikel 581 van hetzelfde Wetboek;c) omschreven in artikel 583 van hetzelfde Wetboek betreffende de toepassing van administratieve sancties op zelfstandigen;d) betreffende geschillen inzake de sociale zekerheid van zelfstandigen;e) omschreven in artikel 582, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek;5° de dertiende, van de zaken : a) omschreven in artikel 578 van hetzelfde Wetboek, behalve deze die toegekend zijn aan de negende, de tiende en de twaalfde kamer;b) omschreven in artikel 579 van hetzelfde Wetboek;6° de veertiende, van de zaken omschreven in artikel 580 van hetzelfde Wetboek betreffende de werkloosheid, de pensioenen, het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, de gezinsbijslag, het bestaansminimum, het leefloon, de sociale bijstand en de rechtsbijstand. § 3. Daarenboven neemt elke kamer, om reden van haar samenstelling en haar door dit besluit vastgestelde volstrekte bevoegdheid, volgens de door de voorzitter verrichte indeling, kennis van : a) de zaken die op bepalingen tot wijziging of aanvulling van de artikelen 578 tot 583 van hetzelfde Wetboek zouden zijn gegrond;b) de zaken waarvan de arbeidsrechtbanken kennis nemen krachtens de wets- of verordeningsbepalingen betreffende zaken die niet zijn omschreven in de artikelen 578 tot 583 van hetzelfde Wetboek. § 4. De magistraten die deze kamers voorzitten, nemen kennis van de betwistingen in de zaken die tot hun bevoegdheid behoren en waarvoor een alleen zitting houdend rechter vereist is.
Art. 3.§ 1. De kamers die deel uitmaken van de afdeling te Charleroi houden zitting als volgt : 1° de eerste : de eerste, de tweede, de derde en de vierde woensdag van de maand, alsmede de eerste, de tweede, de derde en de vierde donderdag van de maand;2° de tweede : op de eerste, de tweede, de derde en de vierde maandag van de maand;3° de derde : op de eerste, de tweede, de derde en de vierde maandag van de maand, en de eerste en de derde dinsdag van de maand;4° de vierde : de eerste, de tweede, de derde en de vierde maandag van de maand en de tweede en de vierde dinsdag van de maand;5° de vijfde : de eerste, de tweede, de derde en de vierde dinsdag van de maand, de eerste woensdag van de maand, de eerste, de tweede, de derde en de vierde donderdag van de maand, alsook de eerste, de tweede, de derde en de vierde vrijdag van de maand;6° de zesde : op de eerste, de tweede, de derde en de vierde woensdag van de maand en de tweede, de derde en de vierde vrijdag van de maand;7° de zevende : de tweede en de vierde donderdag van de maand;8° de achtste : de eerste, de tweede, de derde en de vierde dinsdag van de maand. § 2. De kamers die deel uitmaken van de afdeling te Binche houden zitting als volgt : 1° de negende : de tweede en de vierde dinsdag van de maand;2° de tiende : de tweede en de vierde woensdag van de maand;3° de elfde : de eerste en de derde donderdag van de maand;4° de twaalfde : de tweede en de vierde donderdag van de maand;5° de dertiende : de tweede en de vierde dinsdag van de maand;6° de veertiende : de tweede en de vierde woensdag van de maand. § 3. De zittingen in kort geding, de zittingen waarop de procedureregels inzake het kort geding van toepassing zijn, alsmede die van het bureau voor rechtsbijstand worden gehouden : - in de afdeling te Charleroi, op vrijdag om 14 u. 30 m; - in de afdeling te Binche, op donderdag om 14 uur.
Art. 4.§ 1. Voor de zaken ingeleid bij verzoekschrift of bij vrijwillige verschijning geschieden de inleidingen voor de bevoegde kamer. § 2. Voor de zaken ingeleid bij exploot van dagvaarding geschieden de inleidingen op de volgende dagen, onder voorbehoud van het in artikel 3 bepaalde tijdschema : 1° Bij de afdeling te Charleroi : a) voor de eerste kamer : op woensdag (arbeidsongevallen) en op donderdag (beroepsziekten);b) voor de tweede kamer : op maandag;c) voor de derde kamer : op maandag;d) voor de vierde kamer : op maandag;e) voor de vijfde kamer : op donderdag, behalve voor de betwistingen bedoeld in artikel 578, 11° en 12°, a) , van hetzelfde Wetboek, die op vrijdag worden ingeleid;f) voor de zesde kamer : op woensdag behalve voor de betwistingen bedoeld in artikel 578, 12°, b), van hetzelfde Wetboek, die op vrijdag worden ingeleid;g) voor de zevende kamer : op donderdag;h) voor de achtste kamer : op dinsdag;2° Bij de afdeling te Binche : a) voor de negende kamer : op dinsdag;b) voor de tiende kamer : op woensdag;c) voor de elfde kamer : op donderdag, behalve wat betreft de geschillen bedoeld in artikel 580, 1°, van hetzelfde Wetboek, die ingeleid worden op de eerste donderdag van de maand;d) voor de twaalfde kamer : op donderdag;e) voor de dertiende kamer : op dinsdag;f) voor de veertiende kamer : op woensdag.
Art. 5.De zittingen beginnen om 14 u. 30 m., onder voorbehoud van het in artikel 3, § 3 bepaalde tijdschema.
Art. 6.§ 1. Wanneer de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden, op de dagen en uren die hij bepaalt. § 2. In geval van dringende omstandigheden of wanneer een goede rechtsbedeling dit vereist, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, een voorlopige wijziging brengen aan het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voorzover dat deze wijziging niet de opheffing van de bestaande kamers tot gevolg heeft.
In deze gevallen wordt de beschikking ter griffie aangeplakt en onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het arbeidshof.
Art. 7.De voorzitter van de rechtbank stelt, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, de dag en het uur van de vakantiezittingen vast en wijst de magistraten aan die er zitting houden.
De voorzitter van de rechtbank kan die lijst te allen tijde in het belang van de dienst wijzigen.
Art. 8.Het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Charleroi wordt opgeheven.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2003.
Art. 10.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 september 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Werk en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE