gepubliceerd op 10 november 2015
Koninklijk besluit betreffende het presentiegeld en de reis- en verblijfkosten voor de Voorzitter en de leden van de Academische Raad ingesteld door de wet van 21 mei 2015 tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad
29 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende het presentiegeld en de reis- en verblijfkosten voor de Voorzitter en de leden van de Academische Raad ingesteld door de wet van 21 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/05/2015 pub. 22/05/2015 numac 2015022177 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad sluiten tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/05/2015 pub. 22/05/2015 numac 2015022177 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad sluiten tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad, artikel 18;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 augustus en 21 september 2015;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting gegeven op 24 september 2015;
Gelet op het artikel 8, § 2, 2° van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is dit besluit uitgezonderd van een regelgevingsimpactanalyse;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Academische Raad zijn werkzaamheden onverwijld moet kunnen beginnen om de werkzaamheden van het Nationaal Pensioencomité te kunnen ondersteunen; het is immers zo dat het Nationaal Pensioencomité, dat zijn openingszitting heeft gehouden op 26 juni 2015, begin september met zijn werkzaamheden is gestart.
Echter, de koninklijke besluiten tot aanstelling van de leden van de Academische Raad en zijn voorzitter konden momenteel nog niet worden gepubliceerd, daar de inspecteur van financiën in zijn advies over het koninklijk besluit tot aanstelling van de leden van de Academische Raad heeft aangegeven dat om mogelijkerwijs onduidelijke situaties te vermijden omwille van het retroactief toekennen van vergoedingen, hij van oordeel was dat het koninklijk besluit tot aanstelling van de leden van de Academische Raad op hetzelfde moment in werking moest treden als het koninklijk besluit ter advies voorgelegd aan de Raad van State. Dit betekent dus dat de Academische Raad niet kan worden samengesteld zolang onderhavig koninklijk besluit niet is aangenomen.
De Academische Raad, die zal zijn samengesteld uit de leden van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040, dient zo spoedig mogelijk aan het Nationaal Pensioencomité technische uitleg te verschaffen bij de voorstellen die de Commissie Pensioenhervorming in haar verslag « Een sterk en betrouwbaar sociaal contract » heeft gepubliceerd wat betreft het puntensysteem, de kwestie aangaande zware beroepen en het deeltijds pensioen, onderwerpen die het Nationaal Pensioencomité dient te analyseren. Het uitstel van 30 dagen zal als gevolg hebben dat de samenstelling van de Academische Raad voor evenveel dagen wordt uitgesteld en in de tussentijd zijn leden in een bijzonder oncomfortabele situatie plaatst op een ogenblik dat het Nationaal Pensioencomité al met zijn werkzaamheden betreffende de zwaarte van het werk is begonnen, een kwestie die maatschappelijk bijzonder moeilijk en gevoelig ligt.
Gelet op advies nr. 58.273/1 van de Raad van State, gegeven op 14 oktober 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Pensioenen en de Minister van Zelfstandigen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De Voorzitter en de leden van de Academische Raad genieten een presentiegeld van 150 euro per halve vergaderdag.
De Voorzitter van de Academische Raad geniet van hetzelfde presentiegeld als bedoeld in het 1e lid wanneer hij, buiten de vergaderingen van de Academische Raad, halve dagen kan verantwoorden die zich inschrijven in het kader van de opdrachten van de Academische Raad.
Mits voorafgaand akkoord van de Voorzitter van de Academische Raad, genieten de leden van de Academische Raad van hetzelfde presentiegeld als bedoeld in het 1e lid wanneer zij, buiten de vergaderingen van de Academische Raad, halve dagen kunnen verantwoorden die zich inschrijven in het kader van de opdrachten van de Academische Raad.
Voor de toepassing van onderhavig artikel, dient onder halve vergaderdag een prestatie van minimum drie uren te worden begrepen.
De Voorzitter van de Academische Raad bezorgt jaarlijks aan de voor pensioenen bevoegde ministers een beschrijving vergezeld van een verantwoording van de halve dagen die betrekking hebben op de vergaderingen van de Academische Raad en van de halve dagen die zich inschrijven in het kader van de opdrachten van de Academische Raad zoals bedoeld in het 2e en 3e lid.
Art. 2.De Voorzitter en de leden van de Academische Raad hebben recht op de terugbetaling van de reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten.
Art. 3.Wanneer de Voorzitter en de leden van de Academische Raad geen deel uitmaken van een dienst van de Federale overheid, noch van een andere overheidsdienst, worden zij gelijkgesteld met de ambtenaren van de klasse A3 voor de toepassing van artikel 2.
Art. 4.De bedragen vermeld in artikel 1 zijn, overeenkomstig punt 7.1 van bijlage III van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing.
Art. 5.De bedragen vermeld in artikel 1 worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de bepalingen voorzien in de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptierijzen van het Rijk worden gekoppeld. De bedragen stemmen overeen met het spilindexcijfer 138,01.
Art. 6.De presentiegelden toegekend krachtens artikel 1 evenals de terugbetaling van de onkosten zoals bedoeld in artikel 2 moeten beperkt blijven tot de jaarlijks aan de Academische Raad toegekende kredieten.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.De minister of ministers tot wiens bevoegdheden de pensioenen behoren zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 oktober 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE De Minister van Zelfstandigen, W. BORSUS