Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 mei 2000
gepubliceerd op 10 juni 2000

Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het tweede bijvoegsel bij het tweede beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2000014123
pub.
10/06/2000
prom.
29/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/29/2000014123/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 MEI 2000. - Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het tweede bijvoegsel bij het tweede beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 14 januari 1927 en 15 januari 1954, de wetten van 2 augustus 1955, 1 augustus 1960, 4 juli 1962, 21 april 1965, 10 oktober 1967 en 24 juni 1970, het koninklijk besluit nr. 89 van 11 november 1967, het koninklijk besluit nr 452 van 28 augustus 1988, de programmawet van 30 december 1988 en de wet van 21 maart 1991;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikelen 4 en 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 september 1997 houdende goedkeuring van het tweede beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 2000 houdende goedkeuring van het eerste bijvoegsel bij het tweede beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 april 2000;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven naar aanleiding van de beraadslaging op de Ministerraad;

Gelet op het advies van het paritair Comité, gegeven op 25 april 2000;

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité, gegeven op 18 april 2000;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De wijziging aan het tweede beheerscontract in de vorm van een tweede bijvoegsel, bekendgemaakt als bijlage bij dit besluit en overeengekomen tussen de Belgische Staat en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, wordt goedgekeurd.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 3.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 mei 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT

Tweede bijvoegsel bij het tweede beheerscontract tussen de staat en de NMBS De volgende bepalingen worden ingelast in het tweede beheerscontract tussen de Staat en de NMBS, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 25 september 1997. 1. Een artikel 4bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 4bis « In het raam van de ontwikkeling van de activiteiten die niet strikt onder haar opdrachten van openbare dienst vallen, maar die verenigbaar blijven met artikel 1 van het beheerscontract, zal de NMBS ernaar streven om een zo sterk mogelijke complementariteit te bevorderen tussen het luchtverkeer bij vertrek, bij aankomst en in transit in de luchthaven van Brussel-Nationaal en het verkeer van de hogesnelheidstreinen, en dit in overleg met de verschillende betrokken partners. Binnen de twee maanden die volgen op de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel, zal de NMBS aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, een verslag voorleggen over de technische en commerciële haalbaarheid van dergelijke verbindingen en over het resultaat van de met de betrokken partners ondernomen studies en besprekingen ». 2. Een artikel 9bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 9bis « De NMBS verbindt zich ertoe om de haalbaarheid en de voorwaarden te bestuderen van de heropening voor het binnenlands reizigersvervoer van zes spoorlijnstukken die thans in commercieel opzicht buiten dienst zijn.De studie zal omvatten : een evaluatie van de potentiële klanten, een dienst-voorstel (haltes en dienstregelingen van de treinen), op optimale wijze opgemaakt ten opzichte van de behoeften en van de middelen die redelijkerwijs kunnen ingezet worden, een raming van de kosten voor heraanleg van de infrastructuur en van de jaarlijkse exploitatiekosten, evenals een overzicht van de gevolgen voor het milieu.

Deze studie zal het rollend materieel en de exploitatiesystemen in aanmerking nemen die bij de NMBS bestaan, evenals andere geschikte moderne materieeltypes (waaronder de motorwagens reeks 41 die op weg zijn om geleverd te worden) en exploitatiesystemen.

De zes voorgestelde lijnstukken zijn Neerpelt-Weert, Aarlen-Athus-Virton, Genk-Maasmechelen, Libramont-Bastenaken, Aalst-Dendermonde-Puurs en Ottignies-Nijvel. Een voorstel in die zin zal door de NMBS binnen de termijn van vijftien dagen die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel, voorgelegd worden aan het Raadgevend Comité van de Gebruikers, dat een advies zal uitbrengen binnen een termijn van maximum één maand. De definitieve keuze zal gemaakt worden in gemeen overleg tussen de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, en de NMBS, binnen de maand die volgt op het door het genoemd Comité verstrekt advies.

Binnen de zes maanden die volgen op de definitieve keuze van de zes te bestuderen lijnstukken, zal de NMBS aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, het resultaat van deze studies overmaken ». 3. Artikel 17 wordt als volgt aangevuld : « Zodra het bijvoegsel ondertekend is, zal de NMBS een werkgroep oprichten waarin vertegenwoordigers van de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, van het Bestuur van het Vervoer te Land en van het Raadgevend Comité van de Gebruikers bij de NMBS zullen zetelen, teneinde fundamentele aanpassingen aan het vervoerplan te bestuderen. Deze aanpassingen moeten kunnen doorgevoerd worden vanaf 2002.

Om de zes maanden zal het werk van de groep geëvalueerd worden ». 4. Artikel 19, 1°, wordt als volgt aangevuld : « De NMBS zal aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, uiterlijk tegen 1 september 2000, voorstellen voorleggen in verband met de verplaatsing van stopplaatsen en de eventuele opening van nieuwe stopplaatsen in functie van de verwachte klanten en van de mogelijkheid om de nodige onthaalinfrastructuur te verwezenlijken. Die voorstellen zullen eveneens betrekking hebben op bijkomende verbeteringsmaatregelen in termen van exploitatie en investeringen, met een uitvoeringsplanning en een raming van de budgettaire weerslag.

De NMBS zal de procedures opstarten met het oog op de verwezenlijking van de halte « Diesdelle » in Ukkel.

Er zal in gemeen overleg tussen de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, en de NMBS een beslissing genomen worden in verband met de weerhouden maatregelen en het bedrag van de financiële bijdrage van de Staat.

Bij de studies voor de verbetering van de exploitatie van lijn 26 zullen de volgende mogelijkheden onderzocht worden : - versterking van de huidige exploitatie; - exploitatie van de lijn op zaterdag; - verlenging van de exploitatie `s avonds op werkdagen; - doortrekking van één of twee van de drie huidige relaties van de lijn naar het zuiden, met name op het baanvak Edingen-Geraardsbergen en/of Halle-Klabbeek.

De NMBS zal het initiatief nemen om met de gewestelijke maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer overleg te plegen opdat in ieder geval de aansluitingen trein-bus/tram/metro optimaal zouden verzekerd zijn ». 5. Artikel 19, 2°, 3de lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Een GEN-groep op hoog niveau werd opgericht door de Interministeriële Conferentie van Verkeer en Infrastructuur van 30 maart 1999;hij werd ermee belast een ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de drie Gewesten voor te leggen.

Overeenkomstig de toelichtingen die werden verstrekt ter gelegenheid van de vergadering van 31 januari 2000 van de Interministeriële Conferentie van Mobiliteit, Infrastructuur en Telecommunicatie : - zal het ontwerp van samenwerkingsakkoord tegen uiterlijk 30 juni 2000 gefinaliseerd worden; - zal er tegen dezelfde datum een programmatie voorgelegd worden van de eerste maatregelen die dienen doorgevoerd.

De NMBS verbindt zich ertoe actief bij te dragen tot de werkzaamheden van de groep op hoog niveau ». 6. Artikel 19 wordt als volgt aangevuld : « 3° In het raam van de bepalingen van punt 2° van het onderhavige artikel zal de NMBS het aan haar toekomend gedeelte van het plan voor onmiddellijke acties uitvoeren, zoals beschreven in het document « GEN-ontwerpstudie - Startfase van het GEN » van 28 juni 1994. Dit plan omvat hoofdzakelijk : - een reeks acties op korte termijn met betrekking tot het imago, de communicatie en de informatie; - kleine investeringen met betrekking tot onder meer het onthaal van de gebruikers in de stations en stopplaatsen.

Parallel en binnen dezelfde termijn als de werkzaamheden van de groep waarvan sprake in punt 2° hierboven, zal de NMBS aan de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, de uitvoeringsplanning voorleggen van de eerste maatregelen die zij zal nemen, vergezeld van een kostenraming.

De daaraan verbonden investeringen zullen gefinancierd worden door een prioritaire besteding van de kredieten voor de rubriek « onthaal van de klanten » (stations en stopplaatsen) van het investeringsplan waarvan sprake in artikelen 21 tot 26 van het beheerscontract.

Onverminderd de bepalingen van artikel 7 van het beheerscontract zal de NMBS bijzondere aandacht besteden aan de manier om haar gronden in de omgeving van de GEN-stations bouwrijp te maken, rekening houdend met de noodzaak om er vastgoedprojecten te ontwikkelen die van aard zijn het gebruik van het toekomstig GEN te versterken ». 7. Een artikel 19bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 19bis « De NMBS zal deelnemen aan de Belgisch-Frans-Luxemburgse werkgroep voor de verbetering van de verbinding Brussel-Luxemburg-Straatsburg, die werd opgericht in het raam van het additioneel Protocol van 28 januari 1997 tot wijziging van de Belgisch-Frans-Luxemburgse overeenkomst betreffende de exploitatie van de spoorwegen van het Groothertogdom, te Luxemburg ondertekend op 17 april 1946, en van het op 9 december 1999 tussen de met het Vervoer belaste Ministers van België en het Groothertogdom gesloten Memorandum of Understanding. Die groep heeft tot doel : - de studies betreffende de verbetering van de reizigersdienst tussen Brussel, Luxemburg en Straatsburg te actualiseren; - de voorwaarden te onderzoeken voor de aanpassing van de spoorweginfrastructuur, met name tussen Brussel en Luxemburg, en voor de verbetering van de exploitatiewijze, teneinde een degelijke relatie (zonder overstap te Luxemburg) aan te bieden op de as Brussel-Luxemburg-Straatsburg, en de kostprijs en de uitvoeringsduur daarvan te ramen; - een economische analyse te maken van de weerhouden oplossingsscenario's; - de financieringsvoorwaarden te onderzoeken voor de investeringen in infrastructuur en rollend materieel, daarbij de mogelijkheid in aanmerking nemend van een financiële tussenkomst van de Europese Unie.

In haar toekomstig tienjarenplan 2001-2010 voorziet de NMBS in een investeringsprogramma dat aan dat perspectief beantwoordt.

Vanaf de vooropgestelde datum 2002 moet de overheveling van het goederenverkeer naar de as Athus-Maas het mogelijk maken de regelmaat van het reizigersverkeer te verbeteren; in dat vooruitzicht en bij die gelegenheid zal de NMBS de omvang bepalen van de rittijdvermindering die dan op de as Brussel-Luxemburg zal kunnen bekomen worden.

Ten slotte, vanaf de invoering van de dienstregelingen van eind september 2000, verbindt de NMBS zich ertoe nieuw rollend materieel (MS 96) in te leggen voor de meeste treinen van de huidige relatie IC-J, teneinde de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen ». 8. Een artikel 19ter met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 19ter « Tegen uiterlijk 31 december 2000 zal de NMBS het technisch gedeelte opmaken van een bestek voor de aankoop van het toekomstig rollend GEN-materieel.Dit bestek zal opgemaakt worden op basis van de aanwijzingen die opgenomen zijn in de studie « GEN - SOFRETU - Eindfase » van 31 januari 1995, rekening houdend met de elementen die sindsdien naar voren gekomen zijn.

Er zal gans in het bijzonder aandacht besteed worden aan : - de toegankelijkheid van de rijtuigen voor mensen met beperkte mobiliteit; - de toegankelijkheid van de rijtuigen voor reizigers met een fiets; - het comfort van de reizigers; - de visuele en auditieve informatie.

Er zal een werkgroep opgericht worden, die door de NMBS zal worden voorgezeten; hij zal bestaan uit vertegenwoordigers van de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, van het Bestuur van het Vervoer te Land en van het Raadgevend Comité van de Gebruikers.

Hij zal ermee belast worden mee te werken aan de opstelling van de specificaties met betrekking tot het omgrenzingsprofiel, de volumes, het design, het aantal zit- en staanplaatsen, de multifunctionele ruimten, het comfort, de toegankelijkheid en alle functionele specificaties.

De NMBS zal ook een maquette op ware grootte maken die twee gedeelten van het toekomstig GEN-rijtuig toont : - een gedeelte dat de toegankelijkheid van het rijtuig vanop de perrons, de sanitaire installaties, de toegankelijkheid naar de twee niveaus, met inbegrip van een gedeelte van die twee niveaus, toont; - een gedeelte dat de multifunctionele ruimte toont.

Na advies van het Raadgevend Comité van de Gebruikers zal deze maquette voorgesteld worden ter gelegenheid van de tentoonstelling die zal gehouden worden in het raam van de « Week van de mobiliteit » waarvan sprake in artikel 71bis van het onderhavige bijvoegsel.

De studie die moet uitmonden op de opstelling van een bestek alsook de verwezenlijking van de maquette zijn ten laste van de NMBS. Indien de bestelling van het toekomstig rollend GEN-materieel niet aan de NMBS zou toevertrouwd worden, verbindt de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, zich ertoe alle documenten die het bestek vormen alsook de maquette over te kopen voor een forfaitair bedrag van 10 miljoen BEF; dit bedrag is betaalbaar binnen de termijn van maximum twaalf maanden die volgt op de beslissing van de Staat.

Binnen de twee maanden die volgen op de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel zal de NMBS aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort en aan het Bestuur van het Vervoer te Land een verslag over de stand van vordering voorleggen, waarin de ondernomen acties beschreven worden ». 9. Artikel 21 wordt als volgt aangevuld : « Binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel, zal de NMBS aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, een volledig verslag voorleggen over de voltooiing van de verwezenlijking van het HST-project van grens tot grens;dit verslag zal betrekking hebben op de uitvoeringsplanning en op het budget voor de werken van het genoemd project ». 10. Een artikel 21bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 21bis « Op basis van haar document REVALOR zal de NMBS verscheidene gelijktijdige programma's uitvoeren met het oog op de herwaardering van alle stations en stopplaatsen van haar net, nl.: - een vierjarenprogramma (2000-2003) om een maximum aan installaties voor onthaal van de reizigers te renoveren die geen bouwtoelating vergen; dit programma zal aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, voorgelegd worden binnen de twee maanden die volgen op de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel; - een tienjarenprogramma, in het raam van het nieuw tienjareninvesteringsplan (2001-2010), voor de installaties voor onthaal van de reizigers die bouwtoelatingen vergen; - jaarprogramma's om de installaties in goede staat te houden; - een programma met concrete maatregelen, zoals afbraak of renovatie van gebouwen, bijgebouwen, gebouwen buiten dienst en andere installaties, teneinde de veiligheid en het esthetisch uitzicht van de stations en hun omgeving te verbeteren; - campagnes om deze acties te valoriseren bij haar klanten en het grote publiek.

De NMBS zal in het bijzonder de nadruk leggen op de netheid van de installaties voor onthaal van de reizigers en op het snel herstel van de schade die te wijten is aan vandalisme en aan het aanbrengen van graffiti.

De NMBS bouwt haar relaties met de bevoegde overheden uit om de oppuntstelling en de uitvoering van de projecten te bespoedigen, voor de ontwikkeling van partnerships op gemeenschappelijke projecten en voor het toezicht op deze installaties door de plaatselijke politie.

Ten slotte zal de NMBS tegen 31 december 2000 een inventaris opmaken van het onroerend patrimonium met architectonische of historische waarde, waarvan ze de onderhoudskosten moet dragen hoewel dit patrimonium niet meer nodig is voor de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienst, met het oog op de opneming ervan onder een speciale rubriek van het investeringsprogramma ». 11. Een artikel 22bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 22bis « De verschillende projecten die opgenomen zijn in het toekomstig tienjareninvesteringsplan 2001-2010, zullen aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort en aan het Bestuur van het Vervoer te Land voorgelegd worden vóór de goedkeuring van het genoemd plan door de Regering.In elk geval van ontwikkeling of uitbreiding van de infrastructuur en van aankoop van rollend materieel zullen het belang en het voordeel van de projecten duidelijk aangegeven worden in het licht van het in artikel 1 van het beheerscontract gedefinieerd mobiliteitsbeleid.

Daartoe zullen onder meer de volgende criteria gehanteerd worden : - formulering van de nagestreefde doelstellingen; - verwachte voordelen voor de klanten (comfort, kwaliteit, rittijd,... van de verschillende trafieken); - impact op de regelmaat van het verkeer; - beheersimperatieven; - tegemoetkoming aan de huidige beperkingen (capaciteit van de infrastructuur en beschikbaarheid van het rollend materieel); - verhoging van de capaciteit, de snelheid en de frequentie van de bedieningen; - verbetering van de veiligheid en de betrouwbaarheid; - bescherming van het milieu; - bijdrage tot de uitvoering van het Europees vervoerbeleid, met onder meer de wegwerking van de bottlenecks.

Voor elk van de projecten zal er een omstandige fiche worden opgemaakt en bij het ontwerp van plan worden gevoegd ». 12. Artikel 28 wordt vervangen door de volgende bepaling : Artikel 28 « Als infrastructuurbeheerder in de zin van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 tot uitvoering van richtlijn 91/440/EEG van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, neemt de NMBS, onder haar verantwoordelijkheid, de opdrachten van openbare dienst op zich in verband met het onderhoud, het beheer en de exploitatie van de infrastructuur.Op die manier verzekert ze zich ervan dat het hele net dat open staat voor een normale exploitatie, beantwoordt aan een adequaat veiligheidsniveau.

De beslissingen van de NMBS terzake doen geen afbreuk aan de controle- en interventiebevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort of van zijn/haar afgevaardigde op het gebied van de veiligheid, krachtens artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 tot uitvoering van de voornoemde richtlijn 91/440/EEG. De infrastructuur van de buiten dienst gestelde lijnen die niet opgebroken zijn maar door derden voor toeristische doeleinden worden gebruikt om er spoorwegvoertuigen te doen rijden (museumlijnen), maakt geen deel uit van de opdracht van openbare dienst met betrekking tot de verwerving, de aanleg, het onderhoud, het beheer en de exploitatie van de infrastructuur ». 13. Een artikel 30bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 30bis « Ten bewarende titel en tot de vervaldag van het onderhavige beheerscontract verbindt de NMBS zich ertoe geen buiten dienst gestelde spoorlijnen meer op te breken, ongeacht de reden voor de buitendienststelling, en dit onverminderd de verantwoordelijkheid en de veiligheidsverplichtingen die voortvloeien uit haar hoedanigheid van eigenaar. De Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, en de NMBS verbinden zich ertoe om met betrekking tot die lijnen een definitieve oplossing te vinden in het raam van de sluiting van het derde beheerscontract ». 14. Een artikel 33bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 33bis « In 2000 waarborgt de Staat aan de NMBS de storting van een financiële bijdrage van 263,5 miljoen BEF om het kosteloos vervoer en de tariefverminderingen te dekken waarvan sprake in punten 2 tot 4 van bijlage 11bis bij het onderhavige bijvoegsel. In 2001 zal deze bijdrage 519 miljoen BEF bedragen.

De betalingsmodaliteiten van deze bijdrage zijn gepreciseerd in artikel 50, 2° van het onderhavige bijvoegsel.

De Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, en de NMBS komen overeen dat de categorieën van kosteloos vervoer en van tariefverminderingen, waarvan sprake in bijlage 11bis, in gemeen overleg zullen kunnen aangepast worden in functie van de lering die getrokken wordt uit de eerste maanden van toepassing ervan. Tegen 15 oktober 2000 zal de NMBS daartoe een evaluatieverslag opmaken, dat ze zal overmaken aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort en aan het Bestuur van het Vervoer te Land ». 15. Artikel 36 wordt als volgt aangevuld : « In gemeen overleg tussen de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, en de NMBS zal deze bijdrage in 2000 en 2001 vermeerderd worden met een overeen te komen bedrag in functie van de verbeteringen van de dienstverlening ».16. Artikel 39 wordt vervangen door de volgende bepaling : Artikel 39 « De bijdrage van 823 miljoen NLG, door Nederland toegekend aan de Belgische Staat in uitvoering van het Verdrag van 21 december 1996 tussen de koninkrijken België en Nederland, omgerekend in BEF en vermeerderd met de interesten, zal door de Belgische Staat aan de NMBS worden doorgestort naar rata van drie gelijke jaarlijkse betalingen van 6 183,2 miljoen BEF, die uiterlijk op 30 juni van de jaren 1999, 2000 en 2001 moeten gebeuren in de vorm van een renteloze lening.De vordering van de Staat zal vanaf de indienststelling van de hogesnelheidslijn opgenomen worden bij het kapitaal van de NMBS, desgevallend verminderd met de bedragen die de NMBS zou verschuldigd zijn krachtens artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 mei 1999 tot uitvoering van artikel 15 van de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project.

Deze lening zal door de NMBS integraal en exclusief besteed worden aan de aanleg van de hogesnelheidslijn tussen Antwerpen (Dam) en de Belgisch-Nederlandse grens, volgens de modaliteiten die vermeld zijn in het K.B. van 28 mei 1999 tot uitvoering van artikel 15 van de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project ». 17. Artikel 40 wordt als volgt aangevuld : « Bij afwijking op het 2de lid hierboven wordt de jaarlijkse financiële bijdrage van 24 miljard BEF (franken 1996) verminderd met een bedrag dat overeenstemt met de terugbetaling van de personeelskosten waarvan sprake in artikel 71. Bij afwijking op hetzelfde 2de lid wordt de jaarlijkse financiële bijdrage van 24 miljard BEF (franken 1996) verminderd met een bedrag van 134,2 miljoen BEF (franken 1999) in 1999 en 219,3 miljoen BEF (franken 1996) vanaf het jaar 2000, bedrag dat overeenstemt met de overheveling van de Spoorwegpolitie van de NMBS naar de Rijkswacht op 1 juni 1999, zoals beslist door de Ministerraad van 17 februari 1998 ». 18. Artikel 45 wordt vervangen door de volgende bepaling : Artikel 45 « De financiële verplichtingen van de Staat die voortvloeien uit de op 21 december 1989 uitgevoerde « Sale and Lease Back »-verrichting voor een bedrag van 1 miljard BEF, worden gedekt door een jaarlijkse financiële bijdrage die door de Staat aan de NMBS gestort wordt.Deze financiële bijdrage is gelijk aan 116 886 266 BEF voor het jaar 1997 en 101 855 211 BEF voor het jaar 1998 en volgende tot in 2005, einde van de verrichting ». 19. Een artikel 49bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 49bis « Een werkgroep waarin vertegenwoordigers van de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, van het Bestuur van het Vervoer te Land en van de NMBS zetelen, zal opgericht worden om de invoering te bestuderen van een mechanisme om, teneinde de NMBS ertoe aan te zetten enerzijds haar prestaties aan de klanten en anderzijds het aantal van haar klanten te optimaliseren, de NMBS financieel te betrekken bij haar verwezenlijkingen op die twee vlakken.Het te bestuderen mechanisme zal betrekking hebben op de financiële bijdragen van de Staat waarvan sprake in artikelen 33, 37 en 40 van het onderhavige beheerscontract.

De studie zal uitgevoerd worden in nauwe coördinatie met de werkzaamheden betreffende de globale studie om de klanten te vergoeden in geval van gebrekkige dienstverlening, waarvan sprake in artikel 56.

De werkgroep wordt ermee belast aan de Minister en aan het Directiecomité van de NMBS een verslag voor te leggen tegen 30 juni 2000 ». 20. Artikel 50 wordt vervangen door de volgende bepaling : Artikel 50 « 1° Vanaf het jaar 2000 worden de jaarlijkse financiële bijdragen en compensaties van de Staat aan de NMBS, vermeld in artikelen 33, 37, 40 en 43, gestort met maandelijkse provisies gelijk aan één twaalfde van het jaarlijks bedrag. De schijven van januari tot april van elk jaar worden uiterlijk op de 25ste van elke maand betaald. De schijven voor mei, juni, juli en augustus van elk jaar worden in één keer betaald, uiterlijk op 8 mei van hetzelfde jaar. De schijven voor september, oktober, november en december van elk jaar worden in één keer betaald vóór de 10de werkdag van januari van het volgende jaar.

De op 8 mei vastgestelde stortingsdatum kan vervroegd worden om rekening te houden met de stijging van de rentevoet EURIBOR 4 maanden.

Deze datum wordt met acht kalenderdagen vervroegd per positief verschil van 0,5 % tussen de in september en in mei van het vorige jaar waargenomen rentevoeten.

Deze betalingsmodaliteiten worden nageleefd, onverminderd de bepalingen van artikel 51 en de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de Rijksbegroting en de algemene procedure voor de vrijmaking van de begrotingskredieten. 2° De bijdragen vermeld in artikel 33bis en artikel 36 van het onderhavige bijvoegsel, worden voor de helft gestort vóór de 10e werkdag van juli en voor de helft vóór de 10de werkdag van januari van het volgende jaar.3° De storting die dient om de financiering van de in artikel 42 bedoelde projecten te dekken, wordt uitgevoerd op basis van rechtvaardigende stukken, verstrekt door de NMBS.4° De stortingen van financiële compensaties met betrekking tot de tenlasteneming van de kosten van de alternatieve financiële verrichtingen vermeld in artikelen 45, 46 en 47, worden uitgevoerd na overlegging van de door de NMBS verstrekte rechtvaardigende stukken en rekening houdend met de betalingsmodaliteiten vermeld in bijlage 14. De storting van de in artikel 44 vermelde financiële compensatie wordt uitgevoerd tegen 30 april van elk jaar, onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de Rijksbegroting en de algemene procedure voor de vrijmaking van de begrotingskredieten. 5° De in artikel 71 van het onderhavige beheerscontract vermelde storting, die bestemd is om personeelskosten te dekken, wordt uitgevoerd op basis van de voorlegging van een jaarlijks rechtvaardigend stuk door de NMBS.Het bedrag wordt gestort in de loop van het eerste trimester van het jaar dat volgt op het jaar waarin de prestaties vervuld werden. 6° De in artikel 78 vermelde terugbetaling zal maandelijks uitgevoerd worden op basis van een door de NMBS overgemaakte staat van de aangegane uitgaven ».21. Artikel 51 wordt vervangen door de volgende bepaling : Artikel 51 « Vanaf het jaar 2000 is de storting van de twaalfde maandelijkse schijf van elke in artikelen 33, 37, 40 en 43 bedoelde bijdrage en compensatie, aan de naleving van de volgende bepalingen onderworpen : - de storting van drie vierden van de twaalfde maandelijkse schijf is automatisch; - de storting van het vierde kwart van de twaalfde maandelijkse schijf van deze bijdragen en compensaties zal gebeuren binnen de zestig dagen nadat de Algemene Vergadering der Aandeelhouders van de NMBS de rekeningen heeft goedgekeurd ». 22. Artikel 53, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De verhoging van de prijzen vóór afronding van alle vervoerbewijzen samen die vermeld zijn in punt 2°, uitgedrukt in een gemiddelde dat gewogen is volgens het volume van de verschillende vervoerbewijzen die werden uitgegeven gedurende het kalenderjaar dat voorafgaat aan de datum waarop de tarieven worden goedgekeurd, mag ten hoogste oplopen tot de stijging van de gezondheidsindex.De gezondheidsindex is die van de maand juni die voorafgaat aan de tariefverhoging.

Indien de regelmaat van de reizigerstreinen, zoals bepaald in artikel 59, hoger is dan 90 %, mag het aldus bekomen indexeringspercentage evenwel verhoogd worden naar rata van de overschrijding van de drempel, en dit in de mate dat het effectief globaal aanbod van de NMBS, uitgedrukt in trein-kilometers, minstens van dezelfde orde blijft als het thans bestaand aanbod.

De toe te passen formule, die het bijkomend percentage geeft, is de volgende : 3 x effectieve regelmaat - 90 %/10 % De effectieve regelmaatsindex is het gemiddelde van de twaalf maandelijkse indexen van de periode die eindigt in juni van het jaar dat aan de tariefverhoging voorafgaat.

De vertragingen te wijten aan gevallen van overmacht, aan de uitvoering van grote investeringsprojecten of aan langdurige snelheidsbeperkingen die te maken hebben met veiligheidsredenen, worden in de te maken berekening geneutraliseerd.

In geval van wijziging van de BTW-voet op de vervoerbewijzen mag de NMBS de prijzen hiervan aanpassen om de impact door te rekenen in de door de reizigers betaalde prijzen. De prijsstijging of -daling die het resultaat is van een wijziging van de BTW-voet, dient niet in aanmerking genomen voor de vergelijking van de verhoging van de tarieven met het maximum-indexeringspercentage ervan ». 23. Een artikel 55bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 55bis « Overeenkomstig het akkoord dat tussen de drie Gewesten en de federale Staat werd bereikt op de Interministeriële Conferentie van Mobiliteit, Infrastructuur en Telecommunicatie van 30 november 1999, met het oog op de geleidelijke doorvoering van een tariefintegratie in en rond Brussel, neemt de NMBS deel aan de technische werkgroep die ermee belast is de principes voor deze tariefintegratie in en rond Brussel voor te leggen. Deze principes bepalen dat, voor de vervoerbewijzen waarop de tariefintegratie betrekking heeft, de NMBS ertoe gehouden is haar prijzen vast te stellen na overleg met de gewestelijke vervoermaatschappijen en rekening houdend met de nieuwe tariefstructuur die eigen is aan de geïntegreerde vervoerbewijzen. De gemeenschappelijke vervoerbewijzen worden pas vastgelegd na formeel akkoord van de vier partners. De tariefverminderingssystemen die eigen zijn aan elke exploitant, maken er geen deel van uit, en met name die van de NMBS bedoeld in bijlagen 11, 11bis, 12 en 13 van het beheerscontract.

De NMBS zal deelnemen aan de verschillende fasen van tariefintegratie.

Met het oog op harmonisering zal ze meewerken in het proces voor aankoop, vervanging of aanpassing van de nodige ontwaardingstoestellen, zowel op het vlak van de apparatuur als op dat van de programmatuur ». 24. Artikel 56 wordt als volgt aangevuld : « Binnen de zes maanden die volgen op de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel, zal de NMBS aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, een verslag voorleggen waarin worden gepreciseerd : - het begrip « niet uitgevoerde dienst of dienst die ernstige gebreken vertoonde »; - de mogelijkheden en de manier om de klanten te vergoeden in geval van « niet uitgevoerde dienst of dienst die ernstige gebreken vertoonde ».

Een apart hoofdstuk van dat verslag zal gewijd zijn aan de kwestie van de treinvertragingen, waarbij in het bijzonder aandacht dient besteed aan het probleem van het laatste vertrek van de dag.

In het raam van de evaluatie van de kwestie van de treinvertragingen, zal de NMBS rekening houden met de besluiten en voorstellen van het eindverslag van 30 september 1999 van de studie over de verbetering van het statistisch apparaat betreffende de regelmaat van de binnenlandse reizigerstreinen van de gewone dienst, evenals met de praktijken die toegepast worden bij andere vervoermaatschappijen (ook in het buitenland) en in andere activiteitssectoren.

Dit verslag zal gelijktijdig voor advies worden voorgelegd aan de Ombudsdienst van de NMBS en aan het Raadgevend Comité van de Gebruikers bij de NMBS. Hun opmerkingen zullen binnen een termijn van één maand worden overgemaakt aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort.

Er zal op initiatief van de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, een werkgroep opgericht worden; hij zal bestaan uit de vertegenwoordigers van de Minister en uit vertegenwoordigers van de NMBS en van het Bestuur van het Vervoer te Land. Hij zal een tweede verslag indienen, uiterlijk twee maanden na de genoemde adviezen ontvangen te hebben ». 25. Artikel 57, 2° wordt als volgt aangevuld : « De NMBS verbindt zich ertoe een plan uit te werken dat de bijkomende maatregelen bepaalt die dienen genomen om de klanten zo snel en zo goed mogelijk te informeren in geval van niet uitgevoerde dienst of dienst die ernstige gebreken vertoonde, zoals zal gepreciseerd worden in de verslagen waarvan sprake in artikel 56 van het beheerscontract, aangevuld met het onderhavige bijvoegsel. In geval van aanpassing van de dienstregeling van de treinen wegens werken, langdurige aanpassingen of incidenten, zal bij deze informatiestrategie rekening gehouden worden met de eventuele gevolgen voor de klanten op het vlak van de aansluitingen.

Daartoe zal de NMBS overleg plegen met de gewestelijke vervoermaatschappijen.

De NMBS zal de genomen maatregelen aan het betrokken personeel meedelen en ze integreren in de beroepsopleiding van dit personeel.

Dit plan zal aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, voorgelegd worden binnen de vier maanden die volgen op de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel.

Bovendien zal de NMBS met de media samenwerken aan de projecten die ze ontwikkelen inzake informatie in real time over de mobiliteit, waarbij ze zich onder meer laten leiden door de informatie in verband met het wegverkeer ». 26. Een artikel 57bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 57bis « Binnen de vier maanden die volgen op de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel, zal de NMBS aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, een verslag bezorgen waarin ze de eerste kwaliteitskenmerken en -normen zal definiëren ter staving van haar kwaliteitsstudie die ze heeft uitgevoerd op de relatie Oostende-Welkenraedt en ter staving van het « CEN »-norm-project. Drie maanden later zal ze een actieplan indienen, vergezeld van een kalender; in dit plan zullen de termijnen worden gepreciseerd waarbinnen de NMBS aan dergelijke kwaliteitseisen zal kunnen voldoen.

Er zal voorrang gegeven worden aan de zes lijnen vermeld in artikel 64bis van het onderhavige bijvoegsel ». 27. Artikel 64 wordt als volgt aangevuld : « Overeenkomstig het besluit nr.1821 dat door de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd aangenomen op 18 januari 1999, verbindt de NMBS zich er in haar betrekkingen met het Raadgevend Comité van de Gebruikers toe : - binnen de maand te antwoorden (behalve bij moeilijke materies) op alle door het Raadgevend Comité van de Gebruikers uitgebrachte adviezen; - het genoemd Comité zo vlug mogelijk te informeren over de belangrijke aanpassingen die ze voornemens is aan te brengen aan het vervoerplan, onder meer de wijzigingen van cadansen, vertrekpunten, bestemmingen, reiswegen,... van de IC-, IR-, L- en P-diensten, evenals aan haar tarievengamma en aan de gebruiksvoorwaarden van de vervoerbewijzen. 28. Een artikel 64bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 64bis « Op zes relaties van het « L »-net zal de NMBS de toepassing bestuderen en aanvatten van een verbetering van de bediening volgens het concept « integrale kwaliteitszorg ». Dit concept bestaat erin gelijktijdig een maximum aan verbeteringen aan te brengen aan alle aspecten met betrekking tot de klanten, overeenkomstig de bepalingen van artikelen 56, 57 en 58 : dienstregeling van de treinen (frequentie en amplitude van de dienst, afstemming op de verplaatsingsbehoeften), aansluitingen (met inbegrip van die met de diensten van de gewestelijke maatschappijen), kwaliteit van het rollend materieel, kwaliteit, comfort en veiligheid van de stations en stopplaatsen, onthaal van de klanten, met inbegrip van de mensen met beperkte mobiliteit en de fietsers, informatie en promotie, verkoop van vervoerbewijzen, ...

Bij het project zal uitgegaan worden van de CEN-normen inzake openbaar vervoer, waarvan sprake in artikel 57bis, alsook van de reeds gevolgde methodologie bij de op de relatie Oostende-Welkenraedt uitgevoerde kwaliteitsstudie.

Het is de bedoeling te komen tot concrete verwezenlijkingen, die direct door de gebruikers kunnen waargenomen worden. De verwezenlijkingen zullen rekening houden met de plaatselijke specificiteiten. Daartoe zal de NMBS, met de steun van de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, overleg plegen met de Gewesten, de gemeenten en de gewestelijke maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer.

Bovendien zal op de klanten van de betrokken lijnen een beroep gedaan worden om de verbeteringen van de dienstverlening te evalueren op basis van een in overleg met het Raadgevend Comité van de Gebruikers vastgelegde procedure.

De zes voorgestelde relaties zijn Mol-Hasselt, Gent-Eeklo, Antwerpen-Boom-Puurs, Luik-Jemelle, Charleroi-Couvin en Bertrix-Virton. Dit voorstel zal binnen een termijn van vijftien dagen na de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel voorgelegd worden aan het Raadgevend Comité van de Gebruikers, dat een advies zal uitbrengen binnen een termijn van één maand. De definitieve keuze zal in gemeen overleg tussen de NMBS en de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, gemaakt worden binnen een termijn van één maand na ontvangst van het advies van het genoemd Comité.

Binnen een termijn van vier maanden na de definitieve keuze zal de NMBS aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, een actieplanning voorstellen; deze zal derwijze opgevat worden dat de eerste verwezenlijkingen worden opgenomen in één van de amenderingen aan het investeringsprogramma van het jaar 2000. De uitvoeringskalender zal rekening houden met de leveringsplanning van de nieuwe motorwagens (reeks 41). Ook zullen de geleidelijk aan te brengen verbeteringen het voorwerp zijn van kosten/efficiëntie-verslagen en van keuzen, rekening houdend met het aantal verwachte klanten. Op twee van die lijnen zal een beduidend geheel van maatregelen verwezenlijkt worden vanaf mei 2001 ». 29. Een artikel 64ter met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 64ter « De NMBS zal bij de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, via het Bestuur van het Vervoer te Land, uiterlijk vier maanden na de inwerkingtreding van het onderhavige bijvoegsel, een voorstel indienen betreffende de strategie voor communicatie met, benadering van en actief gehoor voor de klanten. Onder actief gehoor wordt de organisatie verstaan van procedures via dewelke de klanten enerzijds uitdrukking kunnen geven aan hun verwachtingen en zich anderzijds kunnen uitspreken over de door de NMBS voorgestelde kwalitatieve verbeteringen van de dienstverlening.

Deze strategie zal onder meer betrekking hebben op de verbetering van de internet-site, op een sensibilisering van het personeel voor de klanten en op een betere behandeling en opvolging van de door de reizigers geuite klachten; ze zal in het bijzonder van toepassing zijn bij de benadering inzake « integrale kwaliteitszorg », waarvan sprake in artikel 64bis van het onderhavige bijvoegsel ». 30. Artikel 71, 3de lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De tussen de Staat en de NMBS gesloten overeenkomst, getroffen ter uitvoering van de Belgische wetgeving en reglementen die de Europese richtlijnen en akten betreffende het spoorvervoer hebben omgezet, maakt integraal deel uit van het onderhavige beheerscontract. De tenlasteneming door de Staat van de kosten van het betrokken personeel van de NMBS gebeurt overeenkomstig artikel 50, 5° van het onderhavige beheerscontract ». 31. Een artikel 71bis met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 71bis « De NMBS zal op proactieve wijze deelnemen aan de organisatie van de « Week van de mobiliteit » die eind september 2000 zal plaatshebben. In dit kader zal ze een tentoonstelling organiseren die op 23 en 24 september 2000 in het station Brussel-Zuid zal plaatshebben en die onder meer het GEN als thema zal hebben. Om de doelstellingen van dit thema in het licht te stellen (bijdragen tot de oplossing van de mobiliteitsproblemen, bedieningsvoorstellen, inbreng van de andere betrokken openbare partners, nl. TEC, DE LIJN en de MIVB), zal ze op die tentoonstelling ook tonen : - informatieborden; - audiovisuele montages; - de maquette op ware grootte van het toekomstig rollend GEN-materieel, waarvan sprake in artikel 19ter van het onderhavige bijvoegsel.

Het concept van de tentoonstelling zal uiterlijk op 30 juni 2000 ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort.

De Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, zal tegelijkertijd een tentoonstelling organiseren over de projecten voor de inrichting van de omgeving van het Zuidstation.

De kosten met betrekking tot deze manifestatie zullen volgens later te bepalen modaliteiten door de verschillende betrokken partners gedragen worden ». 32. Artikel 74 wordt vervangen door de volgende bepaling : Artikel 74 « Inzake milieu zal de NMBS, conform de gewestelijke wetgevingen en reglementeringen, de maatregelen nemen om haar hoedanigheid van weinig vervuilend en milieuvriendelijk vervoerder te vrijwaren. Tijdens het jaar 2000 wordt de NMBS gans in het bijzonder verzocht om met de Gewesten te onderhandelen over overeenkomsten met betrekking tot milieumateries (geluid, trillingen, onderhoud van de taluds,...).

Tegen 1 oktober 2000 zal de NMBS aan de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, verslag uitbrengen over de met de Gewesten gelegde contacten en bekomen resultaten. Indien de mogelijkheid bestaat om een milieu-overeenkomst over een materie te sluiten met een Gewest, zal de NMBS snel finale onderhandelingen aanknopen.

Tegen 1 juni 2000 zal de NMBS aan de Staat, vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, verstrekken : - een evaluatieverslag over de uitvoering van het eerste actieplan met betrekking tot de periode 1996 tot 1999; - de krachtlijnen van een nieuw plan dat betrekking zal hebben op de jaren 2000 tot 2003 ». 33. Een artikel 77 met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 77 « 1° Er wordt tussen de Staat en de NMBS een werkgroep opgericht om de opvolging van het beheerscontract te evalueren. Deze groep bestaat uit de Minister tot wiens bevoegdheid het spoorwegvervoer behoort, vertegenwoordigers van het Bestuur van het Vervoer te Land en leden van het Directiecomité van de NMBS. De groep komt elk jaar samen op het einde van de maanden april en oktober; de eerste vergadering is eind oktober 2000 vastgesteld.

Vijftien dagen vóór de voor elke vergadering vastgestelde datum zal de NMBS een werkdocument voorleggen betreffende de uitvoering van de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit het beheerscontract. 2° Daarnaast is dezelfde werkgroep ermee belast om met betrekking tot dit contract een informatie-actie op punt te stellen, bestemd voor het personeel, de klanten en de gespecialiseerde vervoermiddens.Daartoe zal hij zijn agenda derwijze organiseren dat de actie kan gepland worden tussen juli en december 2000.

De kosten van deze actie zijn ten laste van de NMBS ». 34. Een artikel 78 met de volgende tekst wordt ingelast : Artikel 78 « Om voor rekening van de federale overheid bepaalde globale projecten, die door de Regering werden aangenomen overeenkomstig artikel 43 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, uit te voeren, neemt de NMBS jonge werknemers in dienst in een overeenkomst van startbaan, die bestaat in een arbeidscontract voor een voltijdse baan voor de duur van één jaar. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder « jonge werknemers », de jongeren bedoeld in artikel 21 van voornoemde wet, voorgesteld door de regionale arbeidsdiensten.

Het doel is 150 jonge werknemers per jaar aan te werven.

De Staat zal de NMBS voor alle door die aanwervingen veroorzaakte kosten vergoeden volgens de in artikel 50, 6° vastgestelde modaliteiten ». 35. Een bijlage 11bis met de volgende tekst wordt ingelast : Bijlage 11bis 1.Federale ambtenaren.

De NMBS sluit met elk van de federale departementen of instellingen een overeenkomst volgens dewelke het aandeel in de prijs van de trajecttreinkaart dat ten laste van de federale ambtenaren blijft, lager zal zijn dan hetgeen ze nu ten laste nemen, terwijl het saldo ten laste genomen wordt door elk van de betrokken departementen of instellingen.

Deze maatregel zal van toepassing worden vanaf 1 juli 2000. 2. Kosteloos vervoer voor kinderen van 6 tot minder dan 12 jaar. Vanaf hun 6e verjaardag en tot de dag vóór hun 12e verjaardag zullen kinderen kosteloos vervoerd worden in 2e klasse, in de treinen van de binnenlandse dienst, voor ieder traject afgelegd tussen twee Belgische stations. Het kosteloos vervoer wordt evenwel maar toegekend voor maximum vier kinderen in het gezelschap van een reiziger van 12 jaar of ouder die in het bezit is van een geldig vervoerbewijs voor de binnenlandse dienst.

Deze kosteloosheid geldt slechts voor reizen die beginnen na 9 uur van maandag tot vrijdag (deze uurbeperking geldt niet op zaterdagen, zondagen en feestdagen) en enkel indien het kind dat de kosteloosheid wenst te genieten, een door het Gemeentebestuur afgeleverd identiteitsbewijs waarop zijn leeftijd bevestigd wordt, bij zich heeft.

Deze maatregel zal van toepassing worden vanaf 1 juli 2000. 3. Voordeeltarief voor senioren van 65 jaar en ouder. Vanaf hun 65ste verjaardag kunnen senioren een heen/terug-biljet kopen tegen de forfaitaire prijs van 50 BEF per enkele rit. Dit tarief wordt toegekend voor de verplaatsingen tussen twee Belgische stations, in 2de klasse, met de treinen van de binnenlandse dienst, op voorwaarde dat de reis begint na 9 uur van maandag tot vrijdag (deze uurbeperking geldt niet op zaterdagen, zondagen en feestdagen).

Tijdens de verlengde weekends van Pasen (van zaterdag tot maandag), van Hemelvaartsdag (van donderdag tot zondag) en van Pinksteren (van zaterdag tot maandag) en op de zaterdagen, zondagen en feestdagen gelegen tussen 15 mei en 15 september, geldt dit forfaitair tarief niet.

Deze maatregel zal van toepassing worden vanaf 1 juli 2000. 4. Voordeeltarief voor de schooltreinkaarten voor jongeren van minder dan 18 jaar. De prijs van de schooltreinkaarten voor jongeren van minder dan 18 jaar wordt op 45 % van de volledige prijs van de trajecttreinkaart gebracht.

Deze maatregel zal van toepassing worden vanaf 1 september 2000. 36. Bijlage 14, punt II.1, 5de streepje, wordt vervangen door de volgende bepaling : « - Modaliteiten Staatsbijdrage.

Tot in 1997 draagt de Staat bij ten belope van een aflossingstabel opgemaakt voor een klassieke lening van 1 miljard, tegen de rentevoet van 8,95 % voor een duur van 16 jaar, d.i. een vaste annuïteit van 116 886 266 BEF. Vanaf 1998 wordt deze annuïteit tot 101 855 211 BEF verlaagd om rekening te houden met een evenredige vermindering van de som van de door de NMBS verschuldigde vervallen bedragen ».

In naam van de BELGISCHE STAAT, De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT In naam van de N.M.B.S., De Voorzitter van de Raad van Bestuur, M. DAMAR De Gedelegeerd Bestuurder, E. SCHOUPPE

^