gepubliceerd op 03 september 1999
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het voorschrijven van geneesmiddelen door de dierenarts
29 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het voorschrijven van geneesmiddelen door de dierenarts
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde, inzonderheid op artikel 9, § 2;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, inzonderheid op bijlage IV, vervangen bij verordening (EG) nr. 508/1999 van de Commissie van 4 maart 1999;
Gelet op de richtlijn 81/851/EEG van de Raad van 28 september 1981 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij richtlijn 90/676/EEG van de Raad van 13 december 1990 en bij richtlijn 93/40/EEG van de Raad van 14 juni 1993;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid en Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, belast met Landbouw en Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De dierenarts kan enkel geneesmiddelen voorschrijven waarvoor een Europese vergunning bestaat of die in België geregistreerd zijn.
Art. 2.Indien er voor een bepaalde aandoening geen geneesmiddel bestaat waarvoor een Europese vergunning bestaat of dat in België geregistreerd is, kan de dierenarts uitzonderlijkerwijs, voor een dier of voor een klein aantal dieren van een bepaald bedrijf, onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid en teneinde hun onaanvaardbaar lijden te vermijden : a) een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik voorschrijven waarvoor een Europese vergunning bestaat of dat in België geregistreerd is voor toediening aan een andere diersoort of voor een andere indicatie bij dezelfde diersoort, b) indien een onder punt a) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, een geneesmiddel voor toediening aan mensen voorschrijven waarvoor een Europese vergunning bestaat of dat in België geregistreerd is, c) indien een onder de punten a) en b) bedoeld geneesmiddel niet bestaat, een geneesmiddel voorschrijven dat door een officina-apothekerex-tempore wordt bereid.Het geneesmiddel mag, indien het wordt toegediend aan dieren waarvan het vlees of de producten bestemd zijn voor menselijke consumptie, alleen substanties bevatten die aanwezig zijn in een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik dat voor dergelijke dieren geregistreerd is. De verantwoordelijke dierenarts stelt voor dergelijke dieren een passende wachttijd vast, ten einde te waarborgen dat de van de behandelde dieren afkomstige levensmiddelen geen residuen bevatten die gevaarlijk zijn voor de consumenten.
Indien op het gebruikte geneesmiddel geen wachttijd voor de betrokken diersoort is aangegeven, mag de door de dierenarts opgegeven wachttijd niet minder bedragen dan : - eieren : 7 dagen; - melk : 7 dagen; - vlees van pluimvee en zoogdieren, met inbegrip van vet en afval : 28 dagen; - visvlees : 500 graaddagen.
Art. 3.§ 1. De bepalingen van artikel 2, c) zijn niet van toepassing op geneesmiddelen voor diergeneeskundig parenteraal gebruik, met uitzondering van die die als enige actieve bestanddelen één of meerdere van de volgende stoffen in een oplossing in water bevatten : natriumchloride, kaliumchloride, calciumchloride, magnesiumchloride, natriumwaterstofcarbonaat, natriumacetaat, glucose. §. 2. De bepalingen van artikel 2 zijn niet van toepassing op geneesmiddelen geregistreerd voor voedselproducerende dieren, indien ze één of meerdere substanties bevatten, vermeld in bijlage IV van de Verordening (EEG) Nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong.
Art. 4.De bepalingen van artikel 1 zijn niet van toepassing op geneesmiddelen die worden bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 juni 1999 dat de voorwaarden en modaliteiten van het in bezit hebben en van invoer van bepaalde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik reglementeert.
Art. 5.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid en Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, belast met Landbouw en Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, belast met Volksgezondheid, L. VAN DEN BOSSCHE De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, belast met Landbouw en Kleine en Middelgrote Ondernemingen, H. VAN ROMPUY