Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 januari 2007
gepubliceerd op 21 februari 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007200209
pub.
21/02/2007
prom.
29/01/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akkoord 2005-2006.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2005 Nationaal akkoord 2005-2006 (Overeenkomst geregistreerd op 24 juni 2005 onder het nummer 75374/CO/111) HOOFDSTUK I. - Inleiding 1.1. Toepassingsgebied Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, met uitzondering van de ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren.

Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders. 1.2. Algemeen verbindend verklaring De ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst, inclusief de bijlage, zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard. HOOFDSTUK II. - Enveloppe 2.1. Bepaling van de enveloppe Met ingang van 1 januari 2006 dienen de ondernemingen een overdraagbaar budget van 0,6 pct. van de loonmassa te besteden. Over de besteding kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden.

Onder "loonmassa" wordt begrepen : de brutolonen en bijhorende sociale lasten (sociale zekerheidsbijdragen werkgever en andere sociale lasten). 2.2. Procedure voor onderhandeling over de ondernemingsenveloppe § 1. Besteding van de enveloppe De besteding van de overdraagbare enveloppe wordt op ondernemingsvlak bepaald in paritair overleg volgens de verbintenissen opgenomen in de bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De procedure voor de ondernemingsonderhandelingen over de besteding van het overdraagbaar budget verloopt in 2 stappen : a) Voorafgaandelijk moeten zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging van de in de onderneming op ondernemingsvlak vertegenwoordigde vakbonden akkoord zijn om onderhandelingen te voeren over de besteding van het overdraagbaar budget van de enveloppe. Indien dit niet het geval is worden de effectieve bruto uurlonen van de arbeiders verhoogd volgens de modaliteiten bepaald in punt 2.3.

In de multizetelondernemingen wordt de beslissing genomen op groepsniveau. Deze beslissing heeft niet alleen betrekking op het al dan niet onderhandelen, maar ook op het niveau waar deze onderhandelingen zullen gevoerd worden. b) Indien besloten wordt tot ondernemingsoverleg over de besteding van het overdraagbaar budget van de enveloppe, moet dit overleg ten laatste op 15 oktober 2005 leiden tot een collectieve arbeidsovereenkomst.Indien dit niet het geval is worden de effectieve bruto uurlonen van de arbeiders verhoogd volgens de modaliteiten bepaald in punt 2.3. § 2. Betwistingen Elke betwisting over de interpretatie van de berekening van het overdraagbaar budget van de enveloppe, wordt onmiddellijk voorgelegd aan het nationaal paritair comité, volgens de modaliteiten vastgelegd in de in § 1 genoemde bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst. 2.3. Suppletieve regeling Indien geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan omtrent de enveloppe en indien tegen ten laatste 15 oktober 2005 dit overleg niet uitmondt in een collectieve arbeidsovereenkomst, worden vanaf 1 januari 2006 alle effectieve bruto uurlonen van de arbeiders verhoogd met 0,6 pct. HOOFDSTUK III. - Loonvoorwaarden 3.1. Loonsverhoging Op 1 september 2006 worden alle effectieve uurlonen verhoogd met 0,4 pct., weliswaar te verhogen of te verminderen met het verschil tussen de som van de reële indexeringen en de verwachte inflatie van 3,3 pct. voorzien voor 2005 en 2006. 3.2. Minimumlonen - Op 1 januari 2006 worden alle nationale en regionale minimumuurlonen alsook de regionale baremieke uurlonen verhoogd met 0,07 EUR (regime 38 uren per week); - Op 1 september 2006 worden alle nationale en regionale minimumuurlonen alsook de regionale baremieke uurlonen verhoogd met 0,07 EUR (regime 38 uren per week). 3.3. Vergoedingen industriële leerlingen Het basisuurloon dat dient voor de berekening van de vergoedingen van industriële leerlingen wordt eveneens verhoogd met bovengenoemde verhogingen van de minimumlonen. HOOFDSTUK IV. - Uitzonderingen op de loonsverhogingen en enveloppe 4.1. De in deze collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen bepalingen inzake loonsverhoging en enveloppe zijn niet van toepassing op de ondernemingen die zich in de onmogelijkheid bevinden deze voordelen toe te kennen. De gewestelijke paritaire secties zijn belast met de bepaling van de ondernemingen die zich volledig of gedeeltelijk in deze toestand bevinden. Zij dienen daarbij rekening te houden met duidelijk aanwijsbare feiten en de toestand van de onderneming.

Ondernemingen in herstructurering kunnen via onderhandelingen de bepalingen inzake loonsverhogingen en enveloppe anders aanwenden. 4.2. De in deze collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen bepalingen inzake loonsverhoging en enveloppe zijn evenmin van toepassing op de ondernemingen die gedekt zijn door een sociaal programma-akkoord voor de jaren 2005 en 2006.

De gewestelijke paritaire secties zijn bevoegd om de eventuele toepassingsmoeilijkheden te regelen. 4.3. De ondernemingen die op hun niveau reeds een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten hebben die voorziet in loonsverhogingen en/of andere voordelen en waarvoor in de collectieve arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk overeengekomen werd dat deze geïmputeerd zouden worden op de bepalingen inzake loonsverhogingen of dat de financiering ervan zou gebeuren via een vermindering van de totale kost van het nationaal akkoord, worden vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen inzake "loonsverhogingen" en "enveloppe" equivalent aan de waarde voorzien in de ondernemingsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Modalisering De ondernemingen kunnen in het geval van herstructurering of indien de arbeidsorganisatie kan versoepeld worden, via een collectieve arbeidsovereenkomst de tewerkstelling bevorderen door onder meer collectieve arbeidsduurvermindering toe te passen. Ze kunnen hiervoor gebruik maken van de bestaande wettelijke en decretale aanmoedigingspremies en de omzetting van de loonsverhogingen en de enveloppe voorzien op 1 januari 200 6. HOOFDSTUK VI. - Statuut van de werknemer 6.1. Sectoraal model loopbaanplanning 6.1.1. Verlenging van de ondernemingsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen Artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 inzake het sectoraal model loopbaanplanning met het registratienummer 61381/CO/111, wordt gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2007.

Het nieuwe artikel 6 luidt als volgt : « Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen gesloten op ondernemingsvlak, die geregistreerd en neergelegd zijn bij de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur die betrekking hebben op tijdelijke herstructureringoperaties, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 2007, tenzij partijen op ondernemingsvlak of op het vlak van het nationaal paritair comité, en/of op het vlak van de gewestelijke paritaire sectie, beslist hebben ze niet te verlengen. » 6.1.2. Verlenging van de procedure inzake de afwijking op het sectoraal model Artikel 8, § 3 met betrekking tot de duurtijd van de afwijking van het sectoraal model voor ondernemingen zonder een brugpensioenakkoord van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 inzake het sectoraal model loopbaanplanning met het registratienummer 61381/CO/111, wordt verlengd tot en met 30 maart 2007. 6.1.3. Overgang van tijdskrediet of vermindering van de arbeidsprestaties (+ 50 jaar) naar brugpensioen § 1. Vanaf 1 juli 2005 wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen na halftijds tijdskrediet en 4/5de loopbaanvermindering in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeider geen tijdskrediet of loopbaanvermindering zou genomen hebben. § 2. Vanaf 1 juli 2005 wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen na een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 vanaf de leeftijd van 50 jaar naar een halftijdse of een 4/5de tewerkstelling berekend op basis van het voltijds loon dat van toepassing zou geweest zijn op het ogenblik van de overgang naar het brugpensioen indien de arbeider zijn arbeidsprestaties niet zou verminderd hebben. 6.2. Sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling 6.2.1. Verhoging van de bijdrage De bijdrage van 1,5 pct. voor het extralegaal pensioen, voorzien in artikel 14, § 2, 6de alinea van de collectieve arbeidsovereenkomst houdende de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" van 7 juli 2003 (geregistreerd onder het nummer 67069/CO/111), wordt vanaf 1 januari 2006 voor onbepaalde duur verhoogd tot 1,6 pct.

Deze bijkomende bijdrage van 0,1 pct. zal vanaf 1 januari 2007 aangewend worden voor de financiering van het solidariteitsluik van het sectoraal aanvullend pensioen. 6.2.2. Gelijkwaardige verplichting voor de door het fonds voor bestaanszekerheid van de bijdrage bestemd voor het aanvullend pensioen vrijgestelde ondernemingen De ondernemingen die overeenkomstig het artikel 14, § 2, 8ste alinea van de collectieve arbeidsovereenkomst houdende de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" van 7 juli 2003, een vrijstelling gekregen hebben van de betaling van de bijdrage bestemd voor het aanvullend pensioen, moeten vanaf 1 januari 2006, mits een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, voor onbepaalde duur, de financiering van de op hun vlak bestaande regelingen voor extralegaal pensioen verder uitbreiden met een bedrag equivalent aan deze bijkomende bijdrage van 0,10 pct.

De collectieve arbeidsovereenkomst en de wijziging van het pensioenreglement dienen voor 30 maart 2006 overgemaakt te worden aan het fonds voor bestaanszekerheid. 6.3. Bestaanszekerheid 6.3.1. Verlenging en/of wijziging van de bestaande bepalingen van bepaalde duur Volgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2003 houdende de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid", geregistreerd onder het nummer 67069/CO/111, worden verlengd en/of gewijzigd : Artikel 14, § 2, 15de alinea : De bijdrage van 0,13 pct. van bepaalde duur voor de financiering van de vervroegde tegemoetkoming in de last van het brugpensioen vanaf 57 jaar voor de werklieden waarvan het brugpensioen ingaat tijdens de periode van 1 januari 1987 tot 30 juni 2007, wordt verlengd tot 31 december 2005.

Deze bijdrage wordt herleid tot 0,03 pct. met ingang van 1 januari 2006 en blijft behouden tot 31 december 2006.

Artikel 14, § 2, 17de-19de alinea : De éénmalige forfaitaire bijdrage verschuldigd door de werkgever wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006.

Artikel 14, § 2, 22ste alinea : De tijdelijke bijdrage van 0,05 pct. voor de financiering van de tegemoetkoming in de door werkgevers verschuldigde capitatieve bijdrage aan de Rijksdienst voor pensioenen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, voor de werknemers waarvan het brugpensioen ingaat tijdens de periode van 1 januari 1991 tot 30 juni 2007, wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006.

Artikel 14, § 3, 1ste alinea : De bijdrage van 0,60 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006.

Artikel 14, § 3, 3de alinea : De bijkomende bijdrage van 0,10 pct. voor de bijzondere jaarlijkse compensatietoeslag wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006.

Artikel 19bis, 2de alinea, 2de streepje : Het in aanmerking nemen van de startbaanovereenkomst van minstens 3 maanden voor de toekenning van de volledige werkloosheid, wordt ongewijzigd verlengd tot 31 december 2006.

Artikel 19bis, § 5 : De verhoogde vergoeding van 76,85 EUR/maand, voorzien in artikel 20bis, § 1, 3de alinea van dezelfde overeenkomst, voor arbeiders vanaf 57 jaar, die zonder op brugpensioen gesteld te worden volledig werkloos worden, wordt verlengd tot en met 31 december 2006 en gewijzigd met dien verstande dat het bedrag van deze vergoeding vanaf 1 januari 2006 wordt opgetrokken tot 77 EUR. Artikel 19bis, § 6 : De verhoogde vergoeding van 76,85 EUR/maand, voorzien in artikel 20bis, § 1, 3de alinea van dezelfde overeenkomst, voor arbeiders vanaf 50 jaar die tussen 1 januari 1997 en 31 december 2006 ontslagen worden zonder op brugpensioen gesteld te zijn, wordt verlengd tot 31 december 2006, en gewijzigd met dien verstande dat het bedrag van deze vergoeding vanaf 1 januari 2006 wordt opgetrokken tot 77 EUR. In artikel 20, § 1 van dezelfde overeenkomst wordt volgende 2de alinea toegevoegd : « Vanaf 1 januari 2006 wordt de aanvullende vergoeding bij volledige werkloosheid gebracht op 5 EUR voor een hele uitkering en 2,5 EUR voor een halve uitkering. » In artikel 20, § 2 van dezelfde overeenkomst wordt volgende 3de alinea toegevoegd : « Vanaf 1 juli 2005 wordt de aanvullende vergoeding voor tijdelijke werkloosheid gebracht op 9 EUR voor een hele uitkering en 4,5 EUR voor een halve uitkering. » In artikel 20bis, § 1 wordt het bedrag van 76,85 EUR vervangen door het bedrag van 77 EUR met ingang van 1 januari 2006.

In artikel 20bis, § 2, alinea's 2 en 3 wordt het bedrag van 38,42 EUR vervangen door het bedrag van 38,50 EUR met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 22, § 1 en § 2 : De aanvullende vergoeding voor oudere zieken, zoals bepaald in artikel 20bis, §§ 1 en 2 van dezelfde overeenkomst, in voltijdse en deeltijdse betrekking, wordt verlengd tot 31 december 2006, en gewijzigd met dien verstande dat de bedoelde vergoeding vanaf 1 januari 2006 wordt opgetrokken tot 77 EUR. 6.3.2. Afbouw van de Canada-Dry stelsels Vanaf 1 januari 2006 zal het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" geen aanvullende vergoedingen meer toekennen voor nieuwe gevallen in het kader van de Canada Dry regelingen. Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" wordt belast met de verdere uitwerking van deze bepaling. HOOFDSTUK VII. - Tewerkstelling en arbeidsherverdeling 7.1. Verlenging van de brugpensioenakkoorden a. Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen gesloten op ondernemingsvlak worden verlengd in het kader van het sectoraal model loopbaanplanning zoals bepaald in punt 6.1.1. van dit akkoord. b. Alle collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het brugpensioen, gesloten op provinciaal en gewestelijk vlak die geregistreerd en neergelegd zijn bij de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale overheidsdienst van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2007.c. Het brugpensioen voor arbeidsters, voorzien in artikel 19sexies van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2007. d. Het brugpensioen voor arbeiders voorzien in punt 3.5.c. van het nationaal akkoord 1997-1998 van 13 mei 1997 en verlengd door de nationale akkoorden 1999-2000, 2001-2002 en 2003-2004, met betrekking tot het brugpensioen op 58 jaar, voor zover de arbeider in toepassing van de brugpensioenreglementering 25 jaar beroepsverleden kan rechtvaardigen, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot en met 30 juni 2007. e. De regeling zoals voorzien in punt 3.5.d. van het nationaal akkoord 1997-1998 en verlengd door de nationale akkoorden 1999-2000, 2001-2002 en 2003-2004, met betrekking tot de verlaging van de brugpensioenleeftijd tot 56 jaar, voor zover de arbeider in toepassing van de brugpensioenreglementering 33 jaar beroepsverleden kan rechtvaardigen en 20 jaar gewerkt heeft in een nachtregeling zoals bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, wordt verlengd onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden tot en met 31 december 2006. f. De regeling zoals voorzien in punt 3.6. van het nationaal akkoord 1997-1998 en verlengd in de nationale akkoorden 1999-2000, 2001-2002 en 2003-2004, met betrekking tot het halftijds brugpensioen zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, wordt verlengd onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden tot en met 31 december 2006. g. De tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid van 76,85 EUR per maand in de last van het brugpensioen wordt, onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten behouden voor alle brugpensioenen die ingaan tussen 1 juli 2005 en 30 juni 2007, met dien verstande dat het bedrag van de maandelijkse tussenkomst vanaf 1 januari 2006 wordt verhoogd tot 77 EUR.h. De bijkomende hoofdelijke bijdragen voor de bruggepensioneerden, die in het kader van de bestaande en verlengde overeenkomsten tussen 1 juli 2005 en 30 juni 2007 in brugpensioen worden gesteld, worden onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten eveneens ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid. 7.2. Arbeidsorganisatie a. Partijen vragen het koninklijk besluit "Kleine flexibiliteit" van 7 september 2003 (Belgisch Staatsblad van 9 oktober 2003) te verlengen tot 31 december 2006, mits wijziging van de referteperiode voorzien in artikel 3, eerste en tweede alinea van dit koninklijk besluit, die wordt verlengd van 6 maanden tot 12 maanden.b. Het artikel 6, § 3 van het nationaal akkoord 1995-1996 van 19 juni 1995, dat voorziet in de mogelijkheid de inhaalrust ten belope van maximaal het wettelijk bepaald aantal overuren niet toe te kennen, onder voorwaarde dat er op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, wordt verlengd tot 31 december 2006.c. Het sectoraal model jaartijd, zoals ingesteld door het nationaal akkoord 1997-1998 van 13 mei 1997, en gewijzigd door het nationaal akkoord 1999-2000 van 19 april 1999 en verder verlengd door de nationale akkoorden van 2001-2002 van 23 april 2001 en van 2003-2004 van 7 april 2003 wordt verlengd tot 31 december 2006, rekening houdende met de volgende wijzigingen (aanpassing data) : - punt 2, 1ste alinea : « Procedure op ondernemingsvlak : indien de onderneming bovenstaand sectoraal model van jaartijd wenst toe te passen wordt het arbeidsreglement aangepast conform de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.Deze aanpassing geldt tot uiterlijk 31 december 2006. Als dit sectoraal model niet verlengd wordt op sector- of op ondernemingsvlak, dan worden vanaf 1 januari 2007 automatisch de aangepaste bepalingen inzake jaartijd uit het arbeidsreglement geschrapt. » - punt 4 : « Evaluatie : op het einde van het jaar 2005 en het jaar 2006 wordt op nationaal vlak het verloop van de besprekingen ter uitvoering van de bepalingen van dit punt geëvalueerd. » HOOFDSTUK VIII. - Werkzekerheid 8.1. Verlenging en wijziging van de werkzekerheidsclausule De bepalingen inzake de werkzekerheidsclausule, zoals opgenomen in hoofdstuk II, artikel 2.1. van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1999 houdende het nationaal akkoord 1999-2000, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 januari 2002, worden gewijzigd en verlengd tot en met 31 december 2006.

Deze nieuwe bepalingen luiden als volgt : § 1. Principe Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot meervoudig ontslag vooraleer andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid - uitgeput zijn en vooraleer de mogelijkheid tot beroepsopleiding voor de getroffen arbeiders werd onderzocht. § 2. Procedure Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de volgende sectorale overlegprocedure worden nageleefd : 1. Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere arbeiders, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie in; In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat, licht hij voorafgaandelijk, schriftelijk en tegelijkertijd, zowel de betrokken arbeiders individueel in alsook de voorzitter van de bevoegde Gewestelijke paritaire sectie. 2. Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeidersvertegenwoordigers dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die ter zake kunnen worden genomen; Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de acht kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het Gewestelijk verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij. 3. In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat in de onderneming, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de arbeiders en aan de voorzitter van de gewestelijke paritaire sectie, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de arbeiders vertegenwoordigen. § 3. Sanctie Bij niet-naleving van de procedure bepaald in § 2, dient de in gebreke zijnde werkgever, naast de normale opzeggingstermijn, aan de betrokken arbeider een bijkomende opzeggingsvergoeding te betalen die gelijk is aan het loon verschuldigd voor de genoemde opzeggingstermijn.

In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het gewestelijk verzoeningsbureau op vraag van de meest gerede partij.

De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomst van het gewestelijk verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure. De werkgever kan zich hiervoor laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming.

De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies van het gewestelijk verzoeningsbureau niet toepast. § 4. Definitie In dit punt wordt onder "meervoudig ontslag" verstaan : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van zestig kalenderdagen een aantal arbeiders treft dat ten minste 10 pct. bedraagt van het gemiddelde arbeidersbestand van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van drie arbeiders voor ondernemingen van minder dan dertig arbeiders. Ook ontslagen ingevolge sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. § 5. Toepassing werkzekerheidsclausule in geval van sluiting De bepalingen zoals omschreven in bovenstaande paragrafen inzake het principe, de procedure, de sanctie en de definitie, zijn ook van toepassing in geval van sluiting van onderneming. HOOFDSTUK IX. - Opleiding 9.1. Bijkomende opleidingsinspanning Het jaarlijks engagement inzake opleidingsinspanningen zoals bepaald in punt 10.1. van het nationaal akkoord 2003-2004 van 7 april 2003, ten belope van 0,9 pct., wordt verlengd tot 31 december 2006.

Dit betekent dat voor elke onderneming als objectief geldt dat jaarlijks minstens 0,9 pct. van het geheel van de gepresteerde uren door de totaliteit van de arbeiders in tijd besteed wordt aan beroepsopleiding voor de arbeiders.

Onder "beroepsopleiding" wordt verstaan : vorming die de kwalificatie van de arbeider bevordert en beantwoordt aan de noden van de onderneming, inclusief on-the-job-training. Deze beroepsopleiding dient tijdens de werkuren te gebeuren. Daarbij wordt aanbevolen dat de vorming zo maximaal mogelijk op alle categorieën van arbeiders zou slaan.

De op ondernemingsvlak reeds bestaande inspanningen inzake beroepsopleiding voor arbeiders kunnen in aanmerking genomen worden voor de berekening van de bovengenoemde 0,9 pct..

Dit engagement zal jaarlijks op ondernemingsvlak geëvalueerd worden door de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, door de syndicale delegatie. Tegelijkertijd zullen eveneens de vooruitzichten inzake beroepsopleiding besproken worden. Deze evaluatie en bespreking gebeurt ter gelegenheid van de jaarlijkse inlichtingen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden.

In de loop van het tweede kwartaal van het jaar 2006 zal een nationaal gecoördineerde enquête georganiseerd worden bij alle ondernemingen, inclusief deze zonder syndicale delegatie, om de realisatie van het engagement te meten. Ondernemingen die niet antwoorden op deze enquête kunnen geen beroep doen op de financiële tussenkomsten van de paritaire opleidingsinstanties van de sector. 9.2. Regionale opleidingsinspanningen § 1. De specifieke regionale bijdragen zoals bedoeld in punt 10.2. van het Nationaal Akkoord 2003-2004 van 7 april 2003, worden onder dezelfde voorwaarden verlengd voor de duurtijd van het akkoord. § 2. Vanaf 2005 zal voor onbepaalde duur op provinciaal vlak een bijdrage van 0,1 pct. van de brutolonen van de arbeiders geïnd worden ten voordele van tewerkstellings- of vormingsinitiatieven, georganiseerd door bestaande of nieuwe fondsen. De modaliteiten van de inning en de aanwending worden provinciaal geregeld via een in de gewestelijke paritaire sectie te sluiten collectieve arbeidsovereenkomst. Daarbij zal de situatie van de ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering worden onderzocht. Indien er vóór 31 december 2005 geen collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten op provinciaal vlak, zal de inning van deze bijdrage gebeuren door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid" ten voordele van de VZW "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN".

Tijdens het laatste kwartaal 2006 zal deze nieuwe bijdrage in elke provincie geëvalueerd worden. 9.3. Bijdrage risicogroepen De bijdrage risicogroepen wordt voor de duurtijd van dit akkoord bepaald op 0,10 pct.. Van deze 0,10 pct. zal nationaal 0,02 pct. worden aangewend voor het industrieel leerlingwezen en 0,08 pct. zal worden aangewend door de regionale opleidingsfondsen.

Verdere toepassings- en inningsmodaliteiten zullen in een aparte nationale collectieve arbeidsovereenkomst geregeld worden. HOOFDSTUK X. - Diversen 1 0.1. Verlenging van bestaande bepalingen van bepaalde duur opgenomen in onderstaande collectieve arbeidsovereenkomsten - artikel 8, inzake de carenzdag, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1992 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (provincie Oost-Vlaanderen, behoudens het Land van Waas) met registratienummer 30491/CO/111.1/2; - artikel 9, inzake de carenzdag, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1992 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (Land van Waas) met registratienummer 30489/CO/111.1/2; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 maart 1993 inzake de carenzdag (West-Vlaanderen) met registratienummer 32756/CO/111.1/2; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1994 inzake de personen behorend tot de risicogroepen (Land van Waas) met registratienummer 36886/CO/111.1/2, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2002 met registratienummer 63777/CO/111.1/2; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1995 ter uitbreiding van de notie risicogroepen (Limburg) met registratienummer 37887/CO/111.1/2; - al de bepalingen van bepaalde duur van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op ondernemingsvlak en bekrachtigd door de gewestelijke paritaire secties. 10.2. Werkzekerheidsclausule en falingen Het paritair comité zal de mogelijkheid onderzoeken van een alternatief voor de toepassing van de in punt 8.1. vermelde werkzekerheidsclausule voor arbeiders die ontslagen worden in geval van faling. 10.3. De bijzondere compensatietoeslag Het bedrag van 87 EUR, zoals opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juli 2003, (geregistreerd onder het nummer 67068/CO/111) betreffende de bijzondere compensatietoeslag wordt vanaf 2006 opgetrokken tot 100 EUR. HOOFDSTUK XI. - Sociale vrede De sociale vrede zal verzekerd zijn in de sector tijdens de duurtijd van deze overeenkomst.

Bijgevolg zal op provinciaal, gewestelijk of op ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen, voorzien in deze overeenkomst, uit te breiden.

Deze overeenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen. Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.

Partijen herbevestigen de conventionele bepalingen geldig in de sector wat de procedures betreft en meer bepaald artikel 2 van de verzoeningsprocedure zoals vastgelegd in het Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw op 13 januari 196 5.

Partijen herbevestigen eveneens voor de duur van dit akkoord de bijkomende spoedprocedure die door het nationaal akkoord 1989-1990 ingevoerd werd. HOOFDSTUK XII. - Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2005 tot 31 december 2006, behoudens waar anders vermeld en met uitzondering van de bepalingen vermeld in volgende punten : hoofdstuk II, hoofdstuk III, punten 6.1.3., 6.2., 6.3.2. en 9.2. die gesloten worden voor onbepaalde duur. De bepalingen van onbepaalde duur kunnen worden opgezegd mits aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Nationaal Paritair Comité van de metaal-, machine- en elektrische bouw en waarvoor een opzegtermijn van 6 maanden geldt.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende het nationaal akoord 2005-2006 De onderhandeling van de enveloppe op ondernemingsvlak De werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers op nationaal, provinciaal en lokaal vlak verbinden er zich toe om volgende regels toe te passen en te doen toepassen bij de onderhandeling van de enveloppe op het ondernemingsvlak, bepaald in hoofdstuk II van dit nationaal akkoord 2005-2006 van 30 mei 2005. 1. Berekening en omzetting a) Indien zowel de werkgevers als alle in de syndicale afvaardiging van de in de onderneming vertegenwoordigde vakbonden op ondernemingsvlak akkoord gaan over een onderhandeling over de besteding van de enveloppe, kunnen de ondernemingen en hun syndicale delegatie voor arbeiders op hun vlak onderhandelen over de aanwending van de budgettaire enveloppe ten belope van 0,6 pct.van de loonmassa van de arbeiders, zoals vastgelegd in hoofdstuk II van dit nationaal akkoord 2005-2006. Over deze aanwending kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden. b) Onder "loonmassa" worden begrepen : de brutolonen (met inbegrip van de eindejaarspremies, de ploegenpremies, het overloon, enz.) en bijhorende sociale lasten (sociale zekerheidsbijdragen werkgever en andere sociale lasten). c) Deze enveloppe mag aangewend worden voor de financiering van bijkomende voordelen, loonsverhogingen of andere verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden.d) Het percentage van de enveloppe mag niet worden overschreden, zodat : - enerzijds het recurrent effect op de gemiddelde uurloonkost van de arbeiders niet hoger mag zijn dan het percentage van de enveloppe; - anderzijds de loonmassa voor de periode gaande van 1 januari 2006 tot 31 december 2006 ingevolge de toekenning van de enveloppe niet mag stijgen met meer dan het percentage van de enveloppe. e) In de onderhandeling over de invulling van de enveloppe kan rekening gehouden worden met het effect van automatische verhogingen als gevolg van de op ondernemingsvlak toepasbare barema's.2. Onderhandelingsprocedure a) Voorafgaandelijk aan elke onderhandeling, moeten zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging van de onderneming vertegenwoordigde vakbonden op ondernemingsvlak akkoord gaan over een onderhandeling over de besteding van de enveloppe.In de multizetelondernemingen wordt de beslissing genomen op groepsniveau.

Deze beslissing heeft niet alleen betrekking op het al dan niet onderhandelen, maar ook over het niveau waar deze onderhandelingen zullen gevoerd worden. b) Op voorwaarde dat zowel de werkgever als alle in de syndicale delegatie van de onderneming vertegenwoordigde vakbonden akkoord gaan om ondernemingsonderhandelingen over de besteding van de enveloppe te voeren, kunnen deze starten vanaf het sluiten van dit nationaal akkoord.Ze dienen volledig afgerond te zijn ten laatste op 15 oktober 2005. c) De onderhandelingen verlopen conform de bestaande tradities van overleg in de onderneming.d) Zo het overleg leidt tot een akkoord, dienen de gemaakte afspraken vastgelegd te worden in een collectieve arbeidsovereenkomst, te sluiten ten laatste op 15 oktober 2005.e) Een afschrift van de aldus gesloten collectieve arbeidsovereenkomst moet onmiddellijk ter informatie overgemaakt worden aan de voorzitter van de gewestelijke paritaire sectie waartoe de onderneming behoort.f) Indien geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan omtrent de enveloppe en indien tegen ten laatste 15 oktober 2005 dit overleg niet uitmondt in het sluiten van een akkoord, worden vanaf 1 januari 2006 de brutolonen van de arbeiders verhoogd met 0,6 pct.3. Geschillenprocedure a) Indien in de loop van de ondernemingsonderhandelingen over de aanwending van de enveloppe op ondernemingsvlak een geschil zou ontstaan waarbij binnen een redelijke termijn geen oplossing gevonden kan worden, wordt beroep gedaan op de tussenkomst van regionale vertegenwoordigers van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties.b) Indien de tussenkomst van de regionale vertegenwoordigers van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties geen einde stelt aan het geschil, wordt de normale verzoeningsprocedure op regionaal vlak gevolgd.Bij dreigend conflict kan evenwel beroep gedaan worden op de spoedprocedure (verzoening binnen de 48 uur). c) De vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van de gewestelijke verzoeningsbureau dienen in de eerste plaats te onderzoeken of het geschil zich situeert binnen de toegekende budgettaire enveloppe.Indien dit niet het geval is, wordt het overleg terug binnen het paritair afgesproken kader geplaatst en opnieuw naar de onderneming verwezen. Zo dit wel het geval is wordt de bemiddeling ten gronde gevoerd. d) Indien in de loop van bovengenoemde procedure er een geschil ontstaat inzake de interpretatie van de berekeningen voor de invulling van de enveloppe, wordt onmiddellijk beroep gedaan op het nationaal paritair comité.e) Op geen enkel niveau kan toegelaten worden dat de uiterste datum van 15 oktober 2005 voor het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst overschreden wordt. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^