Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 april 1999
gepubliceerd op 25 november 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid in de sector thuisverpleging en tot vaststelling van zijn statuten

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012273
pub.
25/11/1999
prom.
29/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/29/1999012273/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 APRIL 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid in de sector thuisverpleging en tot vaststelling van zijn statuten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst 17 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid in de sector thuisverpleging en tot vaststelling van zijn statuten.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1997 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid in de sector thuisverpleging en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 19 november 1997 onder het nummer 46099/CO/305.02) A. Oprichting

Artikel 1.Bij onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst en bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, richt het Paritair Subcomité voor gezondheidsinrichtingen en -diensten een fonds voor bestaanszekerheid op, waarvan de statuten hierna zijn vastgesteld.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die thuisverpleging organiseren en/of coördineren en die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en op hun werknemers.

Onder werknemers verstaat men de personeelscategorieën "arbeiders" en "bedienden", zowel mannelijk als vrouwelijk.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking op 1 april 1997 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan worden opgezegd op initiatief van één van de ondertekenende partijen mits een opzegging van zes maanden. De opzegging dient betekend te worden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en waarvan deze laatste een kopij aan elk der andere ondertekenende partijen laat geworden.

B. Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming en maatschappelijk zetel

Art. 4.Met ingang van 1 april 1997 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Sociaal Fonds voor de thuisverpleging". Zijn sociale zetel is gevestigd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze zetel kan bij unanieme beslissing van het beheerscomité, voorzien bij artikel 12 van deze overeenkomst, elders in België overgeplaatst worden. HOOFDSTUK II. - Doel

Art. 5.Het fonds bedoeld bij artikel 4, verzekert de financiering van tewerkstellings-, opleidings- en bijscholingsinitiatieven van het personeel, genomen door de ondertekende partijen.

Meer bepaald in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst houdende de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de thuisverpleging (Sociale Maribel), gesloten op 28 maart 1997 in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, heeft aldus het fonds als taak de daartoe door de Rijksdienst voor sociale zekerheid geïnde bijdragen te ontvangen, te beheren en toe te wijzen voor de doeleinden waarvoor ze bestemd zijn. HOOFDSTUK III. - Financiering

Art. 6.De geldmiddelen van het fonds bestaan uit bijdragen gestort door de werkgevers die onder de bevoegdheid van hogergenoemd paritair subcomité ressorteren en bedoeld door artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, evenals uit de eventuele intrestopbrengsten van deze gekapitaliseerde bijdragen.

Art. 7.§ 1. Het bedrag van de bijdragen wordt bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, in functie van de opdrachten die het paritair subcomité aan het sociaal fonds wil toevertrouwen. § 2. Bij beslissing van het beheerscomité van het fonds, voorzien bij artikel 12, goedgekeurd in het paritair subcomité, kunnen de bijdragen derwijze bepaald worden dat een nodig geachte financiële reserve wordt verzekerd.

Art. 8.De bijdragen worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor sociale zekerheid bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.

Onder voorwaarde van een aanvulling van de huidige statuten, zoals bedoeld bij artikel 6 van de bovenvermelde wet, kan het fonds gerechtigd zijn om eventueel zelf de bijdragen te innen.

Art. 9.Overeenkomstig artikel 5 van de bovenvermelde wet van 7 januari 1958, worden de administratiekosten van het fonds elk jaar vastgesteld door het beheerscomité.

Deze kosten worden in eerste instantie gedekt door de renten van de kapitalen voortkomend van de storting van de bijdragen en eventueel bijkomend door een afhouding op de voorziene bijdragen en waarvan het bedrag vastgelegd is door het voornoemd beheerscomité. HOOFDSTUK IV Rechthebbenden, toekenning en vereffening van de voordelen

Art. 10.De werknemers van de gezondheidsinrichtingen en -diensten bedoeld in artikel 2, hebben recht op de sociale voordelen en diverse incentives waarvan het bedrag, de aard en de toekenningsvoorwaarden worden bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.

Art. 11.De uitbetaling van deze voordelen kan in geen enkel geval afhankelijk gemaakt worden van de betaling der verschuldigde bijdragen door de werkgever. HOOFDSTUK V. - Beheer

Art. 12.Het fonds wordt beheerd door een paritair beheerscomité bestaande uit tien effectieve ledenbeheerders.

Deze leden worden aangeduid door en onder de leden van het betrokken paritair subcomité, voor de helft op voordracht van de beroepsorganisaties van de werkgevers en voor de andere helft op voordracht van de representatieve werknemersorganisaties.

De leden van het beheerscomité worden aangesteld voor eenzelfde duur als de periode waarin zij hun mandaat uitoefenen in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.

Het mandaat van lid van het beheerscomité vervalt door ontslag, overlijden of wanneer zijn mandaat als lid van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten een einde neemt of wegens de intrekking van zijn mandaat door de organisatie die hem voorgedragen heeft. Het nieuw lid voltooit desgevallend het mandaat van zijn voorganger.

De mandaten van de leden van het beheerscomité zijn hernieuwbaar.

Art. 13.De beheerders van het fonds gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan in verband met verbintenissen van het fonds. Hun verantwoordelijkheid beperkt zich tot de uitvoering van het mandaat van beheer dat zij ontvangen hebben.

Art. 14.Het beheerscomité kiest elk jaar een voorzitter en een ondervoorzitter onder zijn leden, beurtelings uit de werknemers- en de werkgeversdelegatie. Het duidt eveneens de perso(o)n(en) aan die met het secretariaat wordt(en) belast.

Art. 15.Het beheerscomité beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden voor het beheer en de administratie van het fonds, binnen de limieten gesteld door de wet of deze statuten.

Tenzij andersluidende beslissing van het beheerscomité treedt dit laatste in al zijn handelingen op en handelt het in rechte via de voorzitter en de ondervoorzitter gezamenlijk, elk desgevallend vervangen door een ander afgevaardigd lid, door het beheerscomité daartoe aangesteld.

Het beheerscomité heeft onder meer als opdracht : 1° over te gaan tot de personeelsaanwerving voor de werkingsbehoeften van het fonds en alle verplichtingen op zich te nemen omwille van de tewerkstelling van dit personeel;2° controle te doen op het fonds en alle nodige maatregelen te treffen voor de uitvoering van deze statuten;3° de administratiekosten alsmede het aandeel van de jaarlijkse inkomsten die deze dekken, vast te stellen;4° tijdens de maand juni van elk jaar schriftelijk verslag over te maken aan het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten over de vervulling van zijn opdracht.

Art. 16.Het beheerscomité vergadert minstens éénmaal per semester ter zetel van het fonds, hetzij op uitnodiging van de voorzitter ambtshalve handelend, hetzij op vraag van tenminste de helft der leden van het beheerscomité, evenals op vraag van een der vertegenwoordigde organisaties.

De uitnodigingen moeten de agenda bevatten. De notulen worden opgemaakt door de secretaris, aangewezen door het beheerscomité en ondertekend door degene die de vergadering heeft voorgezeten.

Uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter en de ondervoorzitter ondertekend.

Art. 17.Het beheerscomité kan slechts geldig vergaderen en beslissen indien minstens de helft zowel van de leden van de werknemersafvaardiging als van de leden van de werkgeversafvaardiging aanwezig is.

De beslissingen van het beheerscomité worden in principe getroffen bij eenparigheid van stemmen van de aanwezige leden, behoudens andersluidende bepalingen in het huishoudelijk reglement dat door het beheerscomité wordt opgesteld. HOOFDSTUK VI. - Toezicht en controle op het beheer

Art. 18.Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1971, duidt het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten minstens één revisor of expert-boekhouder aan ter controle van het beheer van het fonds.

Deze moet minstens één maal per jaar verslag uitbrengen bij het bovenvermelde paritair subcomité.

Bovendien licht hij het beheerscomité van het fonds regelmatig in over de resultaten van zijn onderzoeken en doet de aanbevelingen die hij nodig acht. HOOFDSTUK VII. - Balans en rekeningen

Art. 19.Het boekjaar van de activiteiten van het fonds dekt de periode van 1 januari tot 31 december van elk burgerlijk jaar.

Een document "balans en rekeningen" wordt opgesteld bij de afsluiting van elk boekjaar en dit uiterlijk op de erop volgende 15de maart. Een eerste document "balans en rekeningen" zal worden opgesteld voor de aanvangsperiode aangaande het jaar 1997. HOOFDSTUK VIII. - Ontbinding en vereffening

Art. 20.Het fonds kan worden ontbonden bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten of voor het geval voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Het paritair subcomité beslist over de bestemming van de goederen en waarden van het fonds na betaling van het passief. Deze bestemming moet in overeenstemming zijn met het doel waartoe het fonds werd opgericht.

Het paritair subcomité duidt de vereffenaars aan onder de leden van het beheerscomité.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 april 1999.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^