Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 september 2016
gepubliceerd op 17 oktober 2016

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2016204134
pub.
17/10/2016
prom.
28/09/2016
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 SEPTEMBER 2016. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 september 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015 Wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (Overeenkomst geregistreerd op 15 december 2015 onder het nummer 130667/CO/112)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden.

Art. 2.De statuten van het "Sociaal Fonds voor het garagebedrijf" zijn bijgevoegd in bijlage.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2015 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.

De collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door één van de ondertekenende partijen mits een opzegging van 6 maanden, betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2017.

Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2014 betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds, geregistreerd op 7 juli 2014 onder het nummer 122105/CO/112 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 april 2015 (Belgisch Staatsblad van 6 mei 2015), en gewijzigd door : - de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2014, geregistreerd onder het nummer 123946/CO/112 op 22 oktober 2014 (Belgisch Staatsblad van 21 november 2014) en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 juli 2015 (Belgisch Staatsblad van 31 juli 2015); - en nogmaals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2015, geregistreerd onder het nummer 128153/CO/112 op 23 juli 2015 (Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2015).

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 september 2016.

De Minister van Werk, K. PEETERS

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds STATUTEN VAN HET FONDS HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, opdrachten en duur 1. Benaming Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1967, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 augustus 1967 (Belgisch Staatsblad van 12 augustus 1967), genaamd "Sociaal Fonds voor het garagebedrijf".

Met "fonds" wordt verder in deze statuten "Sociaal Fonds voor het garagebedrijf" bedoeld. 2. Zetel Art.2. De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1140 Brussel, Jules Bordetlaan 164. Hij kan, bij beslissing van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, naar elke andere plaats in België worden overgebracht. 3. Opdrachten Art.3. Het fonds heeft als opdracht : 3.1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren; 3.2. de toekenning en de uitkering van de aanvullende vergoedingen te regelen en te verzekeren; 3.3. de vakbondsvorming van de arbeiders te bevorderen; 3.4. de vorming en informatie van de werkgevers te stimuleren; 3.5. een deel van de werking en sommige initiatieven van de vzw "Educam" te financieren; 3.6. ten laste nemen van bijzondere bijdragen; 3.7. de inning van de bijdrage voorzien voor de financiering en inrichting van een sectoraal pensioenstelsel. 4. Duur Art.4. Het fonds wordt voor onbepaalde tijd opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK III. - Statutaire opdrachten van het fonds 1. Inning en invordering van de bijdragen Art.6. Het fonds is gelast de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren. 2. Toekenning en uitkering van de aanvullende vergoedingen 2.1. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid

Art. 7.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht, ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering of halve werkloosheidsuitkering erkend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en voorzien in : - artikel 26, 1° - tijdelijke werkloosheid omwille van overmacht; - artikel 28, § 1 - tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijks verlof; - artikel 49 - tijdelijke werkloosheid omwille van technische stoornis; - artikel 50 - tijdelijke werkloosheid omwille van slecht weer; - artikel 51 - tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten op de vergoeding voorzien in artikel 7, § 2 van deze statuten, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn. § 2. Vanaf 1 juli 2015 werd het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding vastgesteld op : - 12,00 EUR per werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 6,00 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.

Art. 8.De aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid dient te worden betaald bij jeugdvakantie en bij seniorenvakantie. 2.2. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid

Art. 9.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 9, § 2 voorziene vergoeding, met een maximum respectievelijk van 200 dagen en 300 dagen per geval, al naargelang zij op de eerste dag van de werkloosheid minder dan 45 jaar oud zijn of 45 jaar en ouder zijn, en voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : 1. werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;2. door een in artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn;3. op het ogenblik van het ontslag, ten minste vijf jaar tewerkgesteld zijn in één of meerdere ondernemingen die onder één van de volgende paritaire comités ressorteren : - voor de ijzernijverheid (Paritair Comité 104); - voor de non-ferro metalen (Paritair Comité 105); - voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (Paritair Comité 111); - voor de sectoren verwant aan de metaal-, machine- en elektrische bouw (Paritaire Subcomités 149.01, 149.02, 149.03 en 149.04); - voor het garagebedrijf (Paritair Comité 112); - voor de terugwinning van metalen (Paritair Subcomité 142.01); - voor de wapensmederij met de hand (Paritair Comité 147); 4. een wachttijd van vijftien kalenderdagen hebben vervuld.Voor de berekening van de wachttijd, worden de dagen werkloosheid en ziekte, in voorkomend geval, gelijkgesteld. § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding werd vastgesteld op : - 5,51 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 2,76 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. § 3. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige werkloosheid aan de arbeiders, zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een éénzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, zal vanaf 1 juli 2015 stopgezet worden.

Na 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van volledige werkloosheid betaald in volgende gevallen : - de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van een éénzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (bijvoorbeeld bij einde contract van bepaalde duur of duidelijk omschreven werk, bij medische overmacht,...); - arbeiders die zijn ontslagen na 1 januari 2014 in het kader van collectieve ontslagen tot 31 december 2013; - arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten. 2.3. Aanvullende ziektevergoeding

Art. 10.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben na tenminste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, recht, ten laste van het fonds, op een vergoeding die de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanvult, voor zover de arbeiders volgende voorwaarden vervullen : - uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bij toepassing van de wetgeving ter zake genieten; - op het ogenblik waarop de ongeschiktheid aanvangt, in dienst van een in artikel 5 bedoelde werkgever zijn. § 2. Het forfaitair bedrag van de bij artikel 10, § 1 bedoelde vergoeding is als volgt vastgesteld : - 82,01 EUR na de eerste 60 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 82,01 EUR meer na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 455 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 545 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 635 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 725 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 815 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 905 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 106,78 EUR meer na de eerste 995 dagen ononderbroken ongeschiktheid. § 3. Een arbeidsongeschiktheid kan, ongeacht de duur ervan, slechts aanleiding geven tot de toekenning van een enkele reeks vergoedingen; het hervallen in eenzelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid wanneer die zich voordoet binnen de eerste veertien dagen volgend op het einde van die periode van arbeidsongeschiktheid. § 4. Een arbeider die tijdens de ziekteperiode het werk deeltijds hervat en nog uitkeringen ontvangt van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, heeft recht op een pro rata aanvullende ziektevergoeding. 2.4. Aanvullende vergoeding voor oudere werklozen

Art. 11.§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders die volledig werkloos worden gesteld, hebben voor elke werkloosheidsdag recht op de bij artikel 11, § 2 voorziene vergoeding tot het nemen van het wettelijk pensioen, onder volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de werkloosheid; - uitkeringen voor volledige werkloosheid genieten; - 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector garages (PC 112). § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding is vastgesteld op : - 5,51 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 2,76 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. § 3. Arbeiders die zijn ontslagen en een aanvullende vergoeding ontvangen conform de bepalingen van artikel 11, § 1 en § 2, behouden het recht op deze aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen. § 4. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige werkloosheid aan de arbeiders, zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een éénzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, zal vanaf 1 juli 2015 stopgezet worden.

Na 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van volledige werkloosheid betaald in volgende gevallen : - de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is niet het gevolg is van een éénzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (bijvoorbeeld bij einde contract van bepaalde duur of duidelijk omschreven werk, bij medische overmacht,...); - arbeiders die zijn ontslagen na 1 januari 2014 in het kader van collectieve ontslagen tot 31 december 2013; - arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten. 2.5. Aanvullende vergoeding voor oudere zieken

Art. 12.§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders die verkeren in een toestand van blijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, hebben voor elke ziekte-uitkering recht op de bij artikel 12, § 2 voorziene vergoeding tot het nemen van het wettelijk pensioen, onder de volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid; - uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten; - een carenztijd van dertig kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerste dag van de ongeschiktheid; - 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector garages (PC 112). § 2. Het bedrag van de aanvullende ziektevergoeding is vastgesteld op : - 5,51 EUR per volledige ziekte-uitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering; - 2,76 EUR per halve ziekte-uitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering. § 3. Een arbeider die tijdens de ziekteperiode het werk deeltijds hervat en nog uitkeringen ontvangt van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, heeft recht op een pro rata aanvullende ziektevergoeding.

Art. 13.De arbeiders die de bij artikelen 11 en 12 bedoelde vergoeding genieten, hebben geen recht op de bij artikelen 9, 10 en 15 voorziene vergoedingen. 2.6. Aanvullende vergoeding bij sluiting van de onderneming

Art. 14.De in artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht op een aanvullende vergoeding in geval van sluiting van onderneming onder de hierna gestelde voorwaarden : 1. op het ogenblik van de sluiting van onderneming tenminste 45 jaar oud zijn;2. op het ogenblik van de sluiting van onderneming een anciënniteit hebben in de firma van ten minste vijf jaar;3. het bewijs leveren niet opnieuw in dienst genomen te zijn krachtens een arbeidsovereenkomst binnen een termijn van 30 kalenderdagen vanaf de dag van het ontslag. Onder "sluiting van onderneming", zoals bedoeld bij het eerste lid van dit artikel, wordt verstaan : de volledige en definitieve stopzetting van de werkzaamheden van de onderneming, behorende tot een grotere entiteit die deel uitmaakt van een ander paritair comité.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding is vastgesteld op 273,01 EUR. Dit bedrag wordt met 13,77 EUR verhoogd per jaar anciënniteit met een maximum van 900,48 EUR. 2.7. Aanvullende vergoeding bij stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag

Art. 15.§ 1. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975); - de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf; - de collectieve arbeids overeenkomst van 5 oktober 1998Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 05/10/1998 pub. 13/11/1998 numac 1998022698 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Verordening tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen sluiten betreffende de berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen, afgesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, neemt het fonds de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering ten laste.

Deze aanvullende vergoeding wordt berekend op het ogenblik dat het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag een aanvang neemt en blijft ongewijzigd, onder voorbehoud dat zij gekoppeld is aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing op de werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Bovendien wordt het bedrag van deze aanvullende vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad, in functie van de conventionele evolutie van de lonen. § 2. De aanvullende werkloosheidsvergoedingen voorzien in artikel 9 van de statuten wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanvullende uitkering voorzien in artikel 15, § 1. § 3. De betrokken arbeiders moeten bewijzen dat zij ten minste 5 jaar hebben gewerkt als arbeiders in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Indien een arbeider een anciënniteit heeft opgebouwd in eenzelfde onderneming, die een bepaalde periode niet tot het Paritaire Comité van het garagebedrijf behoorde of die opgedeeld is in verschillende technische entiteiten behorende tot verschillende paritaire comités, dan wordt deze anciënniteit als één geheel beschouwd. § 4. Onder de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en volgens de daarin bepaalde modaliteiten behouden de arbeiders die zijn ontslagen met het oog op stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomsten of in het kader van een op ondernemingsniveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomst inzake stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag het recht op de aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen. § 5. De ondernemingen die bij ondernemingsovereenkomst op eigen vlak de leeftijd voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag bepalen op een lagere leeftijd kunnen ten laatste op het ogenblik waarop de bedoelde overeenkomst tot stand komt, een aanvraag indienen bij het bureau van het fonds, omtrent de overname door het fonds van de betaalplicht van deze aanvullende vergoeding met ingang van de leeftijd van 60 jaar.

De werkgever dient een kopie van de ondernemingsovereenkomst over te maken aan het sociaal fonds en dient de bijdrage, zoals voorzien in artikel 35, te vereffenen.

Deze aanvragen worden beantwoord uiterlijk binnen de zestig werkdagen na de ontvangst van de voormelde aanvraag. § 6. Indien een arbeider in het kader van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, zijn rechten hieromtrent bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening heeft vastgeklikt, wordt ook de uitbetaling van de aanvullende vergoeding in dit kader bij het sociaal fonds vastgeklikt. 2.8. Aanvullende vergoeding bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking

Art. 16.Het fonds betaalt een aanvullende vergoeding van 68,25 EUR per maand gedurende 60 maanden aan arbeiders van 53 jaar en meer die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking conform de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis van 19 december 2001 en nr. 103 van 27 juni 2012 en de hieraan aangebrachte wijzigingen in dit kader van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een uitkering ontvangen. 2.9. Syndicale premie

Art. 17.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders, die sedert ten minste één jaar lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht, ten laste van het fonds, op een syndicale premie, voor zover zij op 1 oktober van het lopende jaar ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5 bedoelde ondernemingen. § 2. Het bedrag van de bij artikel 17, § 1 bedoelde syndicale premie wordt vastgelegd, op voorstel van de raad van bestuur van het fonds, in een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. 2.10. Betalingsmodaliteiten van de bovengenoemde aanvullende vergoedingen

Art. 18.§ 1. De in artikelen 7 en 8 (aanvullende werkloosheidsvergoeding in geval van tijdelijke werkloosheid), 9 (aanvullende werkloosheidsvergoeding in geval van volledige werkloosheid), 10 (aanvullende ziektevergoeding), 11 (aanvullende vergoeding voor oudere werklozen), 12 (aanvullende vergoeding voor oudere zieken), 14 (vergoeding voor sluiting van onderneming), 15 (aanvullende vergoeding bij stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) en 16 (aanvullende vergoeding bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking) bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks door het fonds aan de betrokken arbeiders uitbetaald, voor zover zij het bewijs leveren van hun recht op de vergoedingen voorzien door voormelde artikelen en volgens de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur. § 2. De in artikel 17 bedoelde vergoeding wordt uitbetaald door de interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal vlak verbonden zijn.

Art. 19.De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van de betaling van de door het fonds toegekende vergoedingen. In geen geval mag de betaling van de vergoeding afhankelijk zijn van de storting der bijdragen welke door de aan het fonds onderworpen werkgevers verschuldigd zijn. 3. Bevorderen van de vakbondsvorming Art.20. Op verzoek van de werkgevers die het voorschot hebben gedaan, betaalt het fonds de uitbetaalde lonen terug (vermeerderd met de patronale bijdragen) van de arbeiders die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de vakbondsvorming.

Art. 21.Het bedrag dat bestemd is voor de organisatie van deze vakbondsvorming wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van bestuur van het fonds. 4. Vorming en informatie van de werkgevers stimuleren Art.22. Het fonds kent aan de organisaties van de werkgevers, vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, een tussenkomst toe in de kosten voor informatie en vorming van de werkgevers. Zij wordt geïnd volgens de modaliteiten vastgesteld door de raad van bestuur. 5. Financiering van de werking en de initiatieven van de vzw "Educam" Art.23. § 1. In uitvoering van artikel 2 en artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding van 9 oktober 2015 financiert het fonds een deel van de werking en sommige van de initiatieven van de vzw Educam. Deze financiering zit vervat in de basisbijdrage, zoals omschreven in onderhavig artikel 33, § 1 en § 2, en bedraagt 0,55 procentpunt voor wat betreft de permanente vorming enerzijds en 0,15 procentpunt voor wat betreft de risicogroepen anderzijds. § 2. De vzw Educam organiseert voor de sector van het garagebedrijf de beroepsopleiding en vorming voor de arbeiders zoals omschreven in de statuten van de vzw Educam. 6. Ten laste nemen van bijzondere bijdragen Art.24. § 1. Wanneer het sociaal fonds de enige debiteur van de aanvullende vergoeding is, is hij de bijzondere werkgeversbijdrage bedoeld in artikel 117 van de bovenvermelde wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage zoals bedoeld in artikel 121, alsook de inhouding betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zoals voorzien in het artikel 126, § 1 van de wet verschuldigd.

Wanneer het sociaal fonds en één of meerdere andere debiteurs elk een aanvullende vergoeding of een deel van de aanvullende vergoeding betalen, is elke debiteur de bijzondere werkgeversbijdrage en de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage verschuldigd op de vergoeding of op het deel van de aanvullende vergoeding die hij betaalt.

De inhouding betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag moet door de debiteur van de hoogste aanvullende vergoeding integraal betaald worden. § 2. De bedoelde bijzondere bijdragen worden ten laste genomen voor de arbeiders die een aanvullende vergoeding betaald krijgen in toepassing van artikel 15 van deze overeenkomst, en voor zover het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag een aanvang heeft genomen tussen 1 januari 1991 en 31 december 2018.

De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen onder bovenvermelde voorwaarden en tot de oppensioenstelling van de arbeiders.

Art. 25.De raad van bestuur van het fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 24 van onderhavige statuten.

Art. 26.De voorwaarden van toekenning van de vergoedingen welke door het fonds worden verleend, evenals het bedrag kunnen gewijzigd worden op voorstel van de raad van bestuur bij beslissing van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Beheer van het fonds

Art. 27.Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.

De raad van bestuur bestaat uit zestien leden, hetzij acht vertegenwoordigers van de werkgevers en acht vertegenwoordigers van de werknemers.

De leden van de raad van bestuur worden door het Paritair Comité voor het garagebedrijf benoemd.

Art. 28.Het voorzitterschap wordt door de werkgeversafgevaardigden waargenomen. De 1ste en 3de ondervoorzitter behoren tot de werknemersgroep en worden jaarlijks aangeduid door de raad van bestuur. De 2de ondervoorzitter behoort tot de werkgeversgroep en wordt jaarlijks door de raad van bestuur aangeduid.

Art. 29.§ 1. De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad tenminste éénmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken. § 2. De uitnodiging vermeldt de agenda. § 3. De notulen worden door de door de raad van bestuur aangeduide directeur opgesteld.

De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee bestuurders ondertekend. § 4. Wanneer tot de stemming moet worden overgegaan, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden). § 5. De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwesties en in aanwezigheid van tenminste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en tenminste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren. De beslissingen worden met een meerderheid van twee derden van de stemgerechtigden genomen.

Art. 30.§ 1. De raad van bestuur heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het fonds. § 2. De raad van bestuur keurt de rekeningen en de begroting goed en treedt in rechte op in naam van het fonds, op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde bestuurder. § 3. De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.

Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad speciale volmachten heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van twee bestuurders (één van werknemerszijde en één van werkgeverszijde). § 4. De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. § 5. Een lid dat voor de vergadering van de raad van bestuur belet is, kan schriftelijk of per telefax volmacht verlenen aan één van zijn collega's behorende tot dezelfde groep (werknemers- of werkgeversgroep) om hem te vervangen. Nochtans mag geen enkel lid meer dan één andere bestuurder vertegenwoordigen.

Art. 31.§ 1. De raad van bestuur richt in zijn schoot een bureau op dat is paritair samengesteld uit de voorzitter en 7 bestuurders. § 2. Het bureau staat in voor de politieke beslissingen van het fonds en werkt volgens de beslissingen of richtlijnen van de raad van bestuur. Het bureau kan zich eveneens laten bijstaan door derden of deskundigen. § 3. Het bureau wordt door de voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden het bureau tenminste éénmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van het bureau erom verzoeken. § 4. De uitnodiging vermeldt de agenda. § 5. De notulen worden door de door het bureau aangeduide directeur opgesteld. De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of door twee bestuurders ondertekend. § 6. De beslissing van het bureau is slechts geldig over de kwesties die op de agenda vermeld staan en bij aanwezigheid van minimum de helft van de leden van de werknemersafvaardiging en de helft van de leden van de werkgeversafvaardiging. § 7. De beslissingen worden bij unanimiteit genomen. § 8. Het bureau rapporteert aan de raad van bestuur over zijn activiteiten en beslissingen. HOOFDSTUK V. - Financiering van het fonds

Art. 32.Om de financiering van de in artikel 8 tot artikel 24 bedoelde vergoedingen en financiële tussenkomsten te verzekeren, beschikt het fonds over de bijdragen welke door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.

Art. 33.§ 1. Sinds 1 januari 2015 wordt de bijdrage van de werkgevers bepaald op 3,95 pct. van de brutolonen van de arbeiders, waarvan 1,7 pct. is voorzien voor de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Vanaf 1 januari 2016 wordt er gebruik gemaakt van de gedifferentieerde RSZ inningstechniek waardoor de pensioenbijdrage voor het sociaal sectoraal aanvullend pensioenstelsel wordt afgescheiden van de basisbijdrage bestemd voor het fonds voor bestaanszekerheid : - De basisbijdrage wordt vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend zal verklaard worden door een koninklijk besluit; - De pensioenbijdrage wordt vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend zal verklaard worden door een koninklijk besluit. § 3. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het fonds worden bepaald met bepaling van de innings- en verdelingsmodaliteiten. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.

Art. 34.§ 1. De inning en invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. § 2. De raad van bestuur van het fonds bepaalt de verdeling van de bijdragen voorzien in de artikelen 7 tot en met 24.

Art. 35.§ 1. Een basisbijdrage zoals voorzien in de aparte collectieve arbeidsovereenkomst inzake basisbijdrage aan het fonds, en gebaseerd op de laatste bruto bezoldiging aan 108 pct. verdiend door de arbeiders bedoeld bij artikel 15, § 5, wordt rechtstreeks aan het fonds betaald door de werkgever. Zij wordt berekend vanaf de aanvang van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in de onderneming tot de sectorale leeftijd van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. § 2. De bijdrage bedoeld onder § 1 wordt betaald door de werkgever vóór de datum van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag van de arbeiders. Zij wordt forfaitair berekend en betaald volgens de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur van het fonds. HOOFDSTUK VI. - Begroting en rekeningen van het fonds

Art. 36.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 37.De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.

De raad van bestuur, evenals de door het Paritair Comité voor het garagebedrijf aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juli aan het Paritair Comité voor het garagebedrijf ter goedkeuring worden voorgelegd. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding en vereffening van het fonds

Art. 38.Het fonds kan slechts bij éénparige beslissing van het Paritair Comité voor het garagebedrijf worden ontbonden. Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de netto-activa te bepalen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 september 2016.

De Minister van Werk, K. PEETERS

^