Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 maart 2001
gepubliceerd op 31 maart 2001

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 69, § 4, tweede lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de verstrekkingen bedoeld in artikel 34, 12°, van dezelfde wet

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001022230
pub.
31/03/2001
prom.
28/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/28/2001022230/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 69, § 4, tweede lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de verstrekkingen bedoeld in artikel 34, 12°, van dezelfde wet


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 69, § 4, tweede lid;

Gelet op het advies, uitgebracht door de overeenkomstencommissie tussen de rust- en verzorgingstehuizen, de rustoorden voor bejaarden en de centra voor dagverzorging en de verzekeringsinstellingen op 12 januari 2001;

Gelet op het advies, uitgebracht door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering op 26 februari 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat het belangrijk is dat dit koninklijk besluit zo vlug mogelijk wordt genomen en bekendgemaakt en dit om het financieel evenwicht van het regime van de gezondheidszorg voor het jaar 2001 te waarborgen, en door het feit dat het noodzakelijk is dat de verzorgingsinrichtingen die de verstrekkingen afleveren die zijn bedoeld in artikel 34, 12° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, binnen de kortst mogelijke tijd, de modaliteiten en de criteria van de berekening van de financiële middelen per inrichting die hen zullen worden toegekend voor 2001, moeten kennen, en dit in hun belang en in het belang van de rechthebbende op de genoemde verstrekkingen;

Gelet op het advies nr. 31.384/1 van de Raad van State, gegeven op 12 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In dit koninklijk besluit wordt verstaan onder : 1° "Dienst" : de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering;2° "globaal budget" : het globaal budget dat, met toepassing van artikel 69, § 4, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, werd vastgelegd voor het jaar 2001;3° "rustoord" : de verstrekker bedoeld in artikel 34, 12°, van de hiervoren genoemde wet, gecoördineerd op 14 juli 1994;4° "categorie" : de afhankelijkheidscategorieën zoals vermeld in artikel 148, 3° van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de hiervoren genoemde wet, gecoördineerd op 14 juli 1994;5° "tegemoetkoming" : de tegemoetkoming die is bedoeld in artikel 37, § 12, van de hiervoren genoemde wet, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen;6° "vragenlijst" : de gegevens die door elk rustoord worden bezorgd op het document bedoeld in artikel 2, § 13 van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12° van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen.

Art. 2.Voor elk rustoord wordt door de Dienst enerzijds een voorlopig budget van financiële middelen bepaald dat de forfaitaire tegemoetkomingen zou moeten dekken voor het vierde trimester 2000 en het eerste en tweede trimester 2001 en anderzijds een definitief budget van financiële middelen dat de tegemoetkomingen zou moeten dekken voor het vierde trimester 2000 en het eerste, tweede en derde trimester 2001.

Art. 3.§ 1. Het voorlopig budget van financiële middelen zoals bedoeld in artikel 2 wordt bepaald in functie van : 1° het aantal rechthebbenden per categorie (Cat), dit is het gemiddeld aantal rechthebbenden waarvoor door het betrokken rustoord over het tweede en derde trimester van 2000 een tegemoetkoming werd aangerekend, ingedeeld per categorie, met dien verstande dat : a.voor rustoorden die tijdens het tweede en derde trimester 2000 hun forfaitaire tegemoetkoming volledig of gedeeltelijk beperkt zagen tot de tegemoetkoming O of A, of geen tegemoetkoming mochten aanrekenen tijdens het tweede en/of derde trimester 2000, het aantal rechthebbenden per categorie gelijk is aan het preciese aantal rechthebbenden per categorie op 30 september 2000; b. voor rustoorden die tijdens het tweede of derde trimester 2000 of later werden erkend, het aantal rechthebbenden per categorie gelijk is aan het aantal erkende bedden, vermenigvuldigd met een percentage per categorie zoals hierna bepaald : categorie O : 25 % categorie A : 19 % categorie B : 20 % categorie C : 20 %; waarbij het aantal erkende bedden gelijk is aan : - het aantal erkende bedden op 30 september 2000 (wanneer de erkenningsdatum in het tweede of derde trimester 2000 valt); - het aantal erkende bedden op de datum van erkenning (wanneer de erkenningsdatum na 30 september 2000 valt); c. voor de rustoorden waarin tijdens het tweede of derde trimester 2000 het aantal erkende bedden werd verhoogd, en die niet vallen onder de toepassing van a., het aantal rechthebbenden per categorie gelijk is aan : [het gemiddeld aantal rechthebbenden per categorie in het tweede en derde trimester van 2000 - (het aantal dagen tussen de erkenningsdatum en 30 september 2000/183 x het aantal bijkomende bedden x de hierna vermelde verhouding per categorie) + (het aantal bijkomende bedden x de hierna vermelde verhouding per categorie)] verhouding per categorie : [gemiddeld aantal rechthebbenden in de categorie tijdens het tweede en derde trimester van 2000/het gemiddeld aantal erkende bedden in het tweede en derde trimester van 2000]; d. voor de rustoorden waarin na 30 september 2000 het aantal erkende bedden werd verhoogd, het aantal rechthebbenden per categorie voor het bijkomend aantal erkende bedden gelijk is aan dit aantal bedden, vermenigvuldigd met : [het gemiddeld aantal rechthebbenden in de categorie tijdens het tweede en derde trimester van 2000/het gemiddeld aantal erkende bedden in het tweede en derde trimester 2000] x [het aantal dagen tussen de erkenningsdatum van de bijkomende bedden en 30 juni 2001/273];e. voor de rustoorden die tijdens het tweede of derde trimester 2000 of later werden geregistreerd in uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 1997 tot vaststelling van de voorwaarden welke moeten worden vervuld door de instellingen die, zonder als rustoord te zijn erkend, een gemeenschappelijke woonplaats of verblijfplaats van bejaarden uitmaken als bedoeld in artikel 34, 12° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, het aantal rechthebbenden per categorie gelijk is aan het preciese aantal rechthebbenden per categorie op de laatste dag van de maand die volgt op de maand van de registratie. f. de inrichtingen die tussen 1 oktober 1999 en 31 maart 2000 erkend werden of waarin het aantal erkende bedden tijdens die periode werd verhoogd kunnen, mits een aangetekend schrijven binnen de maand na de mededeling van het voorlopig budget aan de Dienst vragen om, in afwijking van 1°, a., b., c., d. of e., het aantal rechthebbenden te bepalen aan de hand van het aantal erkende bedden op 31 maart 2000 te verdelen over de categorieën volgens de percentages die zijn bepaald in 1°, b.

Deze gegevens worden bepaald aan de hand van de vragenlijsten en aan de hand van de gegevens die aan de Dienst worden overgemaakt door de inzake erkenningen bevoegde Gemeenschappen of Gewesten.

In de bijzondere gevallen waarbij tijdens het tweede en/of derde trimester van 2000 de uitbating van het rustoord voorlopig volledig of gedeeltelijk werd stopgezet, kan de Dienst het aantal rechthebbenden per categorie vaststellen zonder de bovenvermelde regeling toe te passen. Zulks dient steeds te gebeuren op gemotiveerde aanvraag van het rustoord. Deze aanvraag dient ten laatste per aangetekend schrijven te worden ingediend binnen de dertig dagen na de kennisgeving door de Dienst aan het rustoord van het voorlopig budget.

Het aantal rechthebbenden, zijnde het gemiddeld aantal rechthebbenden tijdens het tweede en derde trimester 2000, respectievelijk het aantal rechthebbenden op 30 september 2000, mag niet groter zijn dan het aantal erkende bedden, zijnde het gemiddeld aantal erkende bedden tijdens het tweede en derde trimester 2000, respectievelijk het aantal erkende bedden op 30 september 2000 (met uitsluiting van de bedden die een bijzondere erkenning als RVT-bed hebben). Is dit toch het geval, dan wordt de voorlopige enveloppe, zoals berekend in artikel 3, § 2, verminderd met het volgende percentage : (1 -aantal erkende bedden/aantal rechthebbenden) waarbij : aantal erkende bedden = het gemiddeld aantal erkende bedden tijdens het tweede en derde trimester 2000, respectievelijk het aantal erkende bedden op 30 september 2000 aantal rechthebbenden = het gemiddeld aantal rechthebbenden tijdens het tweede en derde trimester 2000, respectievelijk het aantal rechthebbenden op 30 september 2000. 2° het bedrag van de tegemoetkoming (Forf) dat gelijk is aan : [(het bedrag dat door het rustoord op 1 oktober 2000 mocht worden aangerekend voor een bepaalde categorie x 92/273) + het bedrag dat het rustoord op 1 januari 2001 mag aanrekenen x 181/273], met dien verstande dat voor de rustoorden die na 1 oktober 2000 werden erkend of geregistreerd, dit bedrag gelijk is aan het bedrag dat voor een bepaalde categorie mocht worden gefactureerd op de datum van erkenning of registratie.Indien deze datum zich vóór 1 januari 2001 situeert, moet de hier voren bepaalde verhouding van 92/273 vervangen worden door : [(het aantal dagen tussen de erkennings- of registratiedatum en 31 december 2000) / 273]. Indien deze datum zich na 31 december 2000 situeert, moet de hiervoren bepaalde verhouding van 181/273 vervangen worden door : [(het aantal dagen tussen de erkennings- of registratiedatum en 30 juni 2001) / 273]; 3° het aantal kalenderdagen in het vierde trimester 2000 en het eerste en tweede trimester 2001 (dagen). § 2. Het voorlopig budget, bedoeld in artikel 2 wordt berekend overeenkomstig volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : i = 1, 2, 3 of 4 respectievelijk overeenstemt met de categorieën O, A, B of C;

Cati = aantal rechthebbenden in categorie i;

Forfi = bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming voor categorie i. § 3. Dit voorlopig budget zal worden aangepast in geval van indexering van de tegemoetkomingsbedragen of in geval van aanpassing van de tegemoetkomingsbedragen op 1 januari 2001.

Art. 4.§ 1. Het definitief budget, bedoeld in artikel 2, wordt bepaald in functie van : 1° het aantal rechthebbenden per categorie (Cat), dit is het gemiddeld aantal rechthebbenden waarvoor door het betrokken rustoord over het vierde trimester 2000 en eerste trimester van 2001 een tegemoetkoming werd aangerekend, verdeeld per categorie, met dien verstande dat: a.voor rustoorden die tijdens het vierde trimester 2000 en het eerste trimester 2001 hun forfaitaire tegemoetkoming volledig of gedeeltelijk beperkt zagen tot de tegemoetkoming O of A, of geen tegemoetkoming mochten aanrekenen tijdens het vierde trimester 2000 en/of het eerste trimester 2001, het aantal rechthebbenden per categorie gelijk is aan het aantal rechthebbenden per categorie op 31 maart 2001; b. voor rustoorden die vanaf 1 april 2001 werden erkend, het aantal rechthebbenden per categorie gelijk is aan het aantal erkende bedden, vermenigvuldigd met een percentage per categorie zoals hierna bepaald : categorie O : 25 % categorie A : 19 % categorie B : 20 % categorie C : 20 %; waarbij het aantal erkende bedden gelijk is aan : - het aantal erkende bedden op 31 maart 2001 (wanneer de erkenningsdatum in het vierde trimester 2000 of het eerste trimester 2001 valt) - het aantal erkende bedden op de datum van erkenning (wanneer de erkenningsdatum na 31 maart 2001 valt) c. voor de rustoorden waarin vanaf 1 april 2001 het aantal erkende bedden werd verhoogd, het aantal rechthebbenden per categorie voor het bijkomend aantal erkende bedden gelijk is aan dit aantal bedden, vermenigvuldigd met - [het gemiddeld aantal rechthebbenden in de categorie tijdens het vierde trimester 2000 en het eerste trimester 2001 / het gemiddeld aantal erkende bedden in het vierde trimester 2000 en het eerste trimester 2001] x [het aantal dagen tussen de erkenningsdatum van de bijkomende bedden en 30 juni 2001/273];d. voor de rustoorden die tijdens het vierde trimester van 2000 of het eerste trimester van 2001 of later werden geregistreerd in uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 1997 tot vaststelling van de voorwaarden welke moeten vervuld door de instellingen die, zonder als rustoord te zijn erkend, een gemeenschappelijke woonplaats of verblijfplaats van bejaarden uitmaken als bedoeld in artikel 34, 12° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 het aantal rechthebbenden per categorie gelijk is aan het preciese aantal rechthebbenden per categorie op de laatste dag van de maand die volgt op de maand van de registratie. Deze gegevens worden bepaald aan de hand van de vragenlijst en aan de hand van de gegevens die aan de Dienst worden overgemaakt door de inzake erkenningen bevoegde Gemeenschappen of Gewesten. 2° het gemiddelde bedrag van de tegemoetkomingen (Forf) dat door het rustoord tijdens het vierde trimester 2000 en het eerste en tweede trimester 2001 voor een bepaalde categorie werd gefactureerd, met dien verstande dat bij de bepaling van het gemiddelde wordt uitgegaan van de bedragen die een inrichting in rekening kon brengen de eerste dag van elke maand en het aantal kalenderdagen in elke maand : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : forfn = het bedrag per categorie dat de inrichting mag aanrekenen op de eerste dag van de maand; dagenn = het aantal kalenderdagen in de maand; n = elke maand in het vierde trimester 2000 en het eerste en tweede trimester 2001; 3° het aantal kalenderdagen in het vierde trimester 2000 en het eerste en tweede trimester van 2001 (dagen);4° de uitgaven van het vierde trimester van 2000 en van het eerste en tweede trimester 2001 (uitgaven T4-2000, T1-2001, T2-2001), berekend overeenkomstig volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : i = 1, 2, 3 of 4 respectievelijk overeenstemt met de categorieën 0, A, B of C; Cati = aantal rechthebbenden in categorie i;

Forfi = bedrag van de gemiddelde forfaitaire tegemoetkoming voor categorie i; 5° het bedrag van de tegemoetkoming per categorie in het derde trimester 2001 (ForfiT3-2001);6° indien voor het betrokken rustoord Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Als dit percentage g 100, wordt dit automatisch herleid naar 100;7° het aantal kalenderdagen in het derde trimester 2001 (dagenT3-2001), met dien verstande dat voor rustoorden die erkend of geregistreerd werden na 30 juni 2001, het aantal kalenderdagen wordt in aanmerking genomen vanaf de datum van erkenning of registratie tot 30 september 2001. § 2. Het definitief budget (B), bedoeld in artikel 2, wordt berekend overeenkomstig de volgende formule en waarbij Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit definitief budget van financiële middelen per inrichting zal worden aangepast in geval van indexering van de forfaitaire tegemoetkomingen.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 maart 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^