gepubliceerd op 19 februari 1999
Koninklijk besluit betreffende de organisatie van de ambtengroepen tot dewelke de onderofficieren van de krijgsmacht behoren
28 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie van de ambtengroepen tot dewelke de onderofficieren van de krijgsmacht behoren
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 december 1961 houdende statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 3, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1987 betreffende het statuut van de reserveonderofficieren, inzonderheid op artikel 6, § 1;
Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité van het militair personeel, afgesloten op 20 maart 1998;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er geen enkele rechtsonzekerheid mag blijven bestaan inzake de loopbaan en de bevordering van de onderofficieren die veroorzaakt zou worden door een onduidelijke toestand inzake de ambtengroepen waartoe de onderofficieren van de krijgsmacht behoren;
Overwegende dat die rechtszekerheid in het gedrang gebracht wordt door hetgeen dienaangaande bepaald is enerzijds in artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 juli 1998 houdende verdeling van de personeelsenveloppe voor de militairen van het actief kader in periode van vrede en anderzijds in het koninklijk besluit van 19 februari 1973 betreffende de organisatie van de ambtengroepen tot dewelke de onderofficieren van de land-, en lucht- en de zeemacht en van de medische dienst behoren;
Overwegende dat de ambtengroepen vastgelegd in het koninklijk besluit van 19 februari 1973 immers niet overeenkomen met de ambtengroepen zoals zij met het oog op het vaststellen van de na te streven getalsterkten gedefinieerd worden in het koninklijk besluit van 14 juli 1998;
Overwegende dat er geen enkele dubbelzinnigheid inzake het begrip ambtengroepen en de statutaire toepassing ervan mag bestaan en dat een goed beheer het noodzakelijk maakt elk mogelijk geschil tijdig te voorkomen;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Bij de landmacht bestaan de volgende ambtengroepen voor onderofficieren : 1° infanterie;2° pantsertroepen;3° artillerie;4° licht vliegwezen;5° genie;6° transmissietroepen;7° logistiek;8° administratie en diensten.
Art. 2.Bij de luchtmacht bestaan de volgende ambtengroepen voor onderofficieren : 1° varend personeel;2° niet-varend personeel.
Art. 3.Bij de marine bestaan de volgende ambtengroepen voor onderofficieren : 1° dekpersoneel;2° technisch personeel;3° personeel van de diensten.
Art. 4.Bij de medische dienst bestaat de ambtengroep medisch ondersteunend personeel.
Art. 5.Artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 10 december 1987 betreffende het statuut van de reserveonderofficieren, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De bepalingen van het koninklijk besluit van 28 januari 1999 betreffende de organisatie van de ambtengroepen tot dewelke de onderofficieren van de krijgsmacht behoren, zijn toepasselijk op de reserveonderofficieren. ».
Art. 6.De ambtengroepen opgesomd in het koninklijk besluit van 19 februari 1973 betreffende de organisatie van de ambtengroepen tot dewelke de onderofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst behoren, gaan op in de ambtengroepen vermeld in de artikelen 1 tot 4 van dit besluit overeenkomstig de tabel A in bijlage bij dit besluit.
De onderofficier wordt in zijn nieuwe ambtengroep gerangschikt volgens de graad en zijn anciënniteit in die graad.
Art. 7.Het koninklijk besluit van 19 februari 1973 betreffende de organisatie van de ambtengroepen tot dewelke de onderofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medisch dienst behoren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 mei 1974, 8 november 1979, 10 maart 1981, 6 januari 1985, 22 juni 1987, 3 juni 1996, 5 januari 1998 en 16 april 1998 wordt opgeheven, onverminderd de overgangsbepalingen van artikel 8.
Art. 8.Tot 31 december 2002 mogen de onderofficieren benoemd worden in de ambtengroepen opgesomd in het koninklijk besluit van 19 februari 1973 betreffende de organisatie van de ambtengroepen tot dewelke de onderofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst behoren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 mei 1974, 8 november 1979, 10 maart 1981, 6 januari 1985, 22 juni 1987, 3 juni 1996, 5 januari 1998 en 16 april 1998.
In afwijking van het eerste lid kunnen de onderofficieren van de luchtmacht worden benoemd vanaf 4 januari 1999 tot 31 december 2002 in de ambtengroepen opgesomd in tabel B in bijlage bij dit besluit.
Binnen de grenzen opgelegd door tabel B, kan de minister van Landsverdediging de ambten verdelen van de hierna opgesomde ambtengroepen van het koninklijk besluit van 19 februari 1973 betreffende de organisatie van de ambtengroepen tot dewelke de onderofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst behoren : 11 controle van operaties en van het luchtverkeer; 24 bewapening en munities; 26 metalen; 27 overleving en doek; 30 elektronica en transmissies; 70 diensten en troep.
Tot 31 december 2002 mogen de cursussen en examens voor de bevordering, in voorkomend geval, georganiseerd worden rekening houdend met de vroegere ambtengroepen.
Art. 9.Zolang de benaming « zeemacht » niet gewijzigd is in « marine » in de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut der beroepsofficieren van de land-, de lucht-, de zeemacht en de medische dienst en der reserveofficieren van alle krijgsmachtdelen en van de medische dienst, moet telkens « zeemacht » gelezen wanneer de term « marine » gebruikt wordt in dit besluit.
Art. 10.Onze Minister van landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 januari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET
Bijlage aan het koninklijk besluit van 28 januari 1999 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 januari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET