gepubliceerd op 16 januari 2007
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 51bis van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid
28 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 51bis van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 51bis, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 november 2006.
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, gegeven op 21 november 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 24 november 2006;
Gelet op het advies 41.768/1 van de Raad van State, gegeven op 14 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Voor de verzekerde die op 31 december 2006 de leeftijd heeft bereikt van 55 jaar en op die datum nog geen 65 jaar is, worden de renten, bedoeld in de artikelen 20, 21, 22sexies, 24 en 25 van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, die zijn gevormd door bijdragen en enige premies gestort tot 31 december 2006, op de datum waarop de rente ingaat vermeerderd in verhouding tot de stijging van de kosten van levensonderhoud. De datum waarop deze vermeerdering wordt toegepast mag niet later liggen dan de 65e verjaardag. § 2. De bijslag is gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, de rente die gevormd zou zijn geweest met bijdragen, gelijk aan de bijdragen die tot 31 december 2006 werden gestort, vermenigvuldigd met een herwaarderingscoëfficiënt die bekomen wordt op manier zoals vastgesteld in § 3, en, anderzijds, de rente die met de werkelijk betaalde bijdragen gevormd is. § 3. De herwaarderingscoëfficiënt waarmee de bijdragen van een bepaald jaar vermenigvuldigd worden, wordt bekomen door het indexcijfer, waaraan de pensioenen der werknemers gekoppeld zijn, te delen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van de consumptieprijzen van dat jaar. De bijdragen, betaald over het jaar waarin de rente ingaat, worden echter gedeeld door het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de maanden waarop de bijdragen betrekking hebben.
Bij de toepassing van vorig lid, en met betrekking tot de bijdragen die over een vóór 1 januari 1968 komende verzekeringsjaar betaald werden, wordt het indexcijfer van de consumptieprijzen berekend door de kleinhandelsprijzenindex te delen door 1,2988.
De coëfficiënt mag niet kleiner zijn dan de eenheid. § 4. De bepalingen van § 1 tot § 3 zijn niet van toepassing op de renten gevormd door bijdragen en enige premies die worden gestort vanaf 1 januari 2007.
Art. 2.§ 1. Voor de verzekerde die op 31 december 2006 jonger is dan 55 jaar worden de renten, bedoeld in de artikelen 20, 21, 22sexies, 24 en 25 van dezelfde wet, die zijn gevormd door bijdragen en enige premies gestort tot 31 december 2006, op die datum vermeerderd in verhouding tot de stijging van de kosten van levensonderhoud. § 2. De bijslag is gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, de rente die gevormd zou zijn geweest met bijdragen, gelijk aan de bijdragen die tot 31 december 2006 werden gestort, vermenigvuldigd met een herwaarderingscoëfficiënt die bekomen wordt op manier zoals vastgesteld in § 3, en, anderzijds, de rente die met de werkelijk betaalde bijdragen gevormd is. § 3. De herwaarderingscoëfficiënt waarmee de bijdragen van een bepaald jaar vermenigvuldigd worden, wordt bekomen door het indexcijfer, waaraan de pensioenen der werknemers gekoppeld zijn en dat van kracht is op 31 december 2006, te delen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van de consumptieprijzen van dat jaar. De bijdragen, betaald over het jaar waarin de rente ingaat, worden echter gedeeld door het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de maanden waarop de bijdragen betrekking hebben.
Bij de toepassing van vorig lid, en met betrekking tot de bijdragen die over een vóór 1 januari 1968 komende verzekeringsjaar betaald werden, wordt het indexcijfer van de consumptieprijzen berekend door de kleinhandelsprijzenindex te delen door 1,2988.
De coëfficiënt mag niet kleiner zijn dan de eenheid. § 4. De bepalingen van § 1 tot § 3 zijn niet van toepassing op de renten gevormd door bijdragen en enige premies die worden gestort vanaf 1 januari 2007.
Art. 3.§ 1. Voor de verzekerde die 65 jaar of ouder is op 31 december 2006 worden de renten, bedoeld in de artikelen 20, 21, 22sexies, 24 en 25 van dezelfde wet, die zijn gevormd door bijdragen en enige premies gestort tot 31 december 2006, op die datum vermeerderd in verhouding tot de stijging van de kosten van levensonderhoud. § 2. De bijslag is gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, de rente die gevormd zou zijn geweest met bijdragen, gelijk aan de bijdragen die tot 31 december 2006 werden gestort, vermenigvuldigd met een herwaarderingscoëfficiënt die bekomen wordt op manier zoals vastgesteld in § 3, en, anderzijds, de rente die met de werkelijk betaalde bijdragen gevormd is. § 3. De herwaarderingscoëfficiënt waarmee de bijdragen van een bepaald jaar vermenigvuldigd worden, wordt bekomen door het indexcijfer, waaraan de pensioenen der werknemers gekoppeld zijn en dat van kracht is op 31 december 2006, te delen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van de consumptieprijzen van dat jaar. De bijdragen, betaald over het jaar waarin de rente ingaat, worden echter gedeeld door het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de maanden waarop de bijdragen betrekking hebben.
Bij de toepassing van vorig lid, en met betrekking tot de bijdragen die over een vóór 1 januari 1968 komende verzekeringsjaar betaald werden, wordt het indexcijfer van de consumptieprijzen berekend door de kleinhandelsprijzenindex te delen door 1,2988.
De coëfficiënt mag niet kleiner zijn dan de eenheid. § 4. De bepalingen van § 1 tot § 3 zijn niet van toepassing op de renten gevormd door bijdragen en enige premies die worden gestort vanaf 1 januari 2007.
Art. 4.De renten gevormd door bijdragen die voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2007 zijn gestort, worden niet vermeerderd in verhouding tot de stijging van de kosten van levensonderhoud.
Art. 5.Vanaf de ingangsdatum volgen de renten, vermeerderd volgens de bepalingen van de artikelen 1, 2 en 3, of gevormd volgens de bepalingen van artikel 4, de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, maar kunnen niet kleiner worden dan het bedrag dat door de genoemde bepalingen is vastgesteld. Ze volgen de schommelingen op de wijze bepaald door de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Art. 6.Vanaf hun ingangsdatum volgen de prestaties bedoeld in artikel 51bis, 4° tot 6°, van de genoemde wet van 17 juli 1963, op de wijze die de genoemde wet van 2 augustus 1971 bepaalt, de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, maar kunnen niet kleiner worden dan het bedrag dat door de genoemde bepalingen is vastgesteld.
Het in de artikelen 22ter en 26 en in hoofdstuk IV van de genoemde wet van 17 juli 1963 bepaalde bedrag van die uitkeringen wordt gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100).
Art. 7.De renten en toelagen die ten laatste op 31 december 2006 zijn ingegaan, worden vermeerderd volgens de bepalingen van de artikelen 52 tot 54 van dezelfde wet, zoals ze van kracht waren op die datum.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.
Art. 9.Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 28 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen en Leefmilieu, B. TOBBACK De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE