gepubliceerd op 19 mei 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 tot vaststelling van het aantal plaatsvervangers en van de regels die gelden bij de vervanging van de vaste leden van de Nationale Tuchtraad, tot bepaling van de wijze van de verkiezingen, van de loting en van de aanwijzingen, alsmede van het aantal bij loting aan te wijzen leden en tot vaststelling van de datum van gedeeltelijke inwerkingtreding van artikel 9 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek
28 APRIL 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 tot vaststelling van het aantal plaatsvervangers en van de regels die gelden bij de vervanging van de vaste leden van de Nationale Tuchtraad, tot bepaling van de wijze van de verkiezingen, van de loting en van de aanwijzingen, alsmede van het aantal bij loting aan te wijzen leden en tot vaststelling van de datum van gedeeltelijke inwerkingtreding van artikel 9 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 409, gewijzigd bij de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek en door de wet van 22 december 2003 houdende diverse bepalingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 2003 tot vaststelling van het aantal plaatsvervangers en van de regels die gelden bij de vervanging van de vaste leden van de Nationale Tuchtraad, tot bepaling van de wijze van de verkiezingen, van de loting en van de aanwijzingen, alsmede van het aantal bij loting aan te wijzen leden en tot vaststelling van de datum van gedeeltelijke inwerkingtreding van artikel 9 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 februari 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 8 maart 2004;
Gelet op het advies 36.795/2 van de Raad van State, gegeven op 14 april 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gewijzigd bij de wet van 2 april 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 tot vaststelling van het aantal plaatsvervangers en van de regels die gelden bij de vervanging van de vaste leden van de Nationale Tuchtraad, tot bepaling van de wijze van de verkiezingen, van de loting en van de aanwijzingen, alsmede van het aantal bij loting aan te wijzen leden en tot vaststelling van de datum van gedeeltelijke inwerkingtreding van artikel 9 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden «, op straffe van onontvankelijkheid, » ingevoegd tussen het woord « kandidaturen » en het woord « binnen ».
Art. 2.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « zelfs als geen enkele magistraat werd verkozen of aangewezen » vervallen;2° er wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : « De voorzitter van de algemene vergadering of van de korpsvergadering die geen kandidatuur heeft ontvangen bij het verstrijken van de in artikel 2 bedoelde termijn, brengt de bevoegde kamervoorzitter van de Nationale Tuchtraad hiervan onmiddellijk op de hoogte.»
Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden «, op straffe van onontvankelijkheid, » ingevoegd tussen het woord « moeten » en het woord « binnen ».
Art. 4.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien de Minister van Justitie geen kandidatuur heeft ontvangen bij het verstrijken van de in artikel 5 bedoelde termijn, brengt hij de bevoegde kamervoorzitter van de Nationale Tuchtraad hiervan onmiddellijk op de hoogte. »
Art. 5.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden «, op straffe van onontvankelijkheid, » ingevoegd tussen het woord « moeten » en het woord « binnen ».
Art. 6.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « zelfs als geen enkele advocaat is aangewezen » vervallen;2° er wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : « Indien de stafhouder geen kandidatuur heeft ontvangen bij het verstrijken van de in artikel 10 bedoelde termijn, brengt hij de bevoegde kamervoorzitter van de Nationale Tuchtraad hiervan onmiddellijk op de hoogte.»
Art. 7.In artikel 15, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden «, op straffe van onontvankelijkheid, » ingevoegd tussen het woord « moeten » en het woord « binnen ».
Art. 8.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden «, zelfs als geen enkele professor werd aangewezen » vervallen;2° er wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : « Indien de voorzitter van de raad van bestuur geen kandidatuur heeft ontvangen bij het verstrijken van de in artikel 15 bedoelde termijn, brengt hij de bevoegde kamervoorzitter van de Nationale Tuchtraad hiervan onmiddellijk op de hoogte.»
Art. 9.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 18.§ 1. Wanneer na de eerste oproep tot de kandidaten het aantal aangewezen en verkozen personen ontoereikend is om de vaste leden door loting aan te wijzen, wordt binnen 125 dagen na de eerste oproep een tweede algemene oproep tot de kandidaten gedaan.
De verkiezingen en aanwijzingen overeenkomstig hoofdstuk II, uitgevoerd naar aanleiding van de eerste oproep tot de kandidaten, blijven geldig. § 2. In het kader van de oproep tot de kandidaten bedoeld in § 1, eerste lid, vinden de verkiezingen en aanwijzingen plaats op de wijze bepaald in de afdelingen I tot V van hoofdstuk II, met uitzondering van : 1° de in artikel 7 vastgestelde termijn van 70 dagen die wordt teruggebracht tot 60 dagen;2° de in de artikelen 3, 11 en 12 vastgestelde termijnen van 90 dagen en de in de artikelen 4, 14 en 16 vastgestelde termijnen van 100 dagen die worden teruggebracht tot een enkele termijn van 80 dagen volgend op de oproep tot de kandidaten;3° de in artikel 8 vastgestelde termijn van 100 dagen die wordt teruggebracht tot 80 dagen en de in artikel 9 vastgestelde termijn van 110 dagen die wordt teruggebracht tot 90 dagen;4° de in artikel 17 vastgestelde termijnen van 110 en 120 dagen die worden teruggebracht tot respectievelijk 90 en 100 dagen.»
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidende : « Art.18bis. De in hoofdstuk II bepaalde termijnen worden opgeschort van 15 juli tot 15 augustus en van 25 december tot 2 januari. »
Art. 11.In artikel 19, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « wijzen » en « aan » vervangen door het woord « verkiezen ».
Art. 12.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de woorden « wijst » en « aan » vervangen door het woord « verkiest ».
Art. 13.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 21.De Minister van Justitie wijst 6 Nederlandstalige griffiers, 6 Franstalige griffiers alsook 6 Nederlandstalige secretarissen en 6 Franstalige secretarissen aan met het oog op de loting. »
Art. 14.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 24.§ 1. Voor elke kamer zijn er : - zes plaatsvervangende leden van de zittende magistratuur; - vier plaatsvervangende magistraten van het openbaar ministerie; - twee plaatsvervangende griffiers; - twee plaatsvervangende secretarissen; - vier plaatsvervangende advocaten of universiteitsprofessoren.
Ingeval dit aantal bij de eerste loting evenwel niet wordt bereikt, kan de Nationale Tuchtraad geldig beginnen te functioneren voor zover de vaste leden bij loting konden worden aangewezen.
Voor de ontbrekende plaatsvervangers wordt zo snel mogelijk en volgens de in § 2, bepaalde procedure overgegaan tot zoveel oproepen tot de kandidaten en lotingen als nodig zijn om het in het eerste lid bepaalde aantal plaatsvervangers te bereiken. § 2. In het kader van de oproep tot de kandidaten bedoeld in § 1, tweede lid, vinden de verkiezingen en aanwijzingen plaats op de wijze bepaald in de afdelingen I tot V van hoofdstuk II, met uitzondering van : 1° de in artikel 7 vastgestelde termijn van 70 dagen die wordt teruggebracht tot 60 dagen;2° de in de artikelen 3, 11 en 12 vastgestelde termijnen van 90 dagen en de in de artikelen 4, 14 en 16 vastgestelde termijnen van 100 dagen die worden teruggebracht tot een enkele termijn van 80 dagen volgend op de oproep tot de kandidaten;3° de in artikel 8 vastgestelde termijn van 100 dagen die wordt teruggebracht tot 80 dagen en de in artikel 9 vastgestelde termijn van 110 dagen die wordt teruggebracht tot 90 dagen;4° de in artikel 17 vastgestelde termijnen van 110 en 120 dagen die worden teruggebracht tot respectievelijk 90 en 100 dagen.»
Art. 15.In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de woorden « 15 dagen » vervangen door de woorden « 7 dagen ».
Art. 16.In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de woorden « het tijdstip » vervangen door de woorden « De dag vastgesteld voor de loting en het tijdstip » en wordt het woord « wordt » vervangen door het woord « worden ».
Art. 17.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 33.Elke loting vindt plaats ter zetel van de Nationale Tuchtraad op de datum vastgesteld door de kamervoorzitters zodat de kamers zitting kunnen houden op de dag waarop de categorieën van mandaten die ten einde lopen, verstrijken. »
Art. 18.In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, wordt in de franse tekst het woord « par » ingevoegd tussen het woord « exercées » en de woorden « le président »;2° in het derde lid, worden de woorden « artikel 18 » vervangen door de woorden « de artikelen 18 en 24 ».
Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 20.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 april 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX