Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 september 2020
gepubliceerd op 18 november 2020

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2020042936
pub.
18/11/2020
prom.
27/09/2020
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 SEPTEMBER 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking" (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking".

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 september 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, N. MUYLLE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2019 Vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking" (Overeenkomst geregistreerd op 18 september 2019 onder het nummer 153889/CO/126)

Artikel 1.Bij toepassing van artikel 2 van zijn statuten, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2012 (registratienummer 111889), algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 mei 2013, Belgisch Staatsblad van 8 oktober 2013, worden ten laste van het fonds, de volgende aanvullende sociale voordelen toegekend : 1. een getrouwheidspremie;2. een sociaal voordeel aan de leden van een representatieve werknemersorganisatie;3. een aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid;4. een aanvullende vergoeding voor gelijkgestelde dagen voor economische of technische werkloosheid, tijdelijke werkloosheid wegens overmacht, arbeidsongeschiktheid en verlof om dwingende reden;5. een aanvullende vergoeding aan de slachtoffers van een arbeidsongeval;6. een aanvullende vergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid;7. een vergoeding aan de weduwe(naar) van een gepensioneerde arbeid(st)er;8. een vergoeding aan de werknemers die, tengevolge van een fysische handicap, lange tijd volledig arbeidsongeschikt zijn;9. een vergoeding aan de weduwe(naar) van een fysisch gehandicapte;10. een terugbetaling aan de werkgevers van bedrijfstoeslag bij SWT. Deze aanvullende sociale voordelen worden toegekend aan de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Met "werknemers" worden de arbeiders en de arbeidsters bedoeld. HOOFDSTUK I. - Getrouwheidspremie

Art. 2.Een getrouwheidspremie wordt toegekend aan de werknemers die tijdens de referteperiode tewerkgesteld waren in één of meer ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Onder "referteperiode" wordt verstaan : de periode vanaf 1 juli van het voorgaande jaar tot en met 30 juni van het lopende jaar.

De getrouwheidspremie wordt elk jaar toegekend in de maand december van het lopende jaar.

Art. 3.Tot en met toekenningsjaar 2011 werd de getrouwheidspremie berekend op basis van 8,55 pct. van de onbegrensde brutolonen aan 108 pct. verdiend tijdens de referteperiode.

Vanaf het toekenningsjaar 2012 wordt de getrouwheidspremie berekend op basis van 8,85 pct. van de onbegrensde brutolonen aan 108 pct. verdiend tijdens de referteperiode.

Art. 4.Het bedrag van de getrouwheidspremie wordt berekend op de brutolonen aan 108 pct., vermeld op de driemaandelijkse aangifte voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Het minimumbedrag per betalingsmandaat is vastgesteld op 24,78 EUR netto. Wanneer de getrouwheidspremie 24,78 EUR netto niet bereikt, wordt er geen betalingsmandaat opgemaakt.

Art. 5.Voor iedere rechthebbende maakt het fonds een persoonlijke titel op. De titels worden vóór 5 december van het lopende jaar gestuurd aan de laatst gekende werkgever waarbij de werknemer op de laatste dag van de referteperiode in dienst was. De werkgever overhandigt de titel, onmiddellijk na ontvangst, aan de rechthebbende.

Deze titels vermelden de onbegrensde brutolonen, die de werknemer in de referteperiode verdiende bij de betrokken werkgevers van de sector.

Art. 6.De getrouwheidspremie is in beginsel uitbetaalbaar vanaf 6 december van het jaar waarvoor het voordeel verschuldigd is. De effectieve uitbetalingsdatum wordt voor elk lopend jaar vastgelegd door het paritair beheerscomité.

Art. 7.De rechthebbenden die lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau zijn verbonden en die in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking zijn vertegenwoordigd, leggen hun titel ter betaling voor aan hun werknemersorganisatie. De andere rechthebbenden dienen hun titel rechtstreeks bij het fonds in.

Art. 8.De titel blijft geldig gedurende 5 jaar. De titels die ter betaling worden aangeboden na 15 december van het vijfde jaar dat volgt op het lopende jaar waarop de titel slaat, zijn niet meer geldig. HOOFDSTUK II. - Sociaal voordeel aan de leden van een representatieve werknemersorganisatie

Art. 9.Een sociaal voordeel wordt toegekend aan de in de ondernemingen van de sector stoffering en houtbewerking tewerkgestelde werknemers die het recht verworven hebben op de getrouwheidspremie zoals voorzien in hoofdstuk I, artikels 2 en 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, en/of aan de werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst aan een onderneming van de sector stoffering en houtbewerking, die opgeroepen zijn onder de wapens en/of aan langdurige arbeidsongeschikten en/of aan de werknemers getroffen door een arbeidsongeval en die lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau verbonden zijn en die in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking zijn vertegenwoordigd.

Art. 10.De toepassingsmodaliteiten, alsmede het bedrag van dit sociaal voordeel worden in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegd. HOOFDSTUK III. - Aanvullende werkloosheidsvergoeding

Art. 11.Opening van het recht § 1. Een aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt toegekend aan de werknemers die, in toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake werkloosheid, recht hebben op uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid, inschakelingsuitkeringen (de vroegere wachtuitkeringen) of uitkeringen in het kader van jeugdvakantie of seniorvakantie.

Om recht te hebben op deze vergoeding moeten zij in het bezit zijn van een prestatiekaart zoals gesteld in § 2 of van een attest van rechthebbende zoals gesteld in § 3. § 2. De administratie van het fonds reikt aan elke werknemer een prestatiekaart uit waarop het aantal bezoldigde dagen van de referteperiode wordt vermeld. Indien op de prestatiekaart minstens 130 dagen worden vermeld, opent deze het recht op aanvullende werkloosheidsuitkeringen gedurende het dienstjaar dat volgt op de referteperiode.

Onder "dienstjaar" wordt verstaan : de periode van 1 januari tot en met 31 december van het kalenderjaar dat volgt op de einddatum van het refertejaar.

Onder "referteperiode" wordt verstaan : de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het jaar onmiddellijk voorafgaand aan het dienstjaar.

Onder "bezoldigde dagen" wordt verstaan : de gewerkte dagen, de dagen gedekt door gewaarborgd weekloon (eerste 7 dagen), klein verlet, compensatiedagen wegens arbeidsduurvermindering, inhaalrustdagen voor overuren, betaalde feestdagen en syndicaal verlof. Met "bezoldigde dagen" worden gelijkgesteld : de 12 eerste maanden arbeidsongeschiktheid wegens ongeval of ziekte van gemeen recht of wegens arbeidsongeval of beroepsziekte, evenals moederschapsrust.

Voorbeeld : 130 bezoldigde of gelijkgestelde dagen bewezen in de periode van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2012 geven recht op aanvullende vergoedingen in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. § 3. Afwijkingen 1. Indiensttreding tijdens de referteperiode 1.1. Voor de werknemer die in dienst treedt tijdens de referteperiode en aan de voorwaarden onder § 1 voldoet, doch niet aan de voorwaarden onder § 2, wordt het recht op aanvullende vergoeding geopend vanaf de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal tijdens hetwelk de 130 bezoldigde of ermee gelijkgestelde dagen worden bereikt.

Voorbeeld : de werknemer treedt in dienst op 5 oktober 2012 en bewijst 130 bezoldigde dagen op 18 april 2013. Opening van het recht vanaf 1 juli 2013. 1.2. Het bewijs van 130 bezoldigde of ermee gelijkgestelde dagen wordt geleverd aan de hand van het door de werkgever ingevulde inlichtingenblad, waarvan het model wordt vastgesteld door het paritair beheerscomité van het fonds. 2. Werknemers die de 130 bezoldigde of ermee gelijkgestelde dagen niet kunnen bewijzen tijdens de referteperiode, maar die een loopbaan bewijzen in de sector van de stoffering en de houtbewerking. De werknemers die voldoen aan de voorwaarden onder artikel 11, § 1, doch niet aan de voorwaarden onder artikel 11, § 2, kunnen het recht op de aanvullende uitkering openen onder de hierna vermelde voorwaarden.

Een bepaalde loopbaan in de sector bewijzen, volgens het aantal bezoldigde of ermee gelijkgestelde dagen.

Aantal te bewijzen jaren tewerkstelling in de sector

Aantal bezoldigde dagen of ermee gelijkgestelde dagen

Nombre d'années de service dans le secteur à prouver

Nombre de jours rémunérés ou assimilés

25 jaar dienst

65

25 années de service

65

20 jaar dienst

75

20 années de service

75

15 jaar dienst

85

15 années de service

85

10 jaar dienst

95

10 années de service

95

9 jaar dienst

105

9 années de service

105

8 jaar dienst

115

8 années de service

115

7 jaar dienst

125

7 années de service

125


De samenstelling van de loopbaan wordt berekend van datum tot datum.

De loopbaan wordt bewezen op 1 januari van ieder dienstjaar. 3. Deeltijdse tewerkstelling tijdens de referteperiode Voor de werknemer die deeltijds tewerkgesteld was tijdens de referteperiode en niet voldoet aan de voorwaarde bepaald onder artikel 11, § 2 kan het attest van rechthebbende worden toegekend mits de werknemer voor de periode van deeltijdse tewerkstelling een aantal dagen bewijst dat, omgezet naar een voltijdse tewerkstelling, wel een eindresultaat van ten minste 130 bezoldigde of ermee gelijkgestelde dagen tijdens de gehele referteperiode oplevert. Voorbeeld : - Een werknemer werkt 32 uur per week van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010; - De voltijdse betrekking = 40 uur per week; - Aantal bewezen dagen (of uren : 8) = 104; - Formule van omzetting : 104 x 40 = 130 dagen. 32 4. Attest van rechthebbende Het fonds levert een attest van rechthebbende af aan de werknemer die in toepassing van artikel 11, § 3 de vergoedingen kan ontvangen.

Art. 12.Vergoedbare dagen § 1. Het aantal vergoedbare dagen is vastgesteld op 130 per dienstjaar in de regeling van 6 vergoedbare dagen per week. § 2. Voor een werknemer tewerkgesteld in een deeltijds uurrooster op het ogenblik dat hij werkloos wordt gesteld, wordt het aantal vergoedbare dagen berekend conform de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de werkloosheidsuitkeringen.

Art. 13.Uitsluitingen § 1. De werknemer kan slechts aanspraak maken op de aanvullende vergoeding voor werkloosheid in de mate dat hij ook recht heeft op werkloosheidsuitkeringen, op inschakelingsuitkeringen (de vroegere wachtuitkeringen) of op uitkeringen in het kader van jeugdvakantie of seniorvakantie. § 2. De aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt niet toegekend op de dagen waarvoor de werknemer recht heeft op een vergoeding toegekend door een ander fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 14.Bedrag en toekenningsvoorwaarden § 1. De vergoeding bij tijdelijke werkloosheid bedraagt met ingang van 1 oktober 2019 4,00 EUR per uitkeringsdag. § 2. Om de uitbetaling van de aanvullende werkloosheidsvergoeding te krijgen : - richten de rechthebbenden die lid zijn van één van de bij artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties zich tot hun werknemersorganisatie welke de hoofdwerkloosheidsuitkeringen heeft uitbetaald; - dienen de andere rechthebbenden bij het fonds een attest van de uitbetalingsinstelling in. § 3. Het recht op deze vergoeding verjaart na het verstrijken van een periode van vijf jaar die aanvangt in de maand waarop de werkloosheidsvergoeding betrekking heeft. HOOFDSTUK IV. - Aanvullende vergoeding voor gelijkgestelde dagen voor economische of technische werkloosheid, tijdelijke werkloosheid wegens overmacht, arbeidsongeschiktheid en verlof om dwingende redenen

Art. 15.Er wordt een aanvullende vergoeding voor gelijkgestelde dagen voor economische of technische werkloosheid, tijdelijke werkloosheid wegens overmacht, arbeidsongeschiktheid en verlof om dwingende redenen uitbetaald aan de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Art. 16.Deze aanvullende vergoeding bedraagt met ingang van 1 oktober 2019 2,50 EUR per dag.

In het geval van economische of technische werkloosheid, tijdelijke werkloosheid wegens overmacht of in geval van arbeidsongeschiktheid wordt de hier bedoelde aanvullende vergoeding uitbetaald, samen met de hoofdvergoeding die door het fonds voor bestaanszekerheid wordt toegekend.

In het geval van verlof om dwingende redenen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45, gebeurt de uitbetaling na indiening van een aanvraagdocument waarvan het model door het beheerscomité is goedgekeurd. HOOFDSTUK V. - Aanvullende vergoeding aan de slachtoffers van een arbeidsongeval

Art. 17.Een aanvullende vergoeding wordt toegekend aan de werknemers die door een arbeidsongeval tijdens het werk of op de weg naar en van het werk zijn getroffen.

Art. 18.De in artikel 21 beoogde aanvullende vergoeding wordt toegekend vanaf de eenendertigste kalenderdag.

Enkel de normale activiteitsdagen geven aanleiding tot de betaling van de aanvullende vergoeding. Voor de werknemers in een atypisch tewerkstellingsregime gebeurt de uitbetaling volgens het regime waarin zij aan de RSZ zijn aangegeven.

Art. 19.De vergoeding wordt berekend door het fonds, na de werkhervatting of na uitputting van het totaal aantal dagen door het fonds voorzien in geval van ononderbroken periode van arbeidsongeschiktheid.

Art. 20.Het aantal te vergoeden dagen is vastgesteld op 200 dagen per arbeidsongeval.

Art. 21.De vergoeding bedraagt met ingang van 1 oktober 2019 4,07 EUR per dag, vermeerderd met het sociaal voordeel voorzien in artikel 10.

Art. 22.De rechthebbenden dienen de aanvraag tot toekenning van de bedoelde aanvullende vergoeding in bij het fonds op een daartoe bestemd formulier.

De rechthebbenden die lid zijn van één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties dienen hun aanvraag in door toedoen van hun werknemersorganisatie.

De andere rechthebbenden dienen hun aanvraag rechtstreeks bij het fonds in.

Art. 23.Voor de rechthebbenden die de aanvraag hebben ingediend door toedoen van één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties geschiedt de betaling door toedoen van hun werknemersorganisatie; voor de anderen geschiedt de betaling rechtstreeks door het fonds.

Art. 24.Bij dodelijk ongeval, overkomen tijdens het werk of op de weg naar en van het werk, wordt een forfaitaire vergoeding van 5 891 EUR, verhoogd met een forfaitaire vergoeding van 786 EUR per kind waarvoor gezinsvergoeding wordt genoten, aan de rechthebbenden van het slachtoffer betaald.

Aan de slachtoffers van een arbeidsongeval met als gevolg een blijvende arbeidsongeschiktheid van 66 pct. en meer, wordt een eenmalige vergoeding toegekend van 786 EUR verhoogd met 589 EUR per kind waarvoor gezinsvergoeding wordt genoten. HOOFDSTUK VI. - Aanvullende vergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid

Art. 25.Opening van het recht § 1. Een aanvullende vergoeding wordt toegekend aan de werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn, zodra zij, bij toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering, de uitkeringen hebben genoten wegens arbeidsongeschiktheid.

Arbeidsongeval, beroepsziekte en de wettelijke bevallingsrust worden bijgevolg van dit voordeel uitgesloten.

Om recht te hebben op deze vergoeding, moeten deze werknemers verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst met een werkgever van de sector stoffering en houtbewerking bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid en moeten zij ten minste 130 bezoldigde dagen in de sector tijdens de laatste vijf jaar kunnen bewijzen. § 2. Onder "bezoldigde dagen" wordt verstaan : de gewerkte dagen, de dagen gedekt door gewaarborgd weekloon (eerste 7 dagen), klein verlet, compensatierustdagen wegens arbeidsduurvermindering, inhaalrustdagen voor overuren, betaalde feestdagen en dagen syndicaal verlof. § 3. Afwijkingen De periode gedurende dewelke de werknemer in de onderneming als uitzendkracht wordt tewerkgesteld door de curator, aangesteld bij het gerechtelijk akkoord of faillissement van een werkgever van de sector stoffering en houtbewerking, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld met het "verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst" zoals omschreven in de eerste alinea.

Art. 26.De aanvullende vergoeding § 1. De in artikel 29 beoogde aanvullende vergoeding wordt toegekend vanaf de eenendertigste kalenderdag vanaf de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid. § 2. Voor het bepalen van de aanvangsdatum van een periode van arbeidsongeschiktheid worden de begrippen "hervalling", "dezelfde arbeidsongeschiktheid" of "andere arbeidsongeschiktheid" gehanteerd zoals in de gecoördineerde wet van 14 juli 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/07/1994 pub. 20/11/2008 numac 2008000938 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het jaar 2007 type wet prom. 14/07/1994 pub. 19/12/2008 numac 2008001027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 08/10/2010 numac 2010000576 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 25/02/2009 numac 2009000104 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 10/07/2014 numac 2014000464 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 20/03/2015 numac 2015000138 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 02/02/2018 numac 2018010356 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten met betrekking tot de ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Art. 27.Ogenblik van de berekening De vergoeding wordt berekend door het fonds voor bestaanszekerheid, na de werkhervatting of na uitputting van het totaal aantal dagen door het fonds voorzien in geval van ononderbroken periode van arbeidsongeschiktheid.

Art. 28.Vergoedbare periode § 1. De vergoedbare periode per arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 365 kalenderdagen, verminderd met de eerste dertig kalenderdagen van de arbeidsongeschiktheid.

Deze periode wordt verlengd met de periode van jaarlijkse vakantie waarop de werknemer bij de aanvang van of gedurende zijn arbeidsongeschiktheid recht heeft.

De vergoedbare periode blijft doorlopen voor iedere arbeidsongeschiktheid waarvan het recht werd geopend vóór het einde der arbeidsovereenkomst.

De gelijkstelling zoals bedoeld bij artikel 29, § 3 geldt eveneens voor de toepassing van deze paragraaf. § 2. Het aantal vergoedingen kan maximum 6 per week bedragen en 287 per arbeidsongeschiktheid. § 3. De aanvullende vergoeding wordt niet toegekend op de dagen waarvoor de werknemer recht heeft op een vergoeding toegekend door een ander fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 29.Bedragen § 1. De vergoeding voor de hierna vermelde perioden bedraagt : - vanaf de 31ste kalenderdag na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid tot en met de 150ste kalenderdag : 4,69 EUR per vergoedbare dag, met ingang van 1 oktober 2019; - vanaf de 151ste kalenderdag na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid tot en met de 365ste kalenderdag : 5,34 EUR per vergoedbare dag, met ingang van 1 oktober 2019.

Voormelde bedragen worden verhoogd met het sociaal voordeel, zoals bepaald in artikel 10 en met de aanvullende vergoeding zoals bepaald in artikel 16. § 2. Deeltijdse tewerkstelling Wanneer een werknemer deeltijds is tewerkgesteld bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, wordt de aanvullende vergoeding volgens een van de volgende formules berekend : a) dagbedrag x aantal werkdagen per week = 5 dagen ... EUR per dag gedurende het maximum aantal dagen. b) deeltijdse tewerkstelling = ... pct. van een voltijdse. Dan wordt de dagvergoeding vermenigvuldigd met dit percentage. § 3. Gedeeltelijke werkhervatting Indien een werknemer met instemming van de medisch adviseur van het ziekenfonds het werk gedeeltelijk hervat, vertegenwoordigt de aanvullende vergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid een percentage van het dagbedrag dat overeenstemt met de overblijvende graad van arbeidsongeschiktheid.

Voorbeeld : Betrokkene wordt ziek op 16 november 2012. Hij is voor 100 pct. werkonbekwaam voor de periode 16 november 2012 tot en met 27 mei 2013.

Vanaf 28 mei 2013 mag hij van de medisch adviseur van het ziekenfonds het werk gedeeltelijk hervatten, namelijk voor 40 pct.. Vanaf 28 mei 2013 ontvangt betrokkene 60 pct. van het totale dagbedrag.

Art. 30.Aanvraag De rechthebbenden die langer dan 30 kalenderdagen arbeidsongeschikt zijn geweest en hiervoor ziekte en invaliditeitsuitkeringen hebben genoten, dienen hun aanvraag tot toekenning van de aanvullende vergoeding in bij het fonds, op het daartoe bestemde formulier.

De rechthebbenden die lid zijn van één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties dienen hun aanvraag in door toedoen van hun werknemersorganisatie. De andere rechthebbenden dienen hun aanvraag rechtstreeks in bij het fonds.

Art. 31.Uitbetaling Voor de rechthebbenden die de aanvraag hebben ingediend door toedoen van één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties geschiedt de uitbetaling ook door toedoen van de werknemersorganisatie. Voor de andere rechthebbenden betaalt het fonds het verschuldigde bedrag rechtstreeks uit aan de rechthebbende. HOOFDSTUK VII. - Vergoeding aan de weduwe(naar) van een gepensioneerde

Art. 32.§ 1. Een vergoeding wordt toegekend aan de weduwe(naar) van een gepensioneerde. Die gepensioneerde moet op het ogenblik van zijn overlijden rechthebbende zijn op de vergoeding in toepassing van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2009, koninklijk besluit van 30 juli 2010, Belgisch Staatsblad van 11 oktober 2010, tot vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler.

Deze vergoeding bedraagt 743,68 EUR en is gebonden aan de persoon van de weduwe(naar) van de gepensioneerde. § 2. Daarnaast ontvangt de weduwe(naar) van een gepensioneerde, overleden tijdens het jaar voorafgaand (dit is het refertejaar) aan het jaar van uitbetaling, nog de volgende vergoeding : x/12 van het volledige bedrag dat de gepensioneerde nog zou hebben ontvangen indien hij op de datum van uitbetaling van de vergoeding aan gepensioneerden nog in leven zou zijn geweest. x komt overeen met het aantal volledige maanden dat de gepensioneerde nog heeft geleefd tijdens het refertejaar. § 3. Bij ontstentenis van een weduwe(naar) vervalt het recht op de vergoeding. Wordt beschouwd als weduwe(naar), de rechthebbende volgens de criteria van de wettelijke bepalingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.

Art. 33.§ 1. De vergoeding zoals bepaald in dit hoofdstuk wordt toegekend aan de weduwe(naar) wier (wiens) echtgeno(o)t(e) overleed na 30 juni 1997. § 2. De in artikel 32 bedoelde vergoeding is eenmalig en wordt uitgekeerd in de loop van het kwartaal volgend op de datum waarop het overlijden ter kennis van het fonds wordt gebracht zoals voorzien in artikel 34. § 3. De vergoeding is persoonsgebonden. Het recht op de vergoeding vervalt indien de begunstigde weduwe(naar) overlijdt vóór de voorziene uitbetalingsdatum.

Art. 34.De rechthebbende dient een aanvraag in bij het fonds voor bestaanszekerheid. Bij de aanvraag wordt een akte van overlijden en een erfrechtverklaring gevoegd.

Indien de overleden gepensioneerde was aangesloten bij één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties, dan wordt de aanvraag via zijn respectieve organisatie ingediend. De anderen dienen hun aanvraag rechtstreeks in bij het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 35.De vergoeding wordt uitbetaald : - hetzij via de werknemersorganisatie die de aanvraag heeft ingediend; - hetzij rechtstreeks aan de betrokkene die de aanvraag rechtstreeks indiende. HOOFDSTUK VIII. - Vergoeding aan de werklieden die, tengevolge van een fysische handicap, lange tijd volledig arbeidsongeschikt zijn

Art. 36.Een vergoeding wordt toegekend aan de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking die, als gevolg van een fysische handicap, lange tijd volledig arbeidsongeschikt zijn.

Art. 37.Kunnen aanspraak maken op deze vergoeding, de werknemers die de volgende voorwaarden vervullen : 1. het bewijs leveren van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 pct., ongeacht hun leeftijd, mits voorlegging van een attest van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds, verzekeringsmaatschappij of Fonds voor beroepsziekten.

De werkloze werknemers die de anciënniteitstoeslag genieten zoals voorzien in het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI sluiten houdende de werkloosheidsreglementering kunnen geen aanspraak maken op de vergoeding aan fysisch gehandicapten; 2. het bewijs leveren dat hun laatste werkgever onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteerde;3. het bewijs leveren dat zij, gedurende de laatste 10 jaar die de stopzetting van het werk omwille van de handicap of de arbeidsongeschiktheid voorafgaan, of sinds het verlaten van de school, nergens anders tewerkgesteld zijn geweest dan in één of meer ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking ressorteren. Alle gevallen van wettelijke schorsing en verbreking van de arbeidsovereenkomst worden, voor de toepassing van dit artikel, met tewerkstelling gelijkgesteld, voor zover het aantal van deze inactiviteitsjaren het aantal activiteitsjaren niet overtreft, dit wil zeggen dat de betrokkenen minstens 5 jaar effectieve activiteit moeten bewijzen en dat de andere 5 jaar inactiviteitsjaren in de sector mogen zijn.

Uitzondering wordt gemaakt voor de fysisch gehandicapten die de laatste 10 jaar niet volledig kunnen rechtvaardigen. Zij moeten gedurende de 25 jaar die de stopzetting van hun werk voorafgaan, 15 jaar in de sector tewerkgesteld zijn geweest, waarvan minstens 7,5 jaar effectieve activiteit. De andere 7,5 jaar mogen inactiviteitsjaren in de sector zijn; 4. hun rechten op bijkomende vergoedingen, hetzij van werkloosheid, hetzij van ziekte of arbeidsongeval, toegekend door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking", hebben uitgeput.

Art. 38.Vanaf het ogenblik dat de werknemer in werkloosheid met bedrijfstoeslag is (het vroegere brugpensioen), heeft hij geen recht meer op deze vergoeding.

Art. 39.Het bedrag is vastgesteld op 495,79 EUR per jaar.

Art. 40.Rechthebbenden dienen de aanvraag tot toekenning van de bedoelde vergoeding in bij het fonds, op een daartoe bestemd formulier, in de loop van het dienstjaar dat volgt op dat tijdens hetwelk zij hun rechten op de bijkomende vergoedingen toegekend door het fonds voor bestaanszekerheid hebben uitgeput.

De rechthebbenden die lid zijn van één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties, dienen hun aanvraag in door toedoen van hun werknemersorganisatie.

De andere rechthebbenden dienen hun aanvraag rechtstreeks bij het fonds in.

Tot staving van hun aanvraag moeten de rechthebbenden het bewijs leveren dat zij, sinds het begin van de stopzetting van het werk, ononderbroken de uitkeringen voor werkloosheid, ziekte, arbeidsongeval of van het Fonds voor beroepsziekten, hebben genoten.

Art. 41.De uitkering van de vergoeding gebeurt door het fonds naar verhouding van 1/12 van het totaal jaarbedrag per maand werkelijke ongeschiktheid.

De uitbetalingsmodaliteiten worden door het paritair beheerscomité bepaald.

Voor de rechthebbenden die hun aanvraag hebben ingediend door toedoen van één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties, geschiedt de betaling door toedoen van hun werknemersorganisatie; voor de anderen geschiedt de betaling rechtstreeks door het fonds.

Art. 42.De rechthebbenden die de vergoeding een eerste maal hebben ontvangen, moeten de daaropvolgende jaren geen nieuwe aanvraag indienen.

In de maand december stuurt het fonds voor bestaanszekerheid een formulier "hernieuwing" aan diegenen die reeds deze vergoeding ontvingen.

Dit hernieuwingsformulier, tot staving van de voortzetting van de arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 pct. (ziekenfonds, verzekeringsmaatschappij of Fonds voor beroepsziekten), moet behoorlijk ingevuld en ondertekend rechtstreeks of door de werknemersorganisatie aan het fonds worden teruggestuurd.

Zo bij ontvangst van het formulier "hernieuwing", de rechthebbende overleden is, moet(en) de weduwe(naar) of de erfgena(a)m(en) bij het formulier een uittreksel van de akte van overlijden voegen.

Indien de rechthebbende gehandicapte overleden is vóór 1 januari, vervalt het recht op de vergoeding.

Art. 43.Met ingang van de betaling van deze vergoeding in 2013 wordt het aantal uitkeringen beperkt tot 15. HOOFDSTUK IX. - Vergoeding aan de weduwe(naar) van een fysisch gehandicapte

Art. 44.Een vergoeding wordt toegekend aan de weduwe(naar) van een fysisch gehandicapte. Die fysisch gehandicapte moet op het ogenblik van zijn/haar overlijden rechthebbende zijn op een vergoeding in toepassing van artikel 37.

Wordt beschouwd als weduwe(naar), de rechthebbende volgens de criteria van de wettelijke bepalingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.

Art. 45.De vergoeding bedraagt 495,79 EUR.

Art. 46.De in artikel 45 bedoelde vergoeding is eenmalig en wordt uitgekeerd in de loop van het kwartaal volgend op de datum waarop het overlijden ter kennis van het fonds voor bestaanszekerheid wordt gebracht zoals voorzien in artikel 34.

De vergoeding is persoonsgebonden. Het recht op de vergoeding vervalt indien de begunstigde weduwe(naar) overlijdt vóór de voorziene uitbetalingsdatum.

Art. 47.De rechthebbende dient een aanvraag in bij het fonds voor bestaanszekerheid. Bij de aanvraag wordt een akte van overlijden en een erfrechtverklaring gevoegd.

Wanneer de overledene lid was van één van de in artikel 7 bedoelde werknemersorganisaties, wordt de aanvraag ingediend door toedoen van zijn/haar werknemersorganisatie.

De andere rechthebbenden dienen hun aanvraag rechtstreeks bij het fonds voor bestaanszekerheid in.

Art. 48.De vergoeding wordt uitbetaald : - hetzij via de werknemersorganisatie die de aanvraag heeft ingediend; - hetzij rechtstreeks aan betrokkene die de aanvraag rechtstreeks indiende. HOOFDSTUK X. - Terugbetaling aan de werkgevers van de betaalde bedrijfstoeslagen bij SWT

Art. 49.Voor de stelsels van SWT waarin door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst is voorzien, kan de werkgever of zijn gemachtigde de bedrijfstoeslagen die hij betaalde, na afloop van elk kalenderjaar terugvorderen bij het fonds voor bestaanszekerheid (FBZ).

Hetzelfde geldt voor de eventuele verhoging van de bedrijfstoeslag in toepassing van een dergelijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Daarbij zijn de volgende regels van toepassing : - de terugvordering moet door de werkgever of zijn gemachtigde worden ingediend met de formulieren die daartoe door het FBZ worden ter beschikking gesteld; - de terugvordering slaat op de bedrijfstoeslagen die de werkgever betaalde in het kalenderjaar X. De terugvorderingen kunnen worden ingediend tot het einde van het kalenderjaar X+1; - de terugbetaling door het FBZ is beperkt tot maximaal 94,20 EUR van de bruto bedrijfstoeslag per maand. Het terugbetaalde bedrag wordt gekoppeld aan de indexeringen en herwaarderingen zoals die van toepassing zijn op de betaalde bedrijfstoeslagen. De DECAVA-bijdragen worden niet terugbetaald. Ten aanzien van de eventuele verhoging van de bedrijfstoeslag heeft de terugbetaling betrekking op het verschil tussen het verhoogde bedrag en het oorspronkelijk berekende, geïndexeerde en geherwaardeerde bedrag van de bedrijfstoeslag; - de terugbetaling is afhankelijk van het voldoen aan de voorwaarden bepaald in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende SWT. HOOFDSTUK XI. - Algemene werkingstoelagen

Art. 50.De algemene werkingstoelagen voor de aanvullende sociale voordelen worden jaarlijks door het paritair beheerscomité van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking" bepaald. HOOFDSTUK XII. - Bijzondere gevallen

Art. 51.Alle bijzondere gevallen resulterend uit de toepassing van de hierboven voorziene schikkingen kunnen worden voorgelegd aan het paritair beheerscomité van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking". HOOFDSTUK XIII. - Geldigheidsduur

Art. 52.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd gesloten en treedt in werking op 1 oktober 2019, uitgenomen voor de artikelen waarvoor een andere toepassingsdatum wordt vermeld. Zij vervangt vanaf die datum de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 december 2017 (registratienummer 144373). De algemeenverbindendverklaring wordt aangevraagd.

Zij kan door één der partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

De organisatie die het initiatief van opzegging neemt, verbindt er zich toe de reden ervan bekend te maken.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 september 2020.

De Minister van Werk, N. MUYLLE

^