27 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 14 juli 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 waarbij het bedrag, de voorwaarden, de duur en de modaliteiten worden bepaald van de toelage bedoeld in artikel 18, § 4, tweede lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1°, en § 3, vervangen bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op het ontwerp van officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 14 juli 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 waarbij het bedrag, de voorwaarden, de duur en de modaliteiten worden bepaald van de toelage bedoeld in artikel 18, § 4, tweede lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling van het Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij dit besluit gevoegde tekst is de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 14 juli 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 waarbij het bedrag, de voorwaarden, de duur en de modaliteiten worden bepaald van de toelage bedoeld in artikel 18, § 4, tweede lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum.

Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 maart 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Annexe - Bijlage MINISTERIUM DES SOZIALEN ANGELENHEITEN, DER VOLKSGESUNDHEIT UND DER UMWELT 14. JULI 2000 - Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 16.April 1998 zur Festlegung des Betrags, der Bedingungen, der Dauer und der Modalitäten in Bezug auf die in Artikel 18 § 4 Absatz 2 des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum erwähnte Subvention ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Aufgrund des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum, insbesondere des Artikels 18 § 4 Absatz 2 bis 4, eingefügt durch das Gesetz vom 22. Februar 1998;

Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 16. April 1998 zur Festlegung des Betrags, der Bedingungen, der Dauer und der Modalitäten in Bezug auf die in Artikel 18 § 4 Absatz 2 des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum erwähnte Subvention, insbesondere des Artikels 1;

Aufgrund der Stellungnahme des Finanzinspektors vom 16. März 2000;

Aufgrund des Einverständnisses des Ministers des Haushalts vom 16.

März 2000;

Aufgrund des Beschlusses des Ministerrates vom 22. März 2000 in Bezug auf den Antrag auf Begutachtung seitens des Staatsrates innerhalb einer Frist von höchstens einem Monat;

Aufgrund des Gutachtens des Staatsrates vom 23. Mai 2000, abgegeben in Anwendung von Artikel 84 Absatz 1 Nr. 1 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat;

Auf Vorschlag Unseres Ministers der Sozialen Eingliederung und aufgrund der Stellungnahme Unserer Minister, die im Rat darüber beraten haben, Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: Artikel 1 - Artikel 1 des Königlichen Erlasses vom 16. April 1998 zur Festlegung des Betrags, der Bedingungen, der Dauer und der Modalitäten in Bezug auf die in Artikel 18 § 4 Absatz 2 des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum erwähnte Subvention wird durch einen Paragraphen 3 mit folgendem Wortlaut ergänzt: « § 3 - Wenn ein Empfänger des Existenzminimums vom öffentlichen Sozialhilfezentrum im Rahmen eines Arbeitsvertrags für die Dauer, die für den Erhalt der vollen Sozialzulagen notwendig ist, angestellt und einem Privatunternehmen im Rahmen eines Abkommens zur Verfügung gestellt wird, gelten für den Erhalt und die Beibehaltung der Subvention folgende Bedingungen: 1. das Privatunternehmen verpflichtet sich dazu, dem öffentlichen Sozialhilfezentrum einen monatlichen Betrag zu überweisen, der einem Zwölftel der Differenz zwischen dem jährlichen Bruttolohn einerseits und dem in Artikel 2 § 1 Absatz 1 Nr.1 des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum festgelegten Betrag des Existenzminimums andererseits entspricht; 2. das Privatunternehmen verpflichtet sich dazu, den Arbeitnehmer im Rahmen eines unbefristeten Vertrags anzustellen, sobald dieser Anspruch auf volle Sozialzulagen hat.» Art. 2 - Vorliegender Erlass tritt am 1. September 2000 in Kraft.

Art. 3 - Unser Minister der Sozialen Eingliederung ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt.

Gegeben zu Brüssel, den 14. Juli 2000 ALBERT Von Königs wegen: Der Minister der Sozialen Eingliederung, J. VANDE LANOTTE Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 27 maart 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE