Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 juni 2016
gepubliceerd op 04 juli 2016

Koninklijk besluit tot vaststelling van de methodologie voor de raming van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting in uitvoering artikel 54/1, § 3, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2016003201
pub.
04/07/2016
prom.
27/06/2016
ELI
eli/besluit/2016/06/27/2016003201/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 JUNI 2016. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de methodologie voor de raming van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting in uitvoering artikel 54/1, § 3, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Overeenkomstig artikel 54/1, § 3, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (verder : bijzondere financieringswet) krijgen de gewesten vanaf 2015 maandelijks voorschotten op hun ontvangsten uit de personenbelasting (i.c. de gewestelijke personenbelasting verminderd met de verleende gewestelijke belastingkredieten). Die voorschotten bedragen een twaalfde van het geraamde bedrag van die ontvangsten voor het aanslagjaar waarvoor de in artikel 359 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde aanslagtermijn aanvangt op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar. Voor het begrotingsjaar 2016 bv. moet een raming worden gemaakt van ontvangsten voor het aanslagjaar 2016 die tot en met 31 augustus 2017 zullen zijn geïnd.

De ontvangsten worden geraamd bij de opmaak van de initiële begroting en bij elke begrotingscontrole waartoe door de federale overheid wordt beslist en die aanleiding geeft tot een aanpassing van de Middelenbegroting. Naar aanleiding van de herramingen in het kader van de federale begrotingscontroles, kunnen de voorschotten voor het lopende jaar worden aangepast. Dit is in lijn met de bestaande praktijk voor de dotaties aan de gemeenschappen en de gewesten en met de toelichting bij de bijzondere wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 24/07/2014 numac 2014000542 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden. - Duitse vertaling type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014003016 bron federale overheidsdienst financien Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden sluiten tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden (Kamer- 53-2974/001, p. 69).

De voorschotten zullen worden aangepast vanaf de maand die volgt op de bekendmaking van de wet houdende aanpassing van de Middelenbegroting in het Belgisch Staatsblad.

De methodologie die in het kader van de raming van die voorschotten wordt gebruikt, moet overeenkomstig artikel 54/1, § 3, tweede lid, van de bijzondere financieringswet, worden vastgelegd bij koninklijk besluit.

Artikel 1 De raming gebeurt door de Stafdienst Beleidsexpertise en -ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Financiën, die ook de instaat voor de ramingen van de federale inkomsten uit de personenbelasting.

De ontvangsten uit de personenbelasting worden voor elk gewest afzonderlijk geraamd.

Overeenkomstig artikel 54/1, § 3, eerste lid, van de bijzondere financieringswet, moet om het bedrag van de voorschotten te bepalen rekening gehouden worden met de geraamde ontvangsten voor het betrokken aanslagjaar tot 31 augustus van het jaar volgend op het aanslagjaar. De normale aanslagtermijn verstrijkt immers op 30 juni van het jaar volgend op het aanslagjaar en er wordt van uit gegaan dat met de betalingstermijn van 2 maanden waarover de belastingplichtige beschikt, de meeste belastingen geïnd zijn tegen 31 augustus van dat jaar. Voor het begrotingsjaar 2016 bv. moet een raming worden gemaakt van ontvangsten voor het aanslagjaar 2016 die op 31 augustus 2017 zullen zijn geïnd. Door rekening te houden met de ontvangsten tot 31 augustus van het jaar volgend op het aanslagjaar, gebeurt de raming van de voorschotten ook in overeenstemming met de regels voor de eerste afrekening met de gewesten : overeenkomstig artikel 54/1, § 4, eerste lid, 2°, van de bijzondere financieringswet wordt immers een eerste afrekening gemaakt op basis van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting tijdens de twintig maanden die zijn verlopen sinds de aanvang van het aanslagjaar.

De verschillende bestanddelen van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting worden afzonderlijk geraamd. Het gaat hier meer bepaald om de gewestelijke opcentiemen, de gewestelijke belastingvermeerderingen, de gewestelijke kortingen, de gewestelijke belasting-verminderingen en de gewestelijke belastingkredieten.

De gewestelijke belastingvermeerderingen, - verminderingen en -kredieten worden desgevallend opgesplitst per categorie. Zo zullen de zeven categorieën van overgehevelde belastingverminderingen die zijn vermeld in artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere financieringswet (belastingverminderingen voor het verwerven of behouden van de eigen woning, voor uitgaven betaald voor PWA-cheques en dienstencheques, enz...) afzonderlijk worden geraamd. Dezelfde opdeling per categorie is ook voorzien voor de overzichten die bij toepassing van artikel 54/1, § 2, van de bijzondere financieringswet aan de gewesten zullen worden toegestuurd bij het verstrijken van de normale en de driejarige aanslagtermijn.

Art. 2 De voorgestelde ramingsmethode beoogt coherent te zijn met de methode die op federaal vlak wordt gebruikt voor de raming van de ontvangsten uit de personenbelasting.

Die methode is gebaseerd op een econometrische raming die een macro-economische variabele waarvoor vooruitzichten beschikbaar zijn en die representatief is voor de belastbare grondslag, relateert aan de opbrengst van de personenbelasting voor een gegeven aanslagjaar op 31 augustus van het jaar volgend op het aanslagjaar.

Inzake de gewestelijke personenbelasting zijn de middelen voor een begrotingsjaar (t) gerelateerd aan het aanslagjaar (t).

Om de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting te ramen, wordt uitgegaan van de meest recente cijfers voor het laatst bekende aanslagjaar in de personenbelasting.

Zo wordt de raming voor de opmaak van de initiële begroting 2018 in september 2017 gebaseerd op de resultaten van de inkohieringen voor het aanslagjaar 2016 tot en met 30 juni 2017 (verstrijken van de normale aanslagtermijn bedoeld in artikel 359, WIB 92). Voor de raming van een begrotingscontrole voor 2018 die plaats vindt vóór 1 september 2018, zullen ook de resultaten worden gebruikt van de inkohieringen voor het aanslagjaar 2016 tot en met 30 juin 2017. Is er nog een begrotingscontrole na 1 september 2018, dan kunnen al de gegevens worden gebruikt van aanslagjaar 2017.

Om op basis van dat laatst bekende aanslagjaar de ontvangsten te bepalen voor het aanslagjaar waarvoor de opbrengsten worden geraamd, wordt rekening gehouden met een aantal parameters, zoals een nominale groeivoet. Voor de raming van de gewestelijke personenbelasting zullen de parameters worden gebruikt die volgens dezelfde methodes zijn vastgesteld als voor de ontvangsten van de federale personenbelasting.

Deze parameters zullen evenwel voor elk gewest afzonderlijk worden toegepast.

De ontvangsten uit de gewestelijke personenbelasting worden stapsgewijze bepaald overeenkomstig de definitie die is vervat in artikel 5/1, § 1, tweede lid, van de bijzondere financieringswet. De gewestelijke belasting is het resultaat van de bepaalde opcentiemen, vermeerderd met de gewestelijke belastingvermeerderingen en verminderd met de kortingen en gewestelijke belastingverminderingen.

In een eerste fase worden de gewestelijke opcentiemen geraamd. Drie factoren zijn bepalend voor de gewestelijke opcentiemen : de belasting Staat, de autonomiefactor en het tarief van de gewestelijke opcentiemen. Elke aanpassing van het tarief van de gewestelijke opcentiemen die door een gewest is beslist, zal in rekening worden gebracht bij de raming van de vermoedelijke ontvangsten inzake de gewestelijke personenbelasting.

De belasting Staat vormt het uitgangspunt voor de raming van de gewestelijke opcentiemen. Voor de begrotingsjaren 2018 en volgende zal telkens de gerealiseerde belasting Staat van het laatst bekende aanslagjaar als uitgangspunt worden genomen voor de extrapolatie naar de belasting Staat van het aanslagjaar dat aanvangt op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar. Voor de begrotingsjaren 2015, 2016 en 2017 gelden afwijkende regels (cf. artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit).

Vertrekkende van de belasting Staat van het laatst bekende aanslagjaar moet er dus een extrapolatie gebeuren over twee aanslagjaren. Daarbij wordt rekening gehouden met de bijkomende impact van de maatregelen waarvoor de federale overheid na de zesde staatshervorming nog bevoegd is en van toepassing worden gedurende die twee aanslagjaren. Het betreft de maatregelen die een weerslag hebben op de hoofdsom en betrekking kunnen hebben op : - de belastbare basis; - de belastingtarieven; - de belasting op de belastingvrije som; - de vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten; - de vermindering voor inkomsten uit het buitenland.

Bovendien wordt rekening gehouden : - met de parameters vastgesteld door het Federale Planbureau in de economische begroting, zoals dit ook gebeurt voor de raming van de federale personenbelasting. Voor de raming van de gewestelijke personenbelasting wordt rekening gehouden met de parameters per gewest; - de wijzigingen gedurende die tussenperiode twee jaar in de opcentiemen van ieder gewest.

In een tweede fase van de raming worden de gewestelijke kortingen, belastingverminderingen en belastingvermeerderingen berekend. De berekening van deze elementen gebeurt eveneens op basis van de cijfers voor het laatste gekende aanslagjaar. Voor de extrapolatie wordt rekening gehouden met de wettelijke wijzigingen die ondertussen zijn aangebracht en de specifieke groeifactoren die door de federale overheid zijn vastgesteld en eigen zijn per fiscale uitgave.

In een derde fase worden de gewestelijke belastingkredieten in rekening gebracht. Deze worden geraamd volgens dezelfde principes als de belastingverminderingen.

Om te bepalen welk deel van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting moet worden beschouwd als daadwerkelijk geïnd op 31 augustus van het jaar volgend op het aanslagjaar, wordt gebruik gemaakt van een inningscoëfficiënt. Die coëfficiënt wordt elk jaar bepaald en is het gemiddelde van de inningsgraad die voor de drie laatst bekende aanslagjaren kon worden vastgesteld voor het betrokken gewest.

Art. 3 In artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit worden twee afwijkende regels vastgelegd voor de aanslagjaren 2015, 2016 en 2017.

Wanneer de opbrengsten uit de gewestelijke personenbelasting voor de begrotingsjaren 2015 en 2016 moeten worden geraamd, is de personenbelasting voor het laatst bekende aanslagjaar (respectievelijk 2013 en 2014) nog berekend volgens het oude schema dat afwijkt van het schema dat is vastgelegd in de bijzondere financieringswet. Daarom wordt voor de ramingen uitgegaan van een simulatie die gebaseerd is op de effectieve gegevens in de aangiftes van een staal van belastingplichtigen dat een voldoende representativiteit waarborgt voor elk van de drie gewesten. Voor het representatieve staal worden 1 op 200 aangiften getrokken uit de massa van het Vlaamse gewest en van het Waalse gewest en 1 op 50 aangiften uit de massa van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Om een zelfde gewicht in de totale massa te hebben, worden de resultaten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedeeld door vier. De selectie voor het representatieve staal wordt vastgelegd door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie.

Momenteel ontwikkelt de FOD Financiën een krachtiger simulatietool waarbij een veel grotere steekproef kan worden gebruikt of waarbij de simulatie zo nodig zelfs kan worden uitgevoerd op de totale populatie.

Bij de simulatie wordt het nieuwe schema van de berekening van de personenbelasting toegepast om zo de gewestelijke personenbelasting te kunnen bepalen. Voor de aanrekening van de belastingverminderingen wordt rekening gehouden met de regels die zijn vastgelegd in artikel 178/1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en in de bijzondere financieringswet. Dit houdt bv. in dat ook de "overflow"-regeling waarbij gewestelijke belastingverminderingen worden aangerekend op een positief saldo aan federale personenbelasting wordt toegepast. Veiligheidshalve wordt ook voor begrotingsjaar 2017 een raming op basis van een simulatie voorzien.

Voor de aanslagjaren 2015, 2016 en 2017 wordt ook een inningscoëfficiënt bepaald op 98,72 pct. Deze tijdelijke inningscoëfficiënt is voor de drie gewesten gelijk en is gebaseerd op de inningsgraad die is vastgesteld voor de huidige globale belasting Staat.

Op termijn kan de in dit besluit voorgestelde methode om de ontvangsten uit de gewestelijke personenbelasting te ramen worden herzien.

Art. 4.

Artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit legt de uiterste data vast waarop de gewestregeringen worden geacht hun begrotingsmaatregelen mee te delen aan de federale minister van Financiën om een zo correct mogelijke raming van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting mogelijk te maken. Het gaat dan om volgende maatregelen : 1° Maatregelen die zijn genomen vóór de opmaak van de initiële begroting start en die een impact kunnen hebben op het bedrag van de te berekenen voorschotten voor het volgende begrotingsjaar.Deze maatregelen moeten worden meegedeeld ten laatste op 1 september van het jaar vóór het begrotingsjaar. 2° De maatregelen die door het gewest worden beslist tijdens de opmaak van de initiële begroting en die een impact kunnen hebben op het bedrag van de te berekenen voorschotten voor dat begrotingsjaar.Deze maatregelen moeten worden meegedeeld uiterlijk op de 10de dag na de beslissing van de gewestregering.

Het is wenselijk dat de gewesten ook hun ramingen van de budgettaire impact van de maatregelen meedelen. De Stafdienst Beleidsexpertise en -ondersteuning van de FOD Financiën kan deze gegevens mee in overweging nemen bij zijn raming van de impact van de discretionaire maatregelen.

Wanneer een gewest zijn begrotingsmaatregelen niet tijdig meedeelt, zal de FOD Financiën er niet altijd rekening mee kunnen houden voor de ramingen. In het kader van een federale begrotingscontrole kunnen de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting herraamd worden en kunnen de voorschotten voor het lopende jaar worden aangepast. Bij die herraming kunnen de laattijdig meegedeelde begrotingsmaatregelen wel in rekening worden gebracht.

Bij de raming van de voorschotten zal er steeds een overleg worden georganiseerd door de Stafdienst Beleidsexpertise en -ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Financiën met de respectievelijke gewestelijke administraties die de bevoegdheid hebben over de gewestelijke personenbelasting Dit besluit treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Er werd gevolg gegeven aan de opmerkingen van de Raad van State.

Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

ADVIES 59.165/4 VAN 20 APRIL 2016 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT VASTSTELLING VAN DE METHODOLOGIE VOOR DE RAMING VAN DE GEWESTELIJKE ONT.V.A.NGSTEN UIT DE PERSONENBELASTING IN UITVOERING ARTIKEL 54/1, § 3, TWEEDE LID, VAN DE BIJZONDERE WET VAN 16 JANUARI 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten BETREFFENDE DE FINANCIERING VAN DE GEMEENSCHAPPEN EN DE GEWESTEN" Op 24 maart 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van de methodologie voor de raming van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting in uitvoering artikel 54/1, § 3, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten".

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 20 april 2016.

De kamer was samengesteld uit Pierre Liénardy, kamervoorzitter, Martine Baguet en Bernard Blero, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Patrick Ronvaux, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Liénardy.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 20 april 2016.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerking Het ontwerp van koninklijk besluit waarover het advies van de afdeling Wetgeving wordt gevraagd beoogt uitvoering te verlenen aan artikel 54/1, § 3, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten'.

De ontworpen tekst heeft betrekking op meerdere wetgevingen betreffende de belastingen en de begroting, die berekeningen, vermoedelijke bedragen, verdelingen, ramingen of simulaties voorschrijven die erg technisch zijn en waarvan de Raad van State de contouren noch de werkwijzen kan vaststellen. Dat is trouwens niet de strekking van de tekst die hem is voorgelegd.

Enkel deskundigheid op het gebied van die materies (1), naast een gedetailleerde kennis van de parameters en de methodes van bepaalde macro-economische modellen (2), en overleg met de gewesten kunnen waarborgen dat de voorschriften van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten en het vereiste van de federale loyauteit (3) daadwerkelijk in acht worden genomen.

Dit advies wordt onder het hierboven gemaakte voorbehoud verstrekt.

Voorafgaande vormvereisten Naar luid van het zevende lid van de aanhef zou het ontwerp vrijgesteld zijn van een impactanalyse in de zin van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten "houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging" omdat het om "bepalingen van autoregulering" zou gaan.

Artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten bepaalt dat voorontwerpen van regelgeving houdende autoregulering van de federale overheid vrijgesteld zijn van een impactanalyse.

Tot de categorie ontwerpen inzake de "autoregulering van de federale overheid" kan geen ontwerpbesluit behoren dat ter uitvoering van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten "betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten" de methodologie beoogt vast te stellen voor de raming van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting die als basis moeten dienen voor de berekening van de inkomsten die maandelijks als voorschot naar de gewesten worden overgeheveld in het kader van de toepassing van de bijzondere financieringswet.

De impactanalyse moet dus worden uitgevoerd aangezien het ontwerp niet van dat vormvereiste is vrijgesteld.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Het eerste lid moet worden weggelaten, aangezien het ontwerp enkel rechtsgrond ontleent aan de bepaling genoemd in het tweede lid.2. Het zevende lid moet worden herzien in het licht van de opmerking met betrekking tot de voorafgaande vormvereisten. Dispositief Artikel 3 1. Wat de inleidende zin van de bepaling onder 1° betreft, is niet duidelijk wat een "representatief staal van belastingplichtigen" is. In het verslag aan de Koning zou op zijn minst moeten worden gepreciseerd hoe dat staal wordt samengesteld. 2. In de bepaling onder 1°, b), moet worden verwezen naar artikel 5/2 (en niet naar artikel 5/1) in verband met de autonomiefactor. De griffier, De voorzitter, C. Gigot. P. Liénardy. _______ Nota's (1) In het bijzonder betreffende de "methode die wordt gebruikt om de federale ontvangsten uit de personenbelasting te bepalen en die wordt uiteengezet in de algemene toelichting bij de begroting" (artikel 2, § 1, eerste lid, van het ontwerp).(2) In het verslag aan de Koning is er immers sprake van "de parameters vastgesteld door het Federale Planbureau in de economische begroting".(3) Er wordt verwezen naar punt 2 van de notificatie betreffende punt 7 van het Overlegcomité van 24 februari 2016. 27 JUNI 2016. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de methodologie voor de raming van de gewestelijke ontvangsten uit de personenbelasting in uitvoering artikel 54/1, § 3, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, artikel 54/1, § 3, tweede lid, ingevoegd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 24/07/2014 numac 2014000542 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden. - Duitse vertaling type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014003016 bron federale overheidsdienst financien Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden sluiten;

Gelet op het overleg met de gewesten tijdens het Overlegcomité van 24 februari 2016;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 en 30 april 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 28 april 2015;

Gelet op advies 59.165/4 van de Raad van State, gegeven op 20 april 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De Stafdienst Beleidsexpertise en -ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Financiën raamt jaarlijks naar aanleiding van de opmaak van de initiële begroting en naar aanleiding van elke federale begrotingscontrole die aanleiding geeft tot een aanpassing van de Middelenbegroting, de in artikel 5/1, § 1, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde middelen voor respectievelijk het daaropvolgende en het lopende begrotingsjaar.

De middelen worden voor elk gewest afzonderlijk geraamd. § 2. De vermoedelijke ontvangsten als bedoeld in artikel 54/1, § 3, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten zijn gelijk aan het geraamde bedrag van de gewestelijke personenbelasting en de gewestelijke belastingkredieten als bedoeld in artikel 5/1, § 1, tweede en derde lid, van dezelfde bijzondere wet die voor een gegeven aanslagjaar zijn opgenomen in een uitvoerbaar verklaard kohier en daadwerkelijk zijn geïnd op 31 augustus van het jaar volgend op dat aanslagjaar.

Bij elke raming worden de samenstellende delen van de gewestelijke personenbelasting zoals bepaald in artikel 5/1, § 1, tweede lid, van de voormelde bijzondere wet en de gewestelijke belastingkredieten als bedoeld in artikel 5/1, § 1, derde lid, van de voormelde bijzondere wet bepaald. Daarbij worden de gewestelijke belastingverminderingen berekend in de volgorde die is bepaald in artikel 178/1, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Art. 2.§ 1. De raming gebeurt volgens een methode die in overeenstemming is met de methode die wordt gebruikt om de federale ontvangsten uit de personenbelasting te bepalen en die wordt uiteengezet in de algemene toelichting bij de begroting.

De raming wordt gemaakt op basis van de meest recente cijfers voor het laatst bekende aanslagjaar waarvoor de in artikel 359 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde aanslagtermijn is verstreken.

De in het tweede lid bedoelde cijfers worden aangepast rekening houdende met : 1° de parameters die worden gebruikt om de federale ontvangsten voor hetzelfde aanslagjaar te berekenen, evenwel per gewest toegepast;2° de discretionaire maatregelen bedoeld in artikel 54/1, § 3, tweede lid, 1° en 2° van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. § 2. Op het overeenkomstig paragraaf 1 berekende bedrag wordt een coëfficiënt toegepast die de mate van de daadwerkelijke inning tot 31 augustus van het jaar volgend op het aanslagjaar in rekening brengt.

De inningscoëfficiënt wordt jaarlijks vastgesteld en is gelijk aan het gemiddelde van de inningsgraad van de drie laatst bekende aanslagjaren. De coëfficiënt wordt uitgedrukt in procent en wordt afgerond op de hogere of lagere tweede decimaal naargelang het cijfer van de derde decimaal al of niet 5 bereikt.

Art. 3.Voor de begrotingsjaren 2015, 2016 en 2017 wordt : 1° in afwijking van artikel 2, § 1, tweede lid, de raming gemaakt op basis van een simulatie die uitgaat van de effectieve gegevens van een voor het betrokken gewest representatief staal van belastingplichtigen voor het laatst bekende aanslagjaar, en rekening houdende met : a) het schema van de berekening van de belasting Staat dat is vastgelegd in artikel 5/2, § 2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;b) de in artikel 5/2, § 1, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet bepaalde autonomiefactor;c) de opcentiemen die in uitvoering van artikel 81quater, eerste lid, 1°, van dezelfde bijzondere wet zijn bepaald;d) gewestelijke belastingverminderingen, die worden berekend rekening houdende met de in artikel 178/1, van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en in artikel 81quater, eerste lid, 3°, van de voormelde bijzondere wet vastgelegde regels;e) de gewestelijke belastingkredieten;2° in afwijking van artikel 2, § 2, tweede lid, de inningscoëfficiënt bepaald op 98,72 pct.

Art. 4.De gewesten delen, elk wat hen betreft, de discretionaire maatregelen als bedoeld in artikel 54/1, § 3, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten mee aan de federale Minister van Financiën : 1° wat de in artikel 54/1, § 3, tweede lid, 1°, van de voormelde bijzondere wet bedoelde maatregelen betreft, uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar;2° wat de in artikel 54/1, § 3, tweede lid, 2°, van de voormelde bijzondere wet bedoelde maatregelen betreft, uiterlijk op de tiende dag die volgt op de beslissing van de gewestregering in het raam van de initiële begroting voor het betrokken begrotingsjaar. Bij iedere raming als bedoeld in artikel 1, organiseert de Stafdienst Beleidsexpertise en -ondersteuning van de Federale Overheidsdienst Financiën een overleg met de respectievelijke gewestelijke administraties die de bevoegdheid hebben over de gewestelijke personenbelasting.

Art. 5.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 juni 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, Belgisch Staatblad van 17 januari 1989. Bijzondere wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 24/07/2014 numac 2014000542 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden. - Duitse vertaling type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014003016 bron federale overheidsdienst financien Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden sluiten tot tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, Belgisch Staatsblad van 31 januari 2014.

Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^