gepubliceerd op 29 december 2004
Koninklijk besluit dat aan de Federale Investeringsmaatschappij een missie toevertrouwt overeenkomstig artikel 2, § 3, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen
27 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit dat aan de Federale Investeringsmaatschappij een missie toevertrouwt overeenkomstig artikel 2, § 3, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, gewijzigd door de Wet van 30 maart 1976 betreffende de organisatie van het openbaar economische initiatief en de Wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, meer bepaald artikel 2, § 3 en artikel 3;
Gelet op het regeerakkoord van juli 2003 en meer bepaald de maatregelen die erin zijn bepaald ter bevordering van de Eco-efficiëntie in de overheidsgebouwen, in het raam van de tenuitvoerlegging van het Protocol van Kyoto;
Gelet op de beslissing van de Regering van 13 februari 2004 waarbij de Minister van Financiën, de Minister van Begroting en de Minister van Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling beslissen tot de oprichting door de FIM van de naamloze vennootschap "ESCO" als gespecialiseerde dochtermaatschappij;
Gelet op de beslissing van de Regering van 20 en 21 maart 2004 waarbij de Minister van Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling de formulering bevestigt van de beslissing van 13 februari 2004;
Gelet op het Federaal plan voor duurzame ontwikkeling (2004-2008), dat werd goedgekeurd door de Ministerraad van 24 september 2004, dat in het raam van een actie betreffende de energiezuinige gebouwen, beslist tot de oprichting van deze gespecialiseerde dochtermaatschappij;
Gelet op de beslissing van de Regering van 19 november 2004 waarbij de Minister van Financiën, de Minister van Begroting, de Minister van Leefmilieu en de Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling instemmen met de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van haar beslissing van 13 februari 2004;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 10 november 2004;
Gelet op het advies van de Minister van Begroting, gegeven op 18 november 2004;
Gelet op wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd door de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op het advies van de Raad van State van 15 december 2004;
Overwegende dat de Belgische Staat er zich, bij de bekrachtiging van het Protocol van Kyoto, heeft toe verbonden de verplichtingen na te leven die hem werden toegewezen in het raam van de uitvoering van dat Protocol, met name tegen 2010 de broeikasgassen met 7,5 % te reduceren ten aanzien van het niveau van 1990;
Dat die uitdaging waarvoor ons land staat uitzonderlijk groot is daar de broeikasgassen sindsdien nog zijn toegenomen;
Overwegende dat de maatregelen die een beter energierendement in de overheidsgebouwen moeten garanderen belangrijke energiebezuinigingen zullen opleveren;
Dat het bij gevolg gaat om een hoofdelement voor elk beleid van energiebezuiniging;
Overwegende dat voorbereidende studies hebben gewezen op de onmiddellijke behoefte aan de oprichting door de FIM van een gespecialiseerde dochtermaatschappij, met als doelstelling de verbetering en totstandbrenging van energierendement, meer bepaald door het gebruik van de mechanismen van de Derde Investeerder;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, van Onze Minister van leefmilieu en van Onze Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en op het advies van onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Met toepassing van artikel 2, § 3, lid 2, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, ingevoegd door de wet van 30 maart 1976 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1978, wordt de Federale Investeringsmaatschappij ermee belast zelf een in eco-efficiëntie gespecialiseerde dochtermaatschappij op te richten.
Die dochtermaatschappij moet de vorm hebben van een naamloze vennootschap en zal "ESCO" worden genoemd.
Art. 2."ESCO" zal als doel hebben projecten te bestuderen en uit te voeren die een economische en ecologische vooruitgang garanderen, op het gebied van eco-efficiëntie, meer bepaald door het behoud, de terugwinning en het rationeel gebruik van energie, ongeacht de gebruiksvorm en de bestemming, onder meer door het gebruik van mechanismen van de Derde Investeerder, zonder beperkingen wat betreft de ingezette technologieën, de locaties van de projecten, de bouwheren.
Art. 3.Het startkapitaal van "ESCO" bedraagt 1.500.000 Eur. Dat kapitaal zal in twee schijven worden vrijgemaakt. Het bedrag van 1.000.000 Eur zal bij de oprichting worden vrijgemaakt. Het saldo zal aan "ESCO" worden gestort, na verzoek van zijn Raad van Bestuur, en van zodra de FIM in het bezit komt van de gevraagde fondsen.
Art. 4.In afwijking van artikel 3, § 1, van de wet van 2 april 1962, kan het bedrag van de obligaties en de leningen die gespecialiseerde dochtermaatschappij kan uitgeven en aangaan, het bedrag van het kapitaal en de reserves overschrijden, zonder evenwel hoger te liggen dan 5.000.000 euro (vijf miljoen Euro) als hoofdsom.
Art. 5.De Staatswaarborg, voorzien in artikel 3, § 2, van de wet van 2 april 1962 wordt verleend aan de rente en aan de aflossing van de door de op te richten gespecialiseerde dochtermaatschappij uit te geven obligaties en aan de door deze dochtermaatschappij aan te gane leningen.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 7.Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Minister van Leefmilieu en Onze Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 27 december 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK. De Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd aan de Minister van Begroting, Mevr. E. VAN WEERT