Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 december 2004
gepubliceerd op 31 december 2004

Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 1409, § 1, vierde lid, en 1409, § 1erbis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek inzake de beperking van de inbeslagneming wanneer er kinderen ten laste zijn

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2004009918
pub.
31/12/2004
prom.
27/12/2004
ELI
eli/besluit/2004/12/27/2004009918/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 1409, § 1, vierde lid, en 1409, § 1erbis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek inzake de beperking van de inbeslagneming wanneer er kinderen ten laste zijn


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de bedragen die niet kunnen worden in beslag genomen of overgedragen van de sommen uitgekeerd ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst, een leerovereenkomst, een statuut, een abonnement, of uitgekeerd aan personen die tegen loon onder het gezag van een ander persoon arbeid verrichten buiten een arbeidsovereenkomst om.

Deze bepaling werd gewijzigd door artikel 2, 1°, b, van de wet van 24 maart 2000 en door artikel 377 van de programmawet van 22 december 2003, zodat deze bedragen die niet kunnen worden in beslag genomen of overgedragen, verhoogd worden wanneer de persoon op wiens inkomsten beslag werd gelegd of die werden overgedragen één of meerdere kinderen ten laste heeft.

Het ontwerp dat aan Uwe Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd bepaalt het begrip kind ten laste.

Er werden drie cumulatieve criteria weerhouden. 1. Uit hoofde van het kind : een criterium qua leeftijd of van het vermogen om voor zichzelf te zorgen. Onder voorbehoud van de personen die onder het statuut van de verlengde minderjarigheid vallen, kunnen alleen de personen die niet de volle leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt hebben beschouwd worden als kind ten laste. De in aanmerking genomen leeftijd houdt rekening met de normale duur van de langste universitaire studies.

De betrokken persoon mag uiteraard niet over eigen inkomsten beschikken. Indien dat het geval zou zijn, kan hij niet meer beschouwd worden als zijnde nog steeds ten laste. Om de jobstudenten niet te straffen, wordt geen rekening gehouden met de inkomsten waarvan het jaarlijkse bedrag niet hoger is dan euro 1.800. Dit bedrag is overgenomen van die welke door artikel 136 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen bepaald zijn op het gebied van de inkomstenbelasting. 2. Er moet een bevoorrechte band bestaan tussen de schuldenaar en het kind ten laste. Zoals hierna zal worden uiteengezet, bestaat het ten laste hebben van een kind in het deelnemen aan of het ten laste nemen van de kosten voor huisvesting, levensonderhoud of opvoeding.

In principe moeten deze kosten ten laste worden genomen door de ouders. Rekening houdend met de evolutie van de gezinsstructuren, werd eveneens rekening gehouden met de « zorgouder ». Dit begrip beoogt zowel de partner van een ouder die een nieuw gezin heeft gesticht, als de grootouder of elke andere persoon die, in vervanging van de ouder of ouders, zorg draagt voor de huisvesting, het levensonderhoud of de opvoeding van het kind. Het doorslaggevende criterium moet dat zijn van de bevoorrechte band en van de betrokkenheid, naast een ouder of in vervanging van één of van beide ouders. 3. In hoofde van de schuldenaar : hij moet in aanzienlijke mate bijdragen in de kosten voor huisvesting, het levensonderhoud of opvoeding. In principe behoort het aan degene die wenst te genieten van een verhoging van de bedragen die niet vatbaar zijn voor beslag of overdracht om het bewijs te leveren dat hij in aanzienlijke mate deelneemt aan de kosten voor huisvesting, het levensonderhoud of opvoeding van het kind.

Om deze bewijslast te verlichten moet deze voorwaarde in twee gevallen beschouwd worden als zijnde vervuld.

Het eerste geval betreft het samenwonen, want dit brengt kosten met zich mee, ook al is het niet exclusief noch doorlopend zo.

Men beoogt hiermee de situatie van kinderen die volgens het systeem van de gedeelde materiële bewaring leven, zoals dat werd gewenst door de wetgever (St. Kamer, zitting 1999-2000, nr. 383/003, blz. 3 en 4).

In dat geval zijn de inkomsten van de partner van de ouder eveneens beschermd.

Het tweede geval betreft de storting van een bijdrage waarvan het bedrag hoger is dan de vermeerdering van het bedrag dat niet vatbaar is voor inbeslagname of overdracht. Alleen de schuldenaar van deze bijdrage is beschermd door de verhoging van het beschermde bedrag.

Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaars, De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE

27 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 1409, § 1, vierde lid, en 1409, § 1erbis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek inzake de beperking van de inbeslagneming wanneer er kinderen ten laste zijn ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, ondertekend in New York op 20 november 1989, goedgekeurd door de wet van 25 november 1991;

Overwegende dat artikel 27 van dit Verdrag het recht bevestigt van ieder kind op een levensstandaard die toereikend is om zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling mogelijk te maken;

Overwegende dat dezelfde bepaling verduidelijkt dat het in de eerste plaats toekomt aan de ouders of aan andere personen die het kind ten laste hebben om de verantwoordelijkheid op zich te nemen om, naar vermogen en binnen de grenzen van hun financiële mogelijkheden, de levensomstandigheden te waarborgen die nodig zijn voor de ontwikkeling van het kind;

Overwegende dat het de taak van de Staat is om die ouders en andere personen die het kind ten laste hebben bij te staan om dit recht aan te wenden en maatregelen te treffen die hen, in de mate van het mogelijke, voldoende middelen garanderen om hierin te voorzien.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 1409, § 1, vierde lid, toegevoegd bij de wet van 24 maart 2000, en artikel 1409, § 1bis, vierde lid, ingevoegd bij dezelfde wet;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 november 2004;

Overwegende dat het dringend is om de definitie van het begrip kind ten laste te bepalen, zodat de inwerkingstelling van artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek mogelijk wordt;

Dat dit voorontwerp verbonden is met een ander voorontwerp van wet dat de regels voor de bewijskracht en de rechtspleging bepaalt;

Dat dit tweede voorontwerp, rekening houdend met de omvang van de aan de Koning verleende speciale machten, ten laatste op 31 december 2004 moet worden goedgekeurd;

Dat de dringendheid aangetoond is;

Gelet op het advies nr. 37877/2 van de Raad van State, gegeven op 15 december 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In de zin van het vierde lid van artikel 1409, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek en van het vierde lid van artikel 1409, § 1bis, van hetzelfde Wetboek, verstaat men onder « kind ten laste », elke persoon die de volle leeftijd van 25 jaar niet heeft bereikt of die valt onder het statuut van verlengde minderjarigheid, voor wie de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen inkomsten ingevolge een verwantschap in eerste graad of in de hoedanigheid van zorgouder, op substantiële wijze voorziet in de kosten van huisvesting, onderhoud of opvoeding.

De financiële bijdrage in de kosten van huisvesting, onderhoud of opvoeding wordt, in ieder geval, voor substantieel aanzien wanneer de kind ten laste op duurzame wijze samenwoont met de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen goederen, ook als dit niet uitsluitend en onafgebroken het geval is.

De financiële bijdrage wordt, in ieder geval, voor substantieel aanzien wanneer de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen goederen een deel afdraagt dat hoger is dan de verhoging die bepaald is door artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek.

Kunnen niettemin niet aanzien worden als zijnde ten laste, de personen die over inkomsten hadden beschikken, hoger dan bepaald overeenkomstig het artikel 136 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen over de inkomens 1992 voor zover dat hun belastbare inkomens, vanuit fiscaal oogpunt, niet samengevoegd worden met die van de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen goederen.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de datum van de publicatie van het formulier aangehaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 december 2004 tot vaststelling van de voorschriften van de bewijsvoering alsook de regels van rechtspleging voor tenuitvoerlegging van artikel 1409, § 1er, vierde lid en § 1erbis, vierde lid, van het Gerechtelijk wetboek.

Art. 3.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 27 december 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE

^