Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 november 1999
gepubliceerd op 01 februari 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning van een tewerkstellings- of een opleidingspremie aan de bouwwerkgevers en hun bouwvakarbeiders

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012844
pub.
01/02/2000
prom.
26/11/1999
ELI
eli/besluit/1999/11/26/1999012844/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 NOVEMBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning van een tewerkstellings- of een opleidingspremie aan de bouwwerkgevers en hun bouwvakarbeiders (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning van een tewerkstellings- of een opleidingspremie aan de bouwwerkgevers en hun bouwvakarbeiders.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 november 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 Toekenning van een tewerkstellings- of een opleidingspremie aan de bouwwerkgevers en hun bouwvakarbeiders (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997 onder het nummer 44854/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Deze overeenkomst heeft tot doel de verordenende bepalingen vast te stellen in verband met de toekenning van de tewerkstellingspremie voor de bouwwerkgevers en de opleidingspremie voor de bouwvakarbeiders. HOOFDSTUK II. - Tewerkstellingspremie

Art. 2.Het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid (afgekort : F.V.B.) kent een eenmalige tewerkstellingspremie toe aan de in artikel 1 beoogde werkgevers die arbeiders aanwerven met een arbeidsovereenkomst van tenminste 6 maand, en die, voor deze aanwervingen niet kunnen genieten van de voordelen van het banenplan of van het begeleidingsplan voor werklozen.

Art. 3.De tewerkstellingspremie wordt toegekend aan in artikel 1 beoogde werkgevers, die, onder de voorwaarden vermeld in artikel 2, pas afgestudeerden tewerkstellen onmiddellijk na hetzij een voltijdse TSO en/of BSO-opleiding bouw die met vrucht werd beëindigd, hetzij een alternerende deeltijdse BSO-opleiding bouw (wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst - Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1983 - afgekort : ILW) of (koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot de tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren - Belgisch Staatsblad van 23 januari 1987 - afgekort : K.B. nr. 495) die met vrucht werd beëindigd.

Art. 4.De tewerkstellingspremie bedraagt 15 000 F per in artikel 3 bedoelde aanwerving.

Om te kunnen genieten van de tewerkstellingspremie moet de werkgever het bewijs leveren van een tewerkstelling van minstens 6 maanden onmiddellijk na hun bouwopleiding. HOOFDSTUK III. - Premies voor de werklieden Afdeling 1. - Opleidingspremie-basisopleiding

Art. 5.Onder basisopleiding verstaat men de praktijkopleidingen-bouw die door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (afgekort : VDAB), de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (afgekort : BGDA) of de "Office Communautaire et Régional de la Formation Professionnelle et de l'Emploi" (afgekort : FOREM) aan volledige werklozen worden verstrekt, hetzij in eigen centra, hetzij in door hen en het F.V.B. erkende opleidingscentra.

Voor het vaststellen van de duur van de basisopleiding bouw wordt dus geenszins rekening gehouden met de eventuele vooropleidingen.

Art. 6.Het F.V.B. kent de opleidingspremie-basisopleiding slechts toe aan bouwvakarbeiders die de in artikel 5 bedoelde basisopleiding-bouw volledig hebben gevolgd en gunstig hebben beëindigd, en die binnen de daaropvolgende 24 maanden een tewerkstelling bij een bouwwerkgever kunnen bewijzen van 6, 12 of 18 maanden.

Art. 7.De opleidingspremie-basisopleiding bedraagt 150 F per gevolgde opleidingsdag van 8 uur en wordt toegekend voor alle dagen aanwezigheid. Het toegekend voordeel kan evenwel niet meer dan 15 000 F bedragen op jaarbasis.

Het F.V.B. keert na de tewerkstellingsperiodes bepaald in artikel 6 telkens één derde van de premie-basisopleiding uit. De rechthebbenden voegen bij hun aanvraag een kopie van de sociale identiteitskaart van de trimesters waarin de tewerkstelling plaatsvond. Afdeling 2. - Opleidingspremie-vervolmaking

Art. 8.Onder vervolmakingsopleiding verstaat men de bijscholingsopleidingenbouw die door de VDAB, BGDA en de Forem worden georganiseerd in samenwerking met het F.V.B. en die in hun eigen of in erkende centra worden verstrekt aan tijdelijk werkloze bouwvakarbeiders.

Art. 9.Het F.V.B. kent slechts de opleidingspremie-vervolmaking toe aan de tijdelijke werkloze bouwvakarbeiders, die een in artikel 8 beoogde vervolmakingsopleiding volgen.

Art. 10.De opleidingspremie-vervolmaking bedraagt 500 F per opleidingsdag van minimum 8 uren. Deze premie wordt toegekend voor alle dagen aanwezigheid.

Zij wordt onmiddellijk na het gunstig beëindigen van het volledige opleidingspakket uitbetaald aan de bouwvakarbeiders, bedoeld in artikel 11. Zij moeten hun aanvraag staven met een kopie van hun C.3.2.-formulier waaruit blijkt dat zij op het ogenblik van het volgen van de vervolmakingsopleiding effectief het statuut hadden van tijdelijk werkloze bouwvakker. Afdeling 3. - Opleidingspremie voor zaterdagopleiding en

opleidingspremie voor avondopleiding.

Art. 11.Onder zaterdagopleiding en avondopleiding verstaat men de vervolmakingsopleidingen-bouw die op zaterdag of 's avonds door de V.D.A.B., B.G.D.A. en de FOREM in samenwerking met het F.V.B., of door het F.V.B. zelf, worden verstrekt aan bouwvakarbeiders die worden tewerkgesteld in artikel 1 bedoelde ondernemingen.

Art. 12.Het F.V.B. kent aan bouwvakarbeiders, die een in artikel 11 bedoelde zaterdagopleiding volledig hebben gevolgd en gunstig hebben beëindigd, een opleidingspremie voor zaterdagopleiding toe van 800 F per opleidingsdag van minimum 8 uur. Deze premie wordt toegekend voor alle aanwezigheden op de gunstig beëindigde opleidingsmodule-zaterdagopleiding.

Art. 13.Het F.V.B. kent aan bouwvakarbeiders, die een in artikel 11 bedoelde avondopleiding volledig hebben gevolgd en gunstig hebben beëindigd, een opleidingspremie voor avondopleiding toe van 200 F per effectief gevolgde opleidingsavond van minimum 4 uur. Deze premie wordt toegekend voor alle aanwezigheden op de gunstig beëindigde opleidingsmodule-avondopleiding.

Art. 14.De opleidingspremie voor zaterdagopleiding en de opleidingspremie voor avondopleiding worden onmiddellijk uitbetaald na het gunstig beëindigen van het volledige opleidingspakket aan de bouwvakarbeiders, bedoeld in de artikelen 12 en 13. Zij moeten hun aanvraag staven met een kopie van de sociale identiteitskaart(en) die betrekking hebben op het kwartaal of de kwartalen waarin de opleiding werd gevolgd.

Art. 15.De raad van beheer van het F.V.B. kan in funktie van de moeilijkheidsgraad van sommige vervolmakingskursussen beslissen de tegemoetkomingen voor zaterdag- en avondopleidingen, zoals bepaald in de artikelen 12 en 13, pro rata toe te passen. HOOFDSTUK IV. - Opleidings- en aanmoedigingspremie Alternerend leren en werken (Koninklijk besluit nr. 495 - ILW)

Art. 16.Een opleidingspremie wordt toegekend aan de bouwwerkgevers bedoeld in artikel 1 die jongeren een alternerende opleiding geven en afronden die door het Paritair Leercomité is erkend, meer bepaald het industrieel leerlingwezen en het alternerend leren/werken volgens Koninklijk besluit nr. 495 en deze jongeren onmiddellijk daarna tewerkstellen.

Art. 17.Een aanmoedigingspremie wordt toegekend aan jonge bouwvakarbeiders die bij in artikel 1 bedoelde ondernemingen een alternerende opleiding hebben gevolgd en afgerond, meer bepaald via het industrieel leerlingwezen en het alternerend leren/werken volgens Koninklijk besluit nr. 495 en die onmiddellijk hierna bij diezelfde bouwwerkgever in dienst komen.

Art. 18.Het F.V.B. kent aan de bouwwerkgevers bedoeld in artikel 16 en de jonge bouwvakarbeiders bedoeld in artikel 17 respektievelijk een opleidingspremie en een aanmoedigingspremie van 10 000 F per opleidingsjaar.

Art. 19.Het F.V.B. zal bij het uitbetalen van de opleidings- en aanmoedigingspremie rekening houden met de ongewettigde afwezigheden tijdens de leerperiode op school door 200 F per ongewettigde afwezigheid op de respektievelijke premies bedoeld in artikel 18 inhouden.

Art. 20.Het F.V.B. zal de in artikel 18 bedoelde opleidings- en aanmoedigingspremies slechts uitbetalen aan de in artikelen 16 en 17 bedoelde werkgevers en jongeren indien een kopie van de industriële leerovereenkomst of van de alternerende leer-werkovereenkomst binnen de 3 weken na ondertekening aan het F.V.B. werd opgestuurd.

Het F.V.B. zal op basis van deze gegevens de elementen opvragen en kontroleren waaruit moet blijken dat de toekenningsvoorwaarden bedoeld in de artikels 18 en 19 vervuld zijn. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 21.De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen worden opgelost, worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van beheer van het F.V.B.

Art. 22.De raad van beheer van het F.V.B. zal een permanente evaluatie en een jaarlijks rapport opmaken van de weerslag van de tegemoetkomingen bedoeld in deze overeenkomst, met als vooropgestelde doelstelling, een grotere en blijvende tewerkstelling in de bouwsektor. De raad van beheer maakt dit jaarlijks rapport over aan het Paritair Leercomité-bouw die hierover de gepaste conclusies zal trekken om alsnog de beoogde hogervermelde doelstelling te bereiken.

Art. 23.Het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf wordt belast met de administratieve, boekhoudkundige en financiële kontrole van de verrichtingen die voortspruiten uit de aanpassing van deze overeenkomst.

Art. 24.Het voordeel bedoeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1984 betreffende de toekenning door het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf van zekere voordelen aan werklieden die een door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening georganiseerde volledige cyclus voor versnelde beroepsopleiding hebben gevolgd met het oog op het aanleren van een bouwvak, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 oktober 1991, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 juni 1984 en 22 juni 1992 (Belgisch Staatsblad van 14 juli 1984 en 8 september 1992), wordt niet meer toegekend aan de arbeiders die vanaf 1 januari 1993 één van de opleidingen aanvingen die in de huidige collectieve arbeidsovereenkomst zijn bedoeld. HOOFDSTUK VI. - Geldigheidsduur

Art. 25.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en verstrijkt op 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 november 1999.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^