gepubliceerd op 20 juni 2005
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling erkend door de Vlaamse Gemeenschap
26 MEI 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling erkend door de Vlaamse Gemeenschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling erkend door de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 mei 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2001 Maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling erkend door de Vlaamse Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 1 oktober 2001 onder het nummer 59102/CO/327) HOOFDSTUK I. - Juridisch kader
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités (Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969) en is in toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997) houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 5 mei 1997 (Belgisch Staatsblad van 23 mei 1997), van 6 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van 12 juli 1997), van 16 april 1998 (Belgisch Staatsblad van 24 april 1998), van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 27 augustus 1998), van 11 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 16 januari 1999), van 1 maart 1999 (Belgisch Staatsblad van 10 maart 1999), van 8 juni 2000 (Belgisch Staatsblad van 30 juni 2001), van 3 september 2000 (Belgisch Staatsblad van 13 oktober 2000) en van 25 januari 2001 (Belgisch Staatsblad van 13 februari 2001). HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en omschrijving van de begrippen
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen en die erkend zijn door het "Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap" en op de werknemers die zij tewerkstellen.
Onder "werknemers" verstaat men : zowel de mannelijke als vrouwelijke arbeiders en bedienden.
Art. 3.Onder "partijen" verstaat men : de patronale en syndicale organisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben ondertekend.
Art. 4.Onder "groepering van ondernemingen" verstaat men : de groeperingen die voorzien zijn volgens artikel 27 van deze overeenkomst.
Art. 5.Onder "beperkt comité" verstaat men : het comité dat samengesteld is uit de woordvoerders, of hun afgevaardigden, van de ondertekenende organisaties.
Art. 6.Onder "sociaal fonds" verstaat men : het fonds dat opgericht werd op basis van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958) waaraan het beheer van de gemutualiseerde opbrengst van de bijdragevermindering wordt toevertrouwd volgens de modaliteiten bepaald in het ministerieel besluit van 20 mei 1998.
Voor de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen en die erkend zijn door het "Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap" is dit het fonds dat opgericht werd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 18 december 2000. HOOFDSTUK III. - Vermindering werkgeversbijdrage sociale zekerheid
Art. 7.Bij een netto-aangroei van de tewerkstelling en een toename van het totaal arbeidsvolume, kan de sector genieten van een vermindering van de werkgeversbijdragen sociale zekerheid zoals voorzien in voormeld koninklijk besluit.
Art. 8.De kwartaalopbrengst van deze bijdragenvermindering wordt als volgt berekend : - het aantal werknemers dat minstens een derde (= per kwartaal minstens 33 pct. van het totaal aantal arbeidsuren of arbeidsdagen voorzien in de betreffende sector voor een voltijdse betrekking) is tewerkgesteld, vermenigvuldigd met het bedrag dat per kwartaal maximaal voorzien; - voor de sector van de beschutte werkplaatsen betekent dit maximaal : 14.656,3 X 46,48 EUR = 681.224,82 EUR per kwartaal. (14 656,3 X 1 875 BEF = 27 480 538 BEF per kwartaal).
Deze berekening is gebaseerd op het tewerkstellingsvolume van 30 juni 2000 en houdt rekening met het bedrag van de bijdragenvermindering voorzien, in het koninklijk besluit van 3 september 2000 (Belgisch Staatsblad van 13 oktober 2000) tot bepaling van het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdragenvermindering in de non-profitsector. HOOFDSTUK IV. - Gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde werknemers
Art. 9.In de sector van de beschutte werkplaatsen is de verdeling tussen gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde werknemers als volgt : - 85 pct. gesubsidieerd; - 15 pct. niet-gesubsidieerd. HOOFDSTUK V. - Tewerkstellingsverbintenis
Art. 10.De ondertekenende partijen verbinden er zich toe om een bijkomende inspanning te doen voor de tewerkstelling waardoor er in de sector een netto-aangroei zal zijn van de tewerkstelling ten belope van tenminste de opbrengst van de bijdragenvermindering vermeld onder artikel 8 van deze overeenkomst, en van het totaal arbeidsvolume in vergelijking tot de tewerkstelling en het arbeidsvolume van het overeenstemmend kalenderkwartaal van het referentiejaar.
Het referentiejaar is het jaar voorafgaand aan het jaar van de inwerkingtreding van de toetredingsakte van de betrokken werkgever.
Art. 11.De netto-aangroei van de tewerkstelling, alsmede de toename van het arbeidsvolume, zoals bepaald in artikel 7 van deze overeenkomst dient gerealiseerd te worden op het vlak van : - de sector van de beschutte werkplaatsen; - ofwel de groepering van werkplaatsen die toetreden tot deze overeenkomst; - ofwel de individuele werkplaats, die toetreedt tot deze overeenkomst.
Art. 12.De netto-aangroei wordt berekend volgens de bepalingen voorzien in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997) houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.
Art. 13.Voor de berekening van de netto-aangroei van het aantal werknemers wordt het bedrag per kwartaal dat gelijkstaat met de aanwerving van één voltijds equivalent bijkomende werknemer berekend op basis van de reële loonkost met een maximum van : - 7.883,01 EUR (318 000 BEF) voor een niet-gesubsidieerde functie in de omkadering; - 5.255,34 EUR (212 000 BEF) voor een niet-gesubsidieerde functie in de productie; - 5.255,34 EUR (212 000 BEF) voor een gesubsidieerde functie omkaderingspersoneel; - 2.107,10 EUR (85 000 BEF) voor een gesubsidieerde functie (P/H) in de productie; - 743,68 EUR (30 000 BEF) voor een gesubsidieerde functie (P/H met het statuut van zwakke) in de productie.
Art. 14.Wordt, in toepassing van artikel 4, § 2, van voornoemd koninklijk besluit, niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemer : - de werknemer, aangeworven in het raam van het banenplan, bedoeld in de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 23 december 1994), gedurende de periode van bijdragenvermindering; - de werknemer, aangeworven in het raam van de bepalingen van hoofdstuk VII van titel III van de programmawet van 30 december 1988 gedurende de periode van vrijstelling van werkgeversbijdragen; - de werknemer, aangeworven ten gevolge van een fusie of een overname van een andere instelling of ten gevolge van een transfer binnen instellingen die behoren tot dezelfde groep; - de werknemer aangeworven in het raam van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; - de werknemer, tewerkgesteld in het raam van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976, betreffende de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn in uitvoering van artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid (Belgisch Staatsblad van 30 december 1995), gewijzigd bij de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen; - de jongere, tewerkgesteld in het raam van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren; - de moeilijk te plaatsen werkloze, tewerkgesteld in toepassing van artikel 78 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (Belgisch Staatsblad van 31 december 1991); - de werknemer aangeworven in het raam van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1997) in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996) en zijn uitvoeringsbesluiten. - de werknemer aangeworven in het raam van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 30 december 1988; - de werknemer aangeworven in het raam van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders inzake doorstromingsprogramma's; - de werknemer aangeworven in het raam van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, 3e lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van de langdurige werklozen. HOOFDSTUK VI. - Waarborgen besteding bijdragevermindering voor tewerkstelling
Art. 15.In toepassing van artikel 3, § 6, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997) houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, zal iedere beschutte werkplaats of groepering van werkplaatsen die toetreedt tot deze collectieve arbeidsovereenkomst, volgens de procedure voorzien in hoofdstuk X van deze overeenkomst om de zes maanden een gedetailleerd verslag overmaken aan het sociaal fonds van zijn gewest of gemeenschap.
Het niet respecteren van deze bepalingen kan gezien worden als een inbreuk die kan leiden tot sancties zoals voorzien in artikel 3, § 7, van voornoemd koninklijk besluit.
Art. 16.Dit verslag moet voor ieder kwartaal minstens de volgende gegevens bevatten : - de totale tewerkstelling uitgedrukt in personen en bezoldigde uren voor het referentiekwartaal en voor het betrokken kwartaal; - de opbrengst van de bijdragevermindering; - de vermelding welke werknemers er aangeworven zijn ten gevolge van de bijdragevermindering, met vermelding van hun functie, het aantal deeltijds tewerkgestelden uitgedrukt in personen en het aantal gesubsidieerde werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Indien nodig is het sociaal fonds gemachtigd om bijkomende informatie op te vragen.
Een model van dit semestrieel verslag zal uitgewerkt worden door het sociaal fonds.
Art. 17.Voormeld verslag zal in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis, met de vakbondsafvaardiging worden besproken. Het dient ter goedkeuring ondertekend te worden door de werknemersafgevaardigden behorende tot de syndicale organisaties die in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen vertegenwoordigd zijn.
Ingeval het een verslag betreft met betrekking tot een groepering van werkplaatsen dient het ter goedkeuring ondertekend te worden door de regionale, of in voorkomend geval nationale verantwoordelijken van de syndicale organisaties die in het paritair comité vertegenwoordigd zijn.
Art. 18.Daarnaast bezorgt iedere beschutte werkplaats of iedere groepering van werkplaatsen die toetreedt tot deze collectieve arbeidsovereenkomst een trimestriële prestatiestaat aan het sociaal fonds met daarbij de copies van de arbeidsovereenkomst van nieuw aangeworven werknemers.
Deze trimestriële prestatiestaten dienen uiterlijk 14 dagen na de uiterste indieningsdatum van de RSZ-aangifte in het bezit van het sociaal fonds te zijn.
Na ontvangst, door het sociaal fonds, van de arbeidsovereenkomst gesloten met ofwel het nieuw aangeworven bijkomend personeelslid, ofwel met het personeel waarvan de tewerkstellingstijd uitgebreid wordt, worden de voorschotten per kwartaal uitgekeerd.
Een model van dit trimestrieel verslag zal uitgewerkt worden door het sociaal fonds.
Art. 19.Daarnaast bezorgt iedere beschutte werkplaats of iedere groepering van werkplaatsen die toetreedt tot deze collectieve arbeidsovereenkomst aan het sociaal fonds een verklaring op eer dat de werknemer waarvoor hij een tussenkomst van het fonds ontvangt, niet behoort tot een van de categorieën opgesomd in vermelde reglementering.
Een model van deze verklaring op eer zal uitgewerkt worden door het sociaal fonds.
Art. 20.Het sociaal fonds stelt per semester een globaal verslag op dat ter definitieve goedkeuring aan de Minister van Werkgelegenheid, aan de Minister van Sociale Zaken en aan de voogdijminister van de sector in het kader van zijn regionale of gemeenschapsbevoegdheid voorgelegd wordt. HOOFDSTUK VII. - Deeltijdse en voltijdse werknemers
Art. 21.Inzake de verdeling van de aanwervingen tussen deeltijdse en voltijdse werknemers zullen de ondertekenende partijen de volgende verhouding nastreven : - minimum 25 pct. deeltijdsen; - maximum 75 pct. voltijdsen. HOOFDSTUK VIII. - Tijdschema inzake bijkomende aanwervingen
Art. 22.De nieuwe aanwervingen en de toename van het arbeidsvolume worden gerealiseerd vanaf de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de datum van goedkeuring van de toetreding. De betrokken werkgevers moeten voor het einde van het bovenvermeld kwartaal overgaan tot minstens 50 pct. van de voorziene aanwervingen en tot een verhoging van minstens 25 pct. van het voorziene arbeidsvolume en tegen de laatste dag van het volgend kwartaal tot 100 pct. van de vooropgestelde aanwervingen en minstens 75 pct. van het voorziene arbeidsvolume. HOOFDSTUK IX. - Functies die in aanmerking komen voor de bijkomende tewerkstelling
Art. 23.Bij de aanwervingen zal voorrang gegeven worden aan functies die : - de werkdruk verlagen, in het bijzonder bij het personeel dat instaat voor de omkadering; - bijdragen tot de sociale en commerciële omkadering; - de verbetering van de arbeidsorganisatie; - gericht zijn op het versterken van de tewerkstelling van zwakkeren; - de ergonomische aanpassing van de werkposten bevorderen; - de intensiteit en de kwaliteit van de zorg en de dienstverlening verbeteren; - een vergroten van de doelgroep P/H tot gevolg hebben.
Art. 24.De functies die in aanmerking komen voor de bijkomende aanwervingen kunnen als volgt bepaald worden : omkaderingspersoneel : - personeel behorende tot de 5 categorieën zoals vastgelegd in hoofdstuk III van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997 betreffende de functieclassificatie voor sommige personeelsleden in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling, afgesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen. productiepersoneel : - personeel behorende tot de 5 functiecategorieën zoals vastgelegd in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 januari 1997 betreffende de functiecategorieën en de minimumlonen van de werknemers met een handicap, afgesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen. HOOFDSTUK X. - Toetredingsprocedure
Art. 25.De werkgevers, behorende tot de sector van de beschutte werkplaatsen, kunnen toetreden tot de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 26.Zij dienen hiertoe, voor het einde van de eerste maand van het trimester van zijn inwerkingtreden, een toetredingsakte per aangetekend schrijven over te maken aan het sociaal fonds. Dit schrijven omvat een omstandige omschrijving van de tewerkstellings-verbintenissen, en dit volgens het model dat hiertoe zal uitgewerkt worden door het sociaal fonds.
Art. 27.Beschutte werkplaatsen die, gezien de grootte van hun onderneming, niet kunnen of wensen toe te treden als individuele werkplaats, kunnen als groepering van meerdere werkplaatsen toetreden.
Zij dienen hiervoor gebruik te maken van het toetredingsmodel dat hiertoe zal uitgewerkt worden door het sociaal fonds. Alle bepalingen en verbintenissen van deze overeenkomst zijn de factor van toepassing op de groepering van werkplaatsen.
Art. 28.Een afschrift van de toetredingsakte, vermeld onder artikelen 26 en 27 van deze overeenkomst, wordt ter informatie en ter goedkeuring overgemaakt aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging.
In geval van toetreding van een groepering van werkplaatsen dient een afschrift van de toetredingsakte overgemaakt te worden aan de regionale, of in voorkomend geval, nationale verantwoordelijken van de syndicale organisaties die in het paritair comité vertegenwoordigd zijn.
Art. 29.De voorzitter van het sociaal fonds, of zijn aangestelde legt de toetredingsakte, binnen een termijn van 30 dagen voor aan de raad van beheer van het fonds. Bij ontstentenis van opmerkingen zendt de voorzitter de toetredingsakte door ter definitieve goedkeuring aan de Minister van Werkgelegenheid en aan de Minister van Sociale Zaken en de bevoegde Minister van de Vlaamse Regering, die deze bevestigt aan het sociaal fonds en aan de werkgever. HOOFDSTUK XI. - Bijzondere bepalingen in verband met deeltijdse arbeid
Art. 30.Voor de werknemers die aangeworven worden in toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, en die tewerkgesteld worden bij meerdere beschutte werkplaatsen, kan de arbeidsduur lager liggen dan één derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemers die in de werkplaats tot dezelfde categorie behoren, en dit in toepassing van de afwijking die voorzien is in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978). HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen en geldigheidsduur
Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 10 september 2001 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan opgezegd worden door één van de ondertekenende partijen bij aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen met in achtname van een opzeggingstermijn van drie maanden.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 mei 2005.
De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE