Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 september 2000
gepubliceerd op 27 september 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012612
pub.
27/09/2000
prom.
03/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/03/2000012612/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 september 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 1997 Loon- en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 2 maart 1998 onder het nummer 47239/CO/220) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de bedienden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid. HOOFDSTUK II. - Lonen

Art. 2.De maandelijkse minimumwedden per klasse voor de bedienden waarvan de werkgevers ressorteren onder het paritair comité zoals vermeld in artikel 1, worden per 1 maart 1997 als volgt vastgesteld : (Stabilisatieschijf : 118,84 - 123,64 Spilindex : 121,22) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III. - Ploegen- en nachtpremies

Art. 3.§ 1. In geval de bedienden overschakelen van normaal dagwerk naar ploegen- of nachtwerk, worden de lonen voor een periode gedurende dewelke deze prestaties worden geleverd verhoogd in de volgende verhoudingen : - één ploeg : enkel 's morgens bijvoorbeeld van 6 tot 14 uur : + 700 F per volledig gepresteerde maand in ploeg; enkel 's namiddags bijvoorbeeld van 14 tot 22 uur : + 1.250 F per volledig gepresteerde maand in ploeg. - twee ploegen : afwisselend 's morgens, 's namiddags of 's nachts : + 1.000 F per volledig gepresteerde maand in ploeg. - drie ploegen : afwisselend 's morgens, 's namiddags of 's nachts : + 2.500 F per volledig gepresteerde maand in ploeg.

Voor de groentenconservennijverheid gelden de volgende ploegen- en nachtpremies : enkel 's morgens of 's namiddags : + 1.000 F per volledig gepresteerde maand in ploeg. afwisselend 's morgens, 's namiddags of 's nachts : + 2.500 F per volledig gepresteerde maand in ploeg. § 2. In geval van een onvolledige maand of van deeltijdse prestaties in ploeg zal de ploegenpremie prorata temporis uitgekeerd worden. § 3. Zonder afbreuk te doen aan de geldende collectieve arbeidsovereenkomsten en na overleg met de syndicale organisaties, op plaatselijk vlak of op het vlak van de onderneming, kunnen deze verhogingen op een andere wijze verdeeld worden, voor zover zij ten minste gelijk zijn aan het minimumtotaal dat nationaal door deze collective arbeidsovereenkomst is voorzien. De individuele aanvragen van bedienden om een wijziging in hun arbeidsregime aan te brengen, geven geen aanleiding tot de toepassing van de voorgaande bepalingen. HOOFDSTUK IV. - Betaling van een jaarlijkse premie

Art. 4.§ 1. Voor zover voldaan werd aan de hierna vermelde voorwaarden, wordt aan de bedienden waarvan de werkgever ressorteert onder het paritair comité vermeld in artikel 1, een premie gelijk aan het maandloon betaald.

De te vervullen voorwaarden zijn de volgende : - de jaarlijkse premie wordt betaald aan alle bedienden die tijdens het dienstjaar gedeeltelijke prestaties hebben geleverd, naar rata van hun effectieve en gelijkgestelde prestaties, behalve : - in geval van ontslag door de werkgever om dringende reden; - indien de bediende op het moment van de betaling van de premie nog in de proefperiode is; - de bedienden die de onderneming vrijwillig verlaten behalve indien zij op dat ogenblik een anciënniteit in de onderneming hebben van één jaar; - de bedienden-stagiaires (koninklijk besluit nr. 230) behalve wanneer hun stageovereenkomst zes maanden overschrijdt.

De werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers gaan ermee akkoord om de toekenning van de eindejaarspremie naar verhouding van hun effectieve en gelijkgestelde prestaties uit te breiden, gedurende de duur van dit akkoord, tot alle bedienden die gedurende deze overeenkomst van een pensioen of een conventioneel brugpensioen genieten.

Elke gepresteerde maand geeft recht op de betaling van één twaalfde van het bedrag van de premie. De maanden van pensioen of brugpensioen geven recht op de betaling van 20 pct. van de overblijvende premie en dit tot op 31 december van het lopende jaar. Dit bedrag mag herleid worden naar rata van de afwezigheden in de loop van het jaar, die niet voortspruiten uit de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen inzake jaarlijkse vakantie, wettelijke feestdagen, kort verzuim, beroepsziekte, arbeidsongeval.

In geval van ziekte of ongeval bedraagt de gelijkstellingsperiode twaalf maanden, de rustperiode voor en na de bevalling beloopt vijftien weken, met ingang van de eerste dag van arbeidsongeschiktheid of van de rustperiode.

Bovendien mag per dag ongewettigde afwezigheid een bepaald percentage worden afgetrokken van het bedrag van de eindejaarspremie. Dit percentage wordt door de ondernemingsraad, de syndicale afvaardiging of in het arbeidsreglement vastgesteld.

De berekeningen van het bedrag van de eindejaarspremie gebeuren zowel op de vaste bezoldigingen als op het maandelijks gemiddelde van de veranderlijke bezoldigingen van de voorafgaande twaalf maanden. Als referteperiode wordt de bezoldiging van de maand december van het lopend jaar gekozen.

Behoudens andere bepalingen overeengekomen op ondernemingsvlak, wordt de premie betaald uiterlijk hetzij bij het indienen van de maatschappelijke rekeningen, hetzij op het einde van het burgerlijk jaar, dat wil zeggen in de maand december. § 2. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op : - de ondernemingen die een evenwaardig voordeel toekennen, wat ook de benaming ervan weze, hetzij onder de vorm van een conventionele premie, hetzij ten titel van gift; - de ondernemingen die op hun niveau, per overeenkomst, de lonen en andere arbeidsvoorwaarden van hun bedienden regelen, voor zover de in deze overeenkomst toegekende voordelen samengenomen ten minste gelijk zijn aan de voordelen voorzien door deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indecijfer van de consumptieprijzen

Art. 5.§ 1. De in artikel 2 vastgestelde minimumloonschalen, evenals de effectief uitbetaalde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Zij staan tegenover het indexcijfer 121,22.

Wat de bijzondere gevallen betreft van de bedienden die gedeeltelijk op prestaties worden bezoldigd, bijvoorbeeld door commissielonen, premies of percentages, wordt enkel het vast gedeelte van het loon, welke ook het bedrag ervan weze, gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. § 2. Het referte-indexcijfer 121,22 vormt de spil van de stabilisatieschijf 118,84 tot 123,64.

De minimumloonschaal en de effectief uitbetaalde lonen schommelen met 2 pct. volgens de hierna vermelde stabilisatieschijven, wanneer het rekenkundig gemiddelde van het referte indexcijfer van de laatste twee maanden deze schijven overschrijdt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. De werkgevers hebben evenwel de mogelijkheid om de lonen van de bedienden te doen schommelen overeenkomstig het systeem van koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, dat toegepast wordt voor de werklieden van hun onderneming. Van deze mogelijkheid mag evenwel slechts gebruik gemaakt worden na overleg met de vertegenwoordigers van de werknemers. § 4. De verhogingen en verlagingen ingevolge de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen treden in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarop het gemiddelde van de indexcijfers, dat de verhoging of de verlaging van de lonen en loonschalen veroorzaakt, betrekking heeft. HOOFDSTUK VI. - Arbeidsduur

Art. 6.§ 1. Onder voorbehoud van reeds bestaande en meer gunstige bepalingen op ondernemingsvlak, mag de effectieve conventionele arbeidsduur de 38 uren gemiddeld per week niet overschrijden en niet lager liggen dan 37 uren gemiddeld per week volgens de modaliteiten bepaald op ondernemingsvlak in functie van de economische en sociale noodzakelijkheid.

In afwijking van dit lid, bedraagt voor de bedienden van de groentenconservennijverheid, de wekelijkse arbeidsduur maximum 40 uren. Nochtans mag de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode van 52 weken, niet meer dan 38 uur bedragen vanaf 1 november 1987. Zo kan rekening gehouden worden met de verschillende periodes van het jaar en volgens de noodwendigheden van de diensten, een verschillend arbeidsregime ingevoerd worden (bijvoorbeeld 40 uur per week gedurende zes maanden en 36 uur per week gedurende zes maanden). § 2. De normale wekelijkse arbeidsduur moet over vijf dagen maximum worden verspreid, uitgezonderd voor gevallen van dringende noodzaak omwille van de uitbating.

In het geval arbeid verricht wordt op de zesde of de zevende dag wordt deze betaald tegen een bedrag dat ten minste 25 pct. hoger ligt dan het normale uurloon, verhoogd met de wettelijke toeslagen.

De ondernemingen die een meer gunstige regeling hebben, zullen hun systeem blijven handhaven. § 3. In alle ondernemingen die zowel bedienden als werklieden tewerkstellen, zijn de wekelijkse arbeidsduur en de arbeidsregeling van het bediendepersoneel dat leiding geeft aan en toezicht houdt over de werklieden, evenwel dezelfde als die van het werkliedenpersoneel. § 4. Aan de werkgevers die zowel bedienden als arbeiders in dienst hebben, wordt aanbevolen op hun bedienden geen langere wekelijkse arbeidsduur toe te passen dan op hun arbeiders.

Uiteraard is het bestendig en overmatig gebruik van overuren onaanvaardbaar.

Aan de werkgevers wordt aanbevolen om het verkoopspersoneel evenwaardige voordelen te geven als deze van de andere bedienden voor de arbeidsduurvermindering. HOOFDSTUK VII. - Kort verzuim

Art. 7.§ 1. De bediende heeft het recht, met behoud van zijn loon, ter gelegenheid van familiegebeurtenissen en voor de vervulling van de staatsburgerlijke verplichtingen of de burgerlijke opdrachten welke hierna zijn opgesomd, van het werk afwezig te blijven voor een als volgt bepaalde duur : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Voor de toepassing van § 1, punten 2, 3, 5, 8 en 9 wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind. § 3. Voor de toepassing van § 1, punten 6 en 7, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de bediende gelijkgesteld met de schoonbroer, schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de bediende. HOOFDSTUK VIII. - Anciënniteitsverlof

Art. 8.De bediende die twintig jaar of meer anciënniteit hebben in de onderneming, hebben minstens recht op jaarlijks een dag bijkomend verlof. HOOFDSTUK IX. - Werkkleding

Art. 9.Het technisch werkplaatspersoneel en het technisch laboratoriumpersoneel, tewerkgesteld onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werklieden aan wie werkkleding wordt verstrekt, ontvangen eveneens dergelijke kleding. HOOFDSTUK X. - Feestdagen

Art. 10.Wat betreft het compensatieverlof toe te kennen aan de bedienden tewerkgesteld op een feestdag, mogen de werkgevers met de afgevaardigden van de syndicale organisaties of, bij ontstentenis daarvan, met de betrokken bedienden overeenkomen dezelfde toekenningsmodaliteiten toe te passen als deze voorzien voor de werklieden van de onderneming.

Deze werkgevers of hun beroepsorganisatie lichten het paritair comité in over de bijzondere bepalingen die overeengekomen werden voor hun werklieden. HOOFDSTUK XI. - Compensatie van overuren

Art. 11.Daar een principe van een rechtvaardige verdeling van het werk aanvaard is, gaan de patronale afgevaardigden akkoord met de compensatie van alle gepresteerde overuren, met uitzondering van deze die door de arbeidswet van 16 maart 1971 voorzien zijn en waarvoor geen compensatie voorgeschreven is.

De compensatiemodaliteiten worden vastgesteld door de ondernemingsraad, de syndicale afvaardiging of bij gebreke hiervan met het akkoord van de betrokken bedienden.

Deze compensatie zal plaatsvinden buiten de traditionele periodes van hoogseizoen voor de bedienden in de verschillende sectoren. HOOFDSTUK XII. - Notificaties van collectieve afdankingen

Art. 12.De patronale vertegenwoordigers aanvaarden het principe van de voorafgaande raadpleging van een beperkt comité van het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid alvorens over te gaan tot de collectieve afdankingen voorzien bij koninklijk besluit van 6 augustus 1973 (Belgisch Staatsblad van 17 augustus 1973).

Uit dit standpunt zou de coëfficiënt van 10 pct. waarvan sprake is in artikel 2, eerste lid van hoger vermeld koninklijk besluit, op 5 pct. teruggebracht worden; nochtans blijft de coëfficiënt van 10 pct. de grens voor de betaling van de vergoedingen voorzien in hoger vermeld koninklijk besluit. HOOFDSTUK XIII. - Herstructurering van ondernemingen en beperking van de ontslagen

Art. 13.In geval van fusie, concentratie, overname of andere belangrijke structuurwijzigingen waaromtrent de onderneming onderhandelingen voert, zal de ondernemingsraad daaromtrent te gelegener tijd en voor enige bekendmaking ingelicht worden; hij zal vooraf daadwerkelijk geraadpleegd worden, onder meer over de weerslag op de vooruitzichten inzake de tewerkstelling van het personeel, de organisatie van het werk en het tewerkstellingsgebied.

In overleg met de syndicale afvaardiging zal een actieplan opgesteld worden waarin onder meer de afvloeiïngsmodaliteiten worden bepaald.

Extra aandacht zal besteed worden aan het bepalen van de begeleidingsprogramma's voor de werknemers die moeten afvloeien.

Na fusie van ondernemingen zullen de arbeidsvoorwaarden besproken worden met de syndicale delegatie.

Bij ontstentenis van ondernemingsraad of syndicale afvaardiging zal het probleem door de werkgeversorganisatie aanhangig gemaakt worden bij de geschillencommissie waarvan sprake in het programmatieakkoord 1991-1992 en 1993-1994. HOOFDSTUK XIV. - Verlof om familiale redenen

Art. 14.De werkgeversvertegenwoordigers, met verwijzing naar het koninklijk besluit van 12 juli 1976 (Belgisch Staatsblad van 17 juli 1976) tot uitvoering van de gelijkstelling van de afwezigheidsdagen die om dringende familiale redenen toegelaten worden, met arbeidsdagen voor de toepassing van de sociale zekerheidswetgeving, gaan de verbintenis aan verlofdagen, verantwoord om dringende familiale redenen, toe te kennen aan de bedienden. Deze bijkomende verlofdagen worden niet betaald maar worden als met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen aanzien in het raam van voormeld koninklijk besluit.

De toepassing op het vlak van de ondernemingen moet rekening houden met volgende beginselen : - de aangehaalde redenen moeten geldig zijn; - de duur van het gevraagde verlof moet gepreciseerd worden; - de voorafgaande toelating van de werkgever is vereist. HOOFDSTUK XV. - Syndicale premie

Art. 15.De syndicale premie wordt vastgesteld op 3.500 F De ondertekenende partijen erkennen dat, in geval van niet eerbiediging van de procedure voorzien in hoofdstuk VIII van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van 16 februari 1993 er onderbreking van de sociale vrede is, die, in de betrokken onderneming, de opschorting van de betaling van de syndicale premies voor gevolg kan hebben. HOOFDSTUK XVI. - Vormingspremie

Art. 16.Een vormingspremie van 480 F in 1997 en van 480 F in 1998 wordt toegekend aan de bedienden. HOOFDSTUK XVII. - Loopbaanonderbreking

Art. 17.De ondertekenende partijen bevelen de werkgevers uit de voedingsnijverheid aan zich niet te verzetten tegen het toekennen van loopbaanonderbreking aan de bedienden die ertoe een aanvraag indienen.

De bedienden, tewerkgesteld in een voltijdse arbeidsregeling, hebben echter recht op de onderbreking van de beroepsloopbaan van minimum zes maand en maximum twaalf maand na de geboorte of adoptie van een tweede of een daaropvolgend kind, waarvoor de bediende die zijn loopbaan onderbreekt, of zijn partner die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.

Zij hebben ook recht op loopbaanonderbreking voor de verzorging van een inwonende familielid, zijnde ascendenten of descendenten.

Er bestaat eveneens een recht op de onderbreking van de beroepsloopbaan van maximum twaalf maand wanneer de bediende tewerkgesteld is in een arbeidsregeling en de onderbreking een aanvang neemt binnen een termijn van twaalf maand na de geboorte of de adoptie van een eerste kind, waarvoor de werknemer die zijn loopbaan onderbreekt, of zijn partner die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt. HOOFDSTUK XVIII. - Deeltijdse arbeid

Art. 18.De onderhandelaars van deze collectieve arbeidsovereenkomst bevelen de werkgevers aan de aanvraag van de werknemer voor deeltijdse arbeid gunstig te onderzoeken, de werkgever zal hierbij rekening houden met de moeilijkheden van de organisatie van de arbeid en de gunstige gevolgen voor de herverdeling van de arbeid. In dit geval zal de werkgever overgaan tot vervanging. HOOFDSTUK XIX. - Beroepsvervolmaking

Art. 19.Bij ontstentenis van opleidingen georganiseerd door de onderneming, hebben de bedienden recht op deelname aan de cursus wanneer deze verband houdt met de functie van de bediende en dus daardoor zijn functie beter kan uitoefenen, wanneer het "Instituut voor professionele vorming voor de voedingsnijverheid" in de regio van de onderneming een professionele vorming organiseert waaraan verschillende ondernemingen kunnen deelnemen. HOOFDSTUK XX. - Syndicale afvaardiging

Art. 20.Onverminderd de bepalingen vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de syndicale afvaardiging, kan het mandaat van de syndicale afvaardiging in de onderneming worden uitgeoefend door een niet-gebaremiseerde bediende van de onderneming. HOOFDSTUK XXI. - Europese ondernemingsraad

Art. 21.In de bedrijven waar een overeenkomst inzake grensoverschrijdende informatie en raadpleging van de werknemers bestaat, en die door de richtlijn van 22 september 1994 inzake de Europese ondernemingsraad erkend worden als een bestaande overeenkomst, zullen de leden van de delegatie over de nodige tijd en mogelijkheden beschikken om hun opdracht uit te oefenen. HOOFDSTUK XXII. - Uitzendarbeid

Art. 22.Volgens de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is uitzendarbeid bij buitengewone vermeerdering van het werk toegelaten onder bepaalde voorwaarden.

De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990 betreffende de uitzendarbeid in geval van buitengewone vermeerdering van werk en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47bis, voorzien in een welbepaalde procedure die de uitzendarbeid bij buitengewone vermeerdering van werk dient vooraf te gaan. Volgens deze collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tussen de sociale partners is de inspraak van de werknemersvertegenwoordigers verzekerd.

De toestemming van de vakbondsafvaardiging heeft betrekking zowel op het aantal van de betrokken werknemers als op de periode, gedurende dewelke de uitzendarbeid bij buitengewone vermeerdering van het werk uitgeoefend zal worden.

Het bestendig gebruik van uitzendkrachten bij buitengewone vermeerdering van het werk is onaanvaardbaar. In geval van betwisting kan de meest gerede partij een beroep doen op de verzoeningsprocedure. HOOFDSTUK XXIII. - Werk aan mechanografische machines en/of beeldschermen

Art. 23.Wanneer bedienden volle dagen werken op mechanografische machines en/of beeldschermen en wanneer dit werk een zenuwinspanning veroorzaakt die schadelijk is voor hun gezondheid, wordt de bedrijfsleiders aanbevolen organisatorisch de nodige maatregelen te treffen om deze spanning te verminderen. HOOFDSTUK XXIV. - Ontslag en wederindienstneming

Art. 24.Zonder principieel aan het gezag van de werkgevers te willen tornen en om de vastheid van de betrekking te verzekeren naargelang van de economische mogelijkheden van de onderneming is het wenselijk dat, bij gebeurlijk ontslag van de bedienden, bepaalde regelen van billijkheid in acht genomen worden.

Aanbevolen wordt, wanneer bijzondere economische omstandigheden tot het ontslag van de bedienden nopen, een orde van voorrang in acht te nemen, waarbij onder meer wordt gelet op de bekwaamheid, de verdienste, de leeftijd, de dienstjaren en de gezinslast.

Bij wedeindienstneming zal evenzo voorrang gegeven worden aan ontslagen bedienden, maar dan in omgekeerde volgorde als voorzien voor het ontslag. HOOFDSTUK XXV. - Geldigheid

Art. 25.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor twee jaar. Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 februari 1993, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 november 1993 (Belgisch Staatsblad van 22 december 1993) betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden.

Op 1 januari van elk jaar wordt zij stilzwijgend verlengd voor opeenvolgende periodes van één jaar, behoudens opzegging door één der partijen, uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst, bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid en aan de organisaties erin vertegenwoordigd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 september 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^