gepubliceerd op 06 juni 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het Hof van Beroep te Antwerpen
26 MEI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het Hof van Beroep te Antwerpen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 101, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985 en 22 december 1998, artikel 102, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997, artikel 105, artikel 106, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985, 1 december 1994 en 22 december 1998, artikel 106bis , ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, artikel 107, vervangen bij de wet van 17 februari 1997, artikel 108, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1985, artikel 109, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985 en 22 december 1998, artikel 109bis , ingevoegd bij de wet van 19 juli 1985 en gewijzigd bij de wetten van 3 augustus 1992 en 9 juli 1997, artikel 109ter , ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997, de artikelen 110 en 111, artikel 112, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en artikel 113;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 april 1997 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het Hof van Beroep te Antwerpen;
Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Antwerpen, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Antwerpen, van de procureur-generaal te Antwerpen, van de hoofdgriffier van het Hof van Beroep te Antwerpen en van de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Antwerpen;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Het Hof van Beroep te Antwerpen bestaat uit negentien kamers, zijnde : 1° twaalf kamers met drie raadsheren, namelijk de eerste tot en met de twaalfde;2° zeven kamers met één raadsheer, namelijk de eerste bis tot en met de zesde bis en de derde ter , zijnde de jeugdkamer. Het omvat ook een bureau voor rechtsbijstand. § 2. Behoudens wettelijk bepaalde uitzonderingen, kunnen alle kamervoorzitters en raadsheren van het Hof van Beroep zowel in burgerlijke en correctionele kamers, de jeugdkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling zitting houden en kunnen zij tevens als plaatsvervanger in deze kamers zitting houden.
Art. 2.De kamers met één raadsheer houden zitting in de zaken bedoeld in artikel 109bis , §§ 1 en 2, van het Gerechtelijk Wetboek.
De kamers met drie raadsheren houden zitting in de andere zaken.
Art. 3.§ 1. De eerste kamer houdt zitting in burgerlijke zaken op maandagvoormiddag, maandagnamiddag en dinsdagvoormiddag.
De tweede kamer houdt zitting in burgerlijke zaken op dinsdagvoormiddag, dinsdagnamiddag en woensdagvoormiddag.
De derde kamer houdt zitting in burgerlijke zaken op dinsdagvoormiddag, dinsdagnamiddag, woensdagvoormiddag en woensdagnamiddag.
De vierde kamer houdt zitting in burgerlijke zaken op maandagvoormiddag, maandagnamiddag en dinsdagvoormiddag.
De vijfde kamer houdt zitting in burgerlijke zaken op donderdagvoormiddag, donderdagnamiddag en vrijdagvoormiddag.
De zesde kamer houdt zitting in burgerlijke en in fiscale zaken op maandagvoormiddag, maandagnamiddag en dinsdagnamiddag.
De zevende kamer houdt zitting in correctionele zaken op donderdag-voormiddag, donderdagnamiddag en vrijdagvoormiddag.
De achtste kamer houdt zitting in correctionele zaken op woensdag-voormiddag, donderdagvoormiddag en donderdagnamiddag.
De achtste kamer houdt zitting op de tweede, derde en vierde donderdagnamiddag van de maand in de correctionele zaken die tot de bevoegdheid van het arbeidsauditoraat-generaal behoren.
De negende kamer houdt zitting in correctionele zaken op woens-dagvoormiddag, woensdagnamiddag en donderdagvoormiddag.
De tiende kamer houdt zitting in correctionele zaken op dinsdagvoormiddag, woensdagvoormiddag en woensdagnamiddag.
De elfde kamer houdt zitting als volgt : 1° in correctionele zaken, op dinsdagnamiddag en vrijdagnamiddag;2° in de correctionele zaken die onder de toepassing van de bepalingen van artikel 209bis van het Wetboek van Strafvordering vallen, op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, telkens in de voor- en namiddag;3° inzake herstel in eer en rechten, op de eerste vrijdag van de maand in de voormiddag;4° inzake regeling van de rechtspleging, op de maandagnamiddag en donderdagnamiddag;5° inzake voorlopige hechtenis en verzoeken tot voorlopige invrijheidstelling, op maandag, dinsdag-, donderdag- en vrijdagvoormiddag en zo nodig, in de namiddag van deze dagen;6° inzake toezicht op onderzoeken, overeenkomstig de artikelen 136 en 235bis van het Wetboek van Strafvordering, op woensdagvoormiddag en woensdagnamiddag;7° voor uitspraken in de hoger vermelde zaken, op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, telkens in de voor- en de namiddag, naargelang van de noodwendigheden van de dienst. De twaalfde kamer houdt zitting in de correctionele zaken op woensdagvoormiddag, woensdagnamiddag en donderdagnamiddag.
De eerste kamer bis houdt zitting in burgerlijke zaken op maandagvoormiddag en maandagnamiddag.
De tweede kamer bis houdt zitting in burgerlijke zaken op woensdagvoormiddag en woensdagnamiddag.
De derde kamer bis houdt zitting in burgerlijke zaken op dinsdagvoormiddag en dinsdagnamiddag.
De derde kamer ter houdt zitting in jeugdzaken op donderdagvoormiddag en donderdagnamiddag.
De vierde kamer bis houdt zitting in burgerlijke zaken op maandagvoormiddag en maandagnamiddag.
De vijfde kamer bis houdt zitting in burgerlijke zaken op donderdagvoormiddag en donderdagnamiddag.
De zesde kamer bis houdt zitting in burgerlijke en fiscale zaken op dinsdagvoormiddag en dinsdagnamiddag.
Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting op donderdagvoormiddag, wanneer er zaken zijn. § 2. De zittingen in de voormiddag vangen aan om 9 uur - met uitzondering van deze van het bureau voor rechtsbijstand die aanvangen om 10 uur - en eindigen om 12 u. 30 m. ; de zittingen in de namiddag vangen aan om 14 uur en eindigen om 17 u. 30 m.
Art. 4.§ 1. De eerste kamer neemt kennis van de zaken betreffende : 1° vereffeningen en verdelingen, niet voortvloeiende uit het huwelijksvermogensstelsel of de overeenkomst van samenwoning; 2 ° betwistingen inzake erfenissen en testamenten; 3° beroepsaansprakelijkheid en betwistingen omtrent erelonen van advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, geneesheren, apothekers, bedrijfsrevisoren, uitgezonderd die van architecten en ingenieurs;4° betwistingen inzake onroerende goederen, in het bijzonder : a) koopovereenkomsten;b) hypotheken;c) makelaarsovereenkomsten;d) medeëigendom;e) burenhinder;f) storm-, water- en brandschade;g) inbreuken op de wetgeving inzake stedenbouw;5° betwistingen inzake aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;6° overheidsaansprakelijkheid, uitgezonderd deze met betrekking tot ongevallen;7° betwistingen in verband met de werking van verenigingen zonder winstoogmerk;8° vorderingen tot uitvoerbaarverklaring van beslissingen in burgerlijke zaken en handelszaken gewezen door buitenlandse gerechten;9° geschillen inzake arbitrage;10° betwistingen met betrekking tot overeenkomsten en facturen inzake schuldvorderingen betreffende roerende zaken, enkel bij hoger beroep tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg;11° geschillen inzake intellectuele rechten, met name : a) auteursrechten;b) merken;c) octrooien.12° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies;13° wraking van rechters;14° kieszaken;15° voorrang van rechtsmacht in correctionele zaken. § 2. De tweede kamer neemt kennis van de zaken betreffende : 1° aansprakelijkheid van schade op grond van de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, uitgezonderd deze met betrekking tot onroerende goederen, meer bepaald : a) verkeersongevallen;b) schade toegebracht door eigen toedoen;c) schade toegebracht door andermans toedoen, zoals een minderjarig kind, een aangestelde of een persoon over wie gezag wordt uitgeoefend;d) schade door dieren;e) letsels ingevolge slagen;f) kabelbeschadiging;2° betwistingen inzake verzekeringen uitgezonderd deze met betrekking tot onroerende goederen, vervoer van goederen en maritieme kwesties;3° betwistingen inzake aannemingsovereenkomsten;4° beroepsaansprakelijkheid en betwistingen omtrent erelonen van architecten en ingenieurs;5° arbeidsongevallen;6° overheidsaansprakelijkheid met betrekking tot ongevallen;7° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde aangelegenheden. § 3. De derde kamer neemt kennis van de zaken betreffende : 1° de staat van personen, meer bepaald inzake : a) adoptie;b) nietigverklaring van huwelijk;c) vaststelling van afstamming (ontkenning van vaderschap, erkenning van kinderen);d) verlengde minderjarigheid;e) wijziging van huwelijksvermogenstelsel;f) verklaring en nationaliteitskeuze;g) verbetering van akten van de burgerlijke stand;h) aanstelling van een voorlopige bewindvoerder over een persoon;2° echtscheiding;3° voorlopige maatregelen in het kader van een echtscheidingsprocedure;4° vereffeningen en verdelingen, voortvloeiende uit het huwelijksvermogensstelsel of de overeenkomst van samenwoning;5° hoger beroep tegen beschikkingen inzake beslag, uitgezonderd deze met betrekking tot beslag op zeeschepen;6° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 4. De vierde kamer neemt kennis van de zaken betreffende : 1° betwistingen in maritieme kwesties;2° betwistingen inzake vervoer van goederen;3° betwistingen inzake overeenkomsten en facturen inzake schuldvorderingen betreffende roerende goederen, enkel in het kader van vonnissen van de rechtbank van koophandel;4° beslag op zeeschepen;5° pandverzilvering;6° concessieovereenkomsten;7° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 5. De vijfde kamer neemt kennis van de zaken betreffende : 1° betwistingen in het kader van de wetgeving inzake faillissementen;2° vennootschappen en overname van handelsfondsen;3° betwistingen inzake contracten en facturen inzake schuldvorderingen betreffende roerende goederen, enkel in het kader van vonnissen van de rechtbank van koophandel;4° wet van 14 juli 1992 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument en wet van 21 oktober 1992 betreffende de misleidende reclame inzake de vrije beroepen;5° fiscale zaken, met name indirecte belastingen;6° betwistingen aangaande cheques en wisselbrieven;7° aanstelling van een voorlopige bewindvoerder of een sekwester over vennootschappen;8° betwistingen in bankzaken, namelijk : a) financieringsovereenkomsten;b) kredietopeningen;c) leningen;d) borgstellingen;e) aansprakelijkheid van bankinstellingen;f) verzet tegen titels;9° betwistingen inzake aannemingsovereenkomsten;10° beroepsaansprakelijkheid en betwistingen omtrent erelonen van architecten en ingenieurs;11° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 6. De zesde kamer neemt kennis van de zaken betreffende : 1° fiscale zaken, met name rechtstreekse belastingen;2° openbare en private aanbestedingen;3° onteigeningen en planschade;4° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 7. De eerste kamer bis neemt kennis van de zaken betreffende : 1° vereffeningen en verdelingen, niet voortvloeiende uit het huwelijksvermogensstelsel of de overeenkomst van samenwoning;2° betwistingen aangaande erfenissen en testamenten;3° beroepsaansprakelijkheid en betwistingen omtrent erelonen van advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, geneesheren, apothekers, bedrijfsrevisoren, uitgezonderd die van architecten en ingenieurs;4° betwistingen inzake onroerende goederen, met name : a) koopovereenkomsten;b) hypotheken;c) makelaarsovereenkomsten;d) medeëigendom;e) burenhinder;f) storm- water- en brandschade;g) inbreuken op de wetgeving inzake stedenbouw;5° betwistingen in verband met de werking van verenigingen zonder winstoogmerk;6° vorderingen tot uitvoerbaarverklaring van beslissingen in burgerlijke zaken en handelszaken gewezen door buitenlandse gerechten;7° geschillen inzake arbitrage;8° geschillen inzake intellectuele rechten, met name : a) auteursrechten;b) merken;c) octrooien;9° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 8. De tweede kamer bis neemt kennis van de zaken betreffende : 1° aansprakelijkheid voor schade op grond van artikel 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, uitgezonderd deze met betrekking tot onroerende goederen, meer bepaald inzake : a) verkeersongevallen;b) schade toegebracht door eigen toedoen;c) schade toegebracht door andermans toedoen, zoals een minderjarig kind, een aangestelde of een persoon over wie gezag wordt uitgeoefend;d) schade door dieren;e) letsels ingevolge slagen;f) kabelbeschadiging;2° betwistingen inzake verzekeringen, uitgezonderd deze met betrekking tot onroerende goederen, vervoer van goederen en maritieme kwesties;3° betwistingen inzake aannemingsovereenkomsten;4° beroepsaansprakelijkheid en betwistingen omtrent erelonen van architecten en ingenieurs;5° overheidsaansprakelijkheid met betrekking tot ongevallen;6° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 9. De derde kamer bis neemt kennis van de zaken betreffende : 1° voorlopige maatregelen in het kader van een echtscheidingsprocedure;2° vereffeningen en verdelingen voortvloeiend uit het huwelijksvermogensstelsel of de overeenkomt van samenwoning;3° uitkeringen na echtscheiding;4° hoger beroep tegen beschikkingen inzake beslag, uitgezonderd deze met betrekking tot beslag op zeeschepen;5° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 10. De derde kamer ter neemt kennis van het hoger beroep tegen de vonnissen van de jeugdrechtbank en beschikkingen van de jeugdrechter. § 11. De vierde kamer bis neemt kennis van zaken betreffende : 1° betwistingen in maritieme kwesties;2° betwistingen inzake vervoer van goederen;3° betwistingen inzake contracten en facturen inzake schuldvorderingen betreffende onroerende goederen, enkel met betrekking tot vonnissen van de rechtbank van koophandel;4° beslag op zeeschepen;5° pandverzilvering;6° concessieovereenkomsten;7° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 12. De vijfde kamer bis neemt kennis van de zaken betreffende : 1° betwistingen in het kader van de wetgeving inzake faillissementen;2° vennootschappen en overname van handelsfondsen;3° betwistingen inzake contracten en facturen inzake schuldvorderingen betreffende roerende goederen, enkel inzake vonnissen van de rechtbank van koophandel;4° wet van 14 juli 1992 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument en wet van 21 oktober 1992 betreffende de misleidende reclame inzake de vrije beroepen;5° fiscale zaken, met name indirecte belastingen;6° betwistingen aangaande cheques en wisselbrieven;7° aanstelling van een voorlopige bewindvoerder of een sekwester over vennootschappen;8° betwistingen in bankzaken, met name : a) financieringsovereenkomsten;b) kredietopeningen;c) leningen;d) borgstellingen;e) aansprakelijkheid van bankinstellingen;f) verzet tegen titels;9° betwistingen inzake aannemingsovereenkomsten;10° beroepsaansprakelijkheid en betwistingen omtrent erelonen van architecten en ingenieurs;11° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies. § 13. De zesde bis kamer neemt kennis van zaken betreffende : 1° natuurrampen;2° beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;3° openbare en private aanbestedingen;4° overheidsaansprakelijkheid, uitgezonderd deze met betrekking tot ongevallen;5° betwistingen met betrekking tot contracten en facturen inzake de schuldvorderingen betreffende roerende goederen, enkel inzake vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg;6° fiscale zaken, met name rechtstreekse belastingen;7° kort geding met betrekking tot de hiervoor opgesomde materies.
Art. 5.Alle burgerlijke kamers zijn inleidingskamers.
De zaken worden voor deze kamers ingeleid overeenkomstig de in artikel 4 vermelde bevoegdheidsverdeling.
De inleidingen van de zaken bedoeld in artikel 109bis , §§ 1 en 2, van het Gerechtelijk Wetboek waarvan overeenkomstig artikel 109bis , § 2, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek geen toewijzing aan een kamer met drie raadsheren wordt gevraagd, geschieden voor de kamers met één raadsheer op navolgende dagen en uren : 1° de eerste kamer bis , op maandag om 9 uur;2° de tweede kamer bis , op woensdag om 9 uur;3° de derde kamer bis , op dinsdag om 9 uur;4° de derde kamer ter, op donderdag van 9 uur tot 12 u.30 m. en van 14 tot 17 uur, op het uur dat door de griffie wordt aangegeven.
De zitting geldt zowel als inleidende zitting als rechtdag. 5° de vierde kamer bis , op maandag om 9 uur;6° de vijfde kamer bis , op donderdag om 9 uur;7° de zesde kamer bis , op dinsdag om 14 uur;8° het bureau voor rechtsbijstand, op donderdag om 10 uur. De inleiding van de zaken betreffende de staat van personen en de andere zaken dan deze bedoeld in artikel 109bis , §§ 1 en 2 van het Gerechtelijk Wetboek alsmede de zaken waarin een toewijzing wordt gevraagd voor een kamer met drie raadsheren geschieden voor dergelijke kamer op navolgende dagen en uren : 1° de eerste kamer, op maandag om 9 uur;2° de tweede kamer, op woensdag om 9 uur;3° de derde kamer, op dinsdag om 9 uur;4° de vierde kamer, op maandag om 9 uur;5° de vijfde kamer, op donderdag om 9 uur;6° de zesde kamer, op dinsdag om 14 uur. De loutere vermelding van het nummer van een kamer in de hoofdakte van beroep zonder uitdrukkelijk verzoek tot toewijzing aan een kamer met drie raadsheren geldt niet als vraag tot toewijzing aan dergelijke kamer.
Indien een maandag, dinsdag, woensdag of donderdag een wettelijke feestdag is, geschiedt de inleiding van de zaken voor dezelfde kamer op de eerstvolgende zittingsdag.
Art. 6.Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter hetzij van ambtswege of op verzoek van een kamervoorzitter, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, hetzij op verzoek van de procureur-generaal en na het advies van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers buitengewone zittingen houden, waarvan hij de dag en het uur vaststelt.
Art. 7.Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter hetzij van ambtswege of op verzoek van een kamervoorzitter, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, hetzij op verzoek van de procureur-generaal en na het advies van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voorlopig te wijzigen voorzover dat deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.
Art. 8.De eerste voorzitter wijst de burgerlijke en fiscale zaken toe. Op voorstel van de procureur-generaal wijst de eerste voorzitter eveneens de strafzaken toe.
Art. 9.Na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, stelt de eerste voorzitter dag en uur van de vakantiezittingen vast in overeenstemming met de artikelen 334 en 339 van het Gerechtelijk Wetboek.
Hij maakt een lijst op van de magistraten die zitting houden.
De eerste voorzitter mag te allen tijde, naargelang de behoeften van de dienst, de lijst van de zittingen wijzigen.
Art. 10.De beschikkingen die de eerste voorzitter van het Hof van Beroep neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van het Hof aangeplakt. Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier.
Art. 11.Het koninklijk besluit van 17 april 1997 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het Hof van Beroep te Antwerpen, wordt opgeheven.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.
Art. 13.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 mei 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN