Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 mei 2002
gepubliceerd op 06 juni 2002

Koninklijk besluit houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2002002070
pub.
06/06/2002
prom.
26/05/2002
ELI
eli/besluit/2002/05/26/2002002070/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 MEI 2002. - Koninklijk besluit houdende diverse wijzigingen aan de regelgeving betreffende het toegevoegd vorsingspersoneel en het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, inzonderheid op artikel 5, derde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1999 houdende bezoldigingsregeling van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;

Gelet op het advies van de Federale Interministeriële Commissie voor Wetenschapsbeleid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juli 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 november 2001;

Gelet op het protocol nr. 125/1 van 21 juni 2001 van het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 110/1 van 29 april 2002 van het Sectorcomité I - Algemeen Bestuur;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 30 april 1999 houdende bezoldigingsregeling van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat een probleem doet rijzen inzake de toepassing ervan op sommige graden van niveau 2+;

Overwegende bovendien dat het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ook een probleem doet rijzen inzake de toepassing ervan op sommige graden van niveau 2+;

Overwegende dat bepaalde groepen personeel die tot niveau 2+ behoren en waarop deze reglementering van toepassing is, worden geregionaliseerd op 1 januari 2002;

Overwegende dat, met het oog op een billijke behandeling van alle ambtenaren op wie deze reglementering toepasselijk is, de geldelijke toestand correct moet bepaald worden;

Overwegende dat dan ook de vastgestelde anomalieën zo vlug mogelijk moeten verbeterd worden opdat het geregionaliseerde personeel er het voordeel zou kunnen van genieten;

Overwegende dat de notie « weerbureau » dient omschreven te worden vermits deze afdeling niet bestaat in de organieke structuur of in het organogram van het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België;

Overwegende dat, bij gebrek aan een nieuwe personeelsformatie, er in een overgangsmaatregel dient voorzien te worden voor de geslaagde van het vergelijkend wervingsexamen voor een betrekking in de graad van calculator bij het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België;

Overwegende dat de betrekkingen van calculator of constructeur van wetenschappelijke instrumenten opgenomen zijn in een pool met de betrekkingen van eerste calculator of eerste constructeur van wetenschappelijke instrumenten;

Overwegende dat het laatste examen voor verhoging in graad tot de graad van calculator (rang 22) voor het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België in oktober 1994 afgesloten werd;

Overwegende dat de hervorming van de loopbanen van het federaal administratief openbaar ambt van de niveaus 4 tot 2+ een van de aspecten van het intersectoraal akkoord 2001-2002 insluit en dat de toename met één procent hoeft gegarandeerd te worden tegenover alle ambtenaren, inclusief de begunstigden van de huidige geldelijke bepalingen tot verbetering van voornoemde anomalieën;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 april 1999 houdende bezoldigingsregeling van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat

Artikel 1.In artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 houdende bezoldigingsregeling van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, wordt een § 3 toegevoegd, luidend als volgt : « § 3. De calculator, constructeur van wetenschappelijke instrumenten, cartograaf of weervoorspeller die geslaagd is voor het examen voor verhoging in weddenschaal en die ten minste negen jaar graadanciënniteit heeft sedert de eerste dag van de maand volgend op de datum van afsluiting van de notulen van dit examen, kan, voorzover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal 26 O bekomen. »

Art. 2.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 32.§ 1. In afwijking van artikel 8, § 2, bekomt de ambtenaar die op 1 juli 1995 titularis is van de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), die voorheen bekleed was met de graad van hoofdtechnicus der vorsing (rang 23), de graad van eerste technicus der vorsing (rang 22) of van eerste correspondent der vorsing (rang 22), de weddenschaal 26 N vanaf de datum van benoeming in de vroeger in rang 22 ingedeelde graad. § 2. In afwijking van artikel 8, § 2, bekomt de ambtenaar benoemd tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), die geslaagd was voor het examen voor verhoging in graad tot de graad van eerste technicus der vorsing (rang 22) of tot de graad van eerste correspondent der vorsing (rang 22) dat afgesloten of in uitvoering was vóór 1 januari 1997, de weddenschaal 26 N. § 3. De ambtenaar op wie § 2 van toepassing is, bekomt op de eerste dag van de maand volgend op de datum van afsluiting van de notulen van het examen voor verhoging in de vroeger in rang 22 ingedeelde graad de hierna vermelde bijzondere weddenschaal : 17.013,24 - 25.480,87 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) »

Art. 3.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 33.§ 1. In afwijking van artikel 8, § 2, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 36 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat benoemd wordt tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), de weddenschaal 26 N. § 2. De ambtenaar op wie § 1 van toepassing is, bekomt op de eerste dag volgend op de datum van afsluiting van de notulen van het examen voor verhoging in weddenschaal waarnaar verwezen wordt in voormeld artikel 36 de hiernavermelde bijzondere weddenschaal : 17.013,24 - 25.480,87 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) »

Art. 4.Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 34.§ 1. In afwijking van artikel 8, § 1, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig de artikelen 43 en 46, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat benoemd wordt tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) en die minder dan zes jaar graadanciënniteit heeft, de hiernavermelde bijzondere weddenschaal : 15.747,52 - 24.215,15 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) § 2. In afwijking van artikel 8, § 1, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig de artikelen 43 en 46, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat benoemd wordt tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) en die zes jaar graadanciënniteit heeft, de hiernavermelde bijzondere weddenschaal : 16.513,63 - 24.981,26 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) § 3. In afwijking van artikel 8, § 2, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig de artikelen 43 en 46, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat benoemd wordt tot de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) en die negen jaar graadanciënniteit heeft, de weddenschaal 26 N. »

Art. 5.Een artikel 35bis , luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : « Art. 35bis . In afwijking van artikel 9, § 1, behoudt de ambtenaar die titularis is van de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28), die voorheen bekleed was met de graad van eerste technisch adjunct (rang 24), het voordeel van de hierna vermelde bijzondere weddenschaal : 20.663,27 - 29.748,33 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 102 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) »

Art. 6.De weddenschaal vermeld in artikel 36 van hetzelfde besluit wordt door volgende weddenschaal vervangen : 17.552,58 - 26.637,64 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 102 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A)

Art. 7.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 37.§ 1. In afwijking van artikel 14, § 2, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 35, §§ 1, 2 en 3, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26), de weddenschaal 26 N. § 2. De ambtenaar op wie § 1 van toepassing is, bekomt naargelang van het geval : - op de datum van benoeming in de vroeger in rang 22 ingedeelde graad; - op de eerste dag van de maand volgend op de datum van afsluiting van de notulen van het examen voor verhoging in de vroeger in rang 22 ingedeelde graad; - op de eerste dag volgend op de datum van afsluiting van de notulen van het examen voor verhoging in weddenschaal verbonden aan de graad van niveau 2; de hierna vermelde bijzondere weddenschaal : 17.013,24 - 25.480,87 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) »

Art. 8.Artikel 38 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 38.§ 1. In afwijking van artikel 14, § 1, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig de artikelen 44 en 46, § 2 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat benoemd wordt tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26), en die minder dan zes jaar graadanciënniteit heeft, de hierna vermelde bijzondere weddenschaal : 15.747,52 - 24.215,15 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) § 2. In afwijking van artikel 14, § 1, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig de artikelen 44 en 46, § 2 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat benoemd wordt tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26), en die zes jaar graadanciënniteit heeft, de hiernavermelde bijzondere weddenschaal : 16.513,63 - 24.981,26 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) § 3. In afwijking van artikel 14, § 2, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig de artikelen 44 en 46, § 2 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat benoemd wordt tot de graad van onderhoudstechnicus (rang 26), en die negen jaar graadanciënniteit heeft, de weddenschaal 26 N. »

Art. 9.Artikel 41 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 41.§ 1. In afwijking van artikel 18, § 2, behoudt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 40, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), die titularis was van de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) en die voorheen bekleed was met de graad van hoofdtechnicus der vorsing (rang 23) of van eerste technicus der vorsing (rang 22) de weddenschaal 26 N. § 2. In afwijking van artikel 18, § 2, behoudt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 40, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), die titularis was van de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) en die geslaagd was voor het examen voor verhoging in graad tot de graad van eerste technicus der vorsing (rang 22) afgesloten of in uitvoering vóór 1 januari 1997, de weddenschaal 26 N. » § 3. In afwijking van artikel 18, § 3, kan de ambtenaar die overeenkomstig artikel 40, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), en die negen jaar graadanciënniteit heeft, binnen de perken van de vacante betrekkingen, de weddenschaal 26 O bekomen. § 4. In afwijking van artikel 18, § 3, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 40, § 2, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), en die titularis was van de graad van gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing (rang 28), de weddenschaal 26 O. »

Art. 10.Een artikel 41bis , luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : « Art. 41bis . § 1. In afwijking van artikel 18, § 2, behoudt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 40, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), en die voorheen titularis was van de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), de weddenschaal 26 N. § 2. In afwijking van artikel 18, § 2, bekomt de ambtenaar, die overeenkomstig artikel 40, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), en die voorheen titularis was van de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26) aangeworven in de weddenschaal 26 M, de weddenschaal 26 N wanneer hij geslaagd is in het examen voor verhoging in weddenschaal verbonden aan de graad van niveau 2+. § 3. In afwijking van artikel 18, § 3, kan de ambtenaar die overeenkomstig artikel 40, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), die voorheen titularis was van de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing (rang 26), en die negen jaar graadanciënniteit heeft, binnen de perken van de vacante betrekkingen, de weddenschaal 26 O bekomen. »

Art. 11.Artikel 42 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 42 § 1. In afwijking van artikel 18, § 1, behoudt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 41, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), het voordeel van de hiernavermelde bijzondere weddenschaal : 15.747,52 - 24.215,15 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) § 2. In afwijking van artikel 18, § 1, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 41, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), en die zes jaar graadanciënniteit heeft, de hierna vermelde bijzondere weddenschaal : 16.513,63 - 24.981,26 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) § 3. In afwijking van artikel 18, § 1, behoudt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 41, § 3, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), het voordeel van de hierna vermelde bijzondere weddenschaal : 16.513,63 - 24.981,26 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 92 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) § 4. In afwijking van artikel 18, § 2, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 41, §§ 1 tot 3, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), en die negen jaar graadanciënniteit heeft, de weddenschaal 26 N.

Art. 12.Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 43.§ 1. In afwijking van artikel 18, § 3, bekomt de ambtenaar, die overeenkomstig artikel 41, § 4, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), de weddenschaal 26 O. § 2. In afwijking van artikel 18, § 3, kan de ambtenaar die overeenkomstig artikel 41, §§ 1, 2, en 3, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), en die negen jaar graadanciënniteit heeft, binnen de perken van de vacante betrekkingen, de weddenschaal 26 O bekomen. § 3. In afwijking van artikel 18, § 3, bekomt de ambtenaar die overeenkomstig artikel 41, § 4, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat ambtshalve benoemd wordt tot de graad van landbouwboekhouder (rang 26), en die bezoldigd wordt in de hiernavermelde weddenschaal, het voordeel van deze laatste : 18.681,29 - 27.766,35 31 x 264,66 22 x 352,81 22 x 705,58 102 x 617,43 (Kl. 23 j. - N. 2+ - G.A) » HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat

Art. 13.In artikel 24 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat wordt § 2 vervangen door volgende bepalingen : « § 2. Alleen de ambtenaren titularis van één van de hierna in de linkerkolom opgenomen en in rang 20 ingedeelde graden, kunnen worden bevorderd tot de ernaast vermelde graad ingedeeld in rang 22 : 1° technicus der vorsing hoofdtechnicus der vorsing Slechts de ambtenaren die geslaagd zijn voor het examen voor verhoging in weddenschaal in rang 20 en die ten minste negen jaar graadanciënniteit hebben sedert de datum van afsluiting van het proces-verbaal van dit examen, kunnen bevorderd worden. 2° eerste geschoold werkman werkmeester Slechts de ambtenaren die geslaagd zijn voor het examen voor verhoging in weddenschaal in rang 20 en die ten minste vier jaar graadanciënniteit hebben sedert de datum van afsluiting van het proces-verbaal van dit examen, kunnen bevorderd worden. »

Art. 14.In artikel 26 van hetzelfde besluit, worden de woorden « technicus der vorsing » bijgevoegd in de linkerkolom en worden de woorden « gespecialiseerd hoofdtechnicus der vorsing » bijgevoegd in de rechterkolom.

Art. 15.In artikelen 35, § 3 en 36, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « 1 januari 1999 » vervangen door de woorden « 31 december 2001 ».

Art. 16.In artikel 38, §§ 1 en 2, van hetzelfde besluit, worden de woorden « van het departement van de operationele diensten en diensten aan de gebruikers » ingevoegd tussen de woorden « weerbureau » en de woorden « van het Koninklijk Meteorologisch Instituut ».

Art. 17.In artikel 41, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « 1 januari 1999 » vervangen door de woorden « 31 december 2001 ».

Art. 18.In artikel 47, § 3, van hetzelfde besluit, worden de woorden « binnen de perken van de vacante betrekkingen » geschrapt.

Art. 19.In artikel 48, § 2, van hetzelfde besluit, worden de woorden « vóór 1 januari 1994 » vervangen door de woorden « vóór 1 juli 1995 ».

Art. 20.In artikel 52 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd andersluidende bepalingen worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor een tussen 1 januari 1995 en 1 januari 1997 afgesloten examen voor verhoging in graad voor de toegang tot een graad vóór 1 januari 1994 ingedeeld in rang 22, beschouwd als zijnde geslaagd voor het examen voor verhoging in weddenschaal bedoeld in artikel 17, § 1. » 2°) § 2 wordt geschrapt. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 21.In de hierna vermelde bepalingen van het koninklijk besluit van 30 april 1999 houdende bezoldigingsregeling van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat zoals door dit besluit gewijzigd voor de periode tussen het in werking treden van dit besluit tot 31 december 2001 worden de in euro uitgedrukte weddenschalen vervangen door de hierna vermelde in frank uitgedrukte weddenschalen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 22.De weddenschalen van de hierna vermelde bepalingen van het koninklijk besluit van 30 april 1999 houdende bezoldigingsregeling van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, zoals door dit besluit gewijzigd, worden, met ingang van 1 oktober 2002, vervangen door de hierna vermelde weddenschalen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 23.Bij toepassing van artikel 38, § 1, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, worden de ambtenaren aangeworven na 1 januari 2001 in de graad van calculator bij het Koninklijk Meteorologisch Instituut, beschouwd als aangeworven in de graad van weervoorspeller met ingang van de in artikel 58 van hetzelfde besluit, vermelde datum.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als het koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van elke wetenschappelijke instelling, met uitzondering van de artikelen 2, 3, 7 en 11 die uitwerking hebben op de erin vermelde datum en ten vroegste op 1 januari 1994 en artikel 22 dat in werking treedt op 1 oktober 2002.

Art. 25.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 26 mei 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE

^