Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 mei 1999
gepubliceerd op 25 juni 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat

bron
diensten van de eerste minister
numac
1999021285
pub.
25/06/1999
prom.
26/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/26/1999021285/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, inzonderheid op artikel 2, op artikel 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1981, op artikel 4, op artikel 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 mei 1995, en op artikel 7;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 januari 1997 betreffende de interdepartementale coördinatie van het federale wetenschapsbeleid;

Gelet op het advies van de Federale interministeriële commissie voor wetenschapsbeleid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 november 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 22 maart 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 22 maart 1999;

Gelet op het protocol nr. 89/1 van 7 mei 1999 van het Sectorcomité I - Algemeen bestuur;

Overwegende enerzijds dat, voor een goed personeelsbeheer, het aangewezen is binnen elke wetenschappelijke inrichting van de Staat een directieraad op te richten, die uitsluitend is samengesteld uit eigen personeelsleden en anderzijds dat het statuut van de inrichtingen in overeenstemming dient gebracht te worden met de gevolgen van de recente Staatshervorming en de afschaffing van de ministeriële comités;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd door de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het absoluut noodzakelijk is dat de federale Interministeriële Commissie voor Wetenschapsbeleid zo vlug mogelijk haar nieuwe bevoegheden kan uitoefenen;

Overwegende dat dit besluit zo spoedig mogelijk van kracht moet worden zodat de nieuwe directieraden van de federale wetenschappelijke instellingen vlug geïnstalleerd kunnen worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Wetenschapsbeleid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organieke bepalingen

Artikel 1.Artikel 2, eerste en tweede lid, van het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, wordt vervangen door de volgende leden : « Ze worden door Ons opgericht, op voorstel van de bevoegde Minister, nadat de Federale interministeriële commisie voor wetenschapsbeleid erover een gemotiveerd advies uitgebracht heeft en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers.

Hun opdrachten en hun niveau worden door Ons onder dezelfde voorwaarden vastgesteld, onverminderd de bepalingen van de administratieve en begrotingscontrole. »

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1981, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « Deze indeling wordt uitgevoerd volgens criteria die goedgekeurd zijn door de Ministerraad, nadat de Federale interministeriële commissie voor wetenschapsbeleid erover een gemotiveerd advies uitgebracht heeft.»; 2° in het derde lid worden de woorden « wettelijk of wetenschappelijk diploma » vervangen door de woorden « academisch diploma ».

Art. 3.Artikel 4, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende lid : « De structuur van iedere inrichting van het eerste en van het tweede niveau in de vorm van departementen en/of afdelingen wordt vastgesteld door Ons, op voorstel van de bevoegde Minister, nadat de Federale interministeriële commissie voor wetenschapsbeleid erover een gemotiveerd advies uitgebracht heeft en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, met inachtneming van de in het derde lid van artikel 3 vermelde beoordelingselementen. »

Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 mei 1995, worden de volgende wijzingingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « Iedere inrichting omvat : 1° wetenschappelijk personeel, met inbegrip van het personeel belast met een leidinggevende functie;2° toegevoegd vorsingspersoneel;3° beheerspersoneel.»; 2° het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « Voormelde statuten worden door Ons vastgesteld, bij in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de Minister onder wie Ambtenarenzaken ressorteert, nadat de Federale interministeriële commissie voor wetenschapsbeleid erover een gemotiveerd advies uitgebracht heeft. De Commissie brengt advies binnen de maand volgend op aanvraag. Na deze termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn. »

Art. 5.Artikel 7, § 5, derde lid, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 7bis.§ 1. In iedere inrichting wordt een directieraad ingesteld, die dezelfde bevoegdheden uitoefent als die welke zijn toegekend aan de directieraad van een federaal ministerie conform de op de Rijksambtenaren van toepassing zijnde bepalingen van het statuut.

Deze directieraad is niet bevoegd voor het personeel belast met een leidinggevende functie.

De directieraad is samengesteld uit het inrichtingshoofd en de departementshoofden.

De bevoegde Minister kan hieraan een of meerdere afdelingshoofden toevoegen waarvan het hernieuwbare mandaat twee jaar bedraagt.

De directieraad wordt voorgezeten door het inrichtingshoofd of, bij gebrek aan inrichtingshoofd, door het lid van de directieraad dat aangewezen wordt door de bevoegde Minister. De voorzitter wijst het lid van de directieraad aan dat hem vervangt in geval van verhindering of afwezigheid. § 2. De Minister kan in elke inrichting een college van diensthoofden oprichten.

Het college van diensthoofden is samengesteld uit het inrichtingshoofd, de departementshoofden en de afdelingshoofden.

De bevoegde Minister kan hieraan een of meerdere personeelsleden van niveau 1 toevoegen waarvan het hernieuwbare mandaat twee jaar bedraagt.

Het college van diensthoofden wordt voorgezeten door het inrichtingshoofd of, bij gebrek aan inrichtingshoofd, door het lid van de directieraad dat door de bevoegde Minister wordt aangewezen. De voorzitter wijst het lid van de directieraad aan dat hem vervangt in geval van verhindering of afwezigheid. § 3. De directieraad en het college van diensthoofden stellen hun intern reglement op.

Het intern reglement stelt ten minste het aantal vergaderingen, de aanwezigheidsquorums en de meerderheid om geldig te kunnen beslissen vast. Het stelt tevens de voorwaarden voor de geheime stemming vast, die verplicht is voor iedere individuele beslissing die wordt genomen met betrekking tot een personeelslid.

Het wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en wordt aan ieder personeelslid verstrekt door het instellingshoofd. » HOOFDSTUK II. - Bijzondere, overgangs- en slotbepalingen

Art. 7.De Wetenschappelijke raad van iedere inrichting blijft bevoegd voor de dossiers met betrekking tot de personeelsleden, die in gang gezet zijn voor de datum van bekendmaking van dit besluit.

Art. 8.In de Nederlandse versie van dit besluit en in ieder besluit of iedere verordening waarin er sprake van is, worden de woorden « wetenschappelijke inrichting », « inrichting » en « inrichtingshoofd » vervangen door respectievelijk de woorden « wetenschappelijke instelling », « instelling » en « instellingshoofd ».

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF

^