Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 juni 2002
gepubliceerd op 29 juni 2002

Koninklijk besluit houdende vaststelling van de wijze waarop de kansspelcommissie klachten en bezwaren in ontvangst neemt

bron
ministerie van justitie
numac
2002009602
pub.
29/06/2002
prom.
26/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/26/2002009602/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 JUNI 2002. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de wijze waarop de kansspelcommissie klachten en bezwaren in ontvangst neemt


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, inzonderheid op artikel 20, vijfde lid;

Gelet op het advies van de kansspelcommissie, gegeven op 4 oktober 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 april 2001;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 5 september 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° de wet : de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers;2° de commissie : de kansspelcommissie;3° klacht : iedere aangifte door een natuurlijk persoon of door een rechtspersoon van feiten die strijdig zijn met zekere bepalingen van de wet, en die een misdrijf uitmaken;4° bezwaar : iedere aangifte door een natuurlijk persoon of door een rechtspersoon van feiten die strijdig met zekere bepalingen van de wet, en die geen misdrijf uitmaken. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.Ieder natuurlijke persoon of rechtspersoon kan kosteloos een klacht of een bezwaar indienen bij de commissie met betrekking tot materies die verband houden met haar bevoegdheid overeenkomstig de wet. HOOFDSTUK III. - Procedure A. KLACHTEN

Art. 3.De leden van de commissie en van haar secretariaat treden bij ontvangst van klachten op in hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie overeenkomstig artikel 15, § 1, van de wet.

Art. 4.De artikelen 11 en 32 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken zijn van toepassing op de processen-verbaal die de leden van de commissie en van het secretariaat ervan opmaken in hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.

Art. 5.Iedere mondelinge en schriftelijke klacht, alsook alle in het kader van de behandeling van die klacht ontvangen aangiften, verkregen inlichtingen en gedane vaststellingen worden opgetekend in een proces-verbaal dat de identiteit van de auteur ervan vermeldt.

Een afschrift van het proces-verbaal van het verhoor waarop het dossiernummer is vermeld, wordt aan de klager bezorgd.

Iedere klacht wordt ingeschreven in een daartoe bestemd register en medegedeeld aan de bevoegde procureur des Konings.

De bepalingen van het Wetboek van strafvordering zijn van toepassing op de procedure inzake ontvangst en behandeling van klachten.

Art. 6.In geval de commissie van oordeel is dat de klacht geen betrekking heeft op een materie die tot haar bevoegdheid behoort, verwijst zij de klager naar de bevoegde politiediensten.

B. BEZWAREN

Art. 7.De bepalingen van Hoofdstuk V van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, zijn van toepassing op de procedure inzake ontvangst en behandeling van bij de commissie ingediende bezwaren.

Art. 8.Het mondeling of schriftelijk bezwaar wordt genummerd en door een lid van het secretariaat ingeschreven in een daartoe bestemd register.

Een schriftelijke bevestiging van de ontvangst van het bezwaar, met vermelding van het refertenummer, wordt aan de klagende partij bezorgd.

Art. 9.In geval de persoon die een bezwaar uit, anoniem wenst te blijven, mag zijn identiteit alleen gekend zijn door de persoon die het bezwaar ontvangt.

In geval deze laatste van het dossier wordt ontheven, wijst de voorzitter van de commissie een ander persoon aan.

Indien de commissie eist dat de identiteit van de persoon die een bezwaar uit wordt bekendgemaakt, moet het lid van het secretariaat dat het bezwaar heeft ontvangen, haar alleen meedelen aan de voorzitter van de commissie.

Art. 10.§ 1. De commissie onderzoekt de ontvankelijkheid van het bezwaar, en stelt de persoon die het bezwaar uit schriftelijk in kennis van haar gemotiveerde beslissing.

De commissie kan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren in geval : 1° zij van oordeel is dat het bezwaar geen betrekking heeft op materies die tot haar bevoegdheid behoren;2° het betrekking heeft op een zaak of op personen die ook zijn bedoeld in een bezwaar dat reeds niet-ontvankelijk is verklaard, en ter zake geen nieuw element bevat; § 2. De commissie kan beslissen om de persoon die een bezwaar uit, eventueel bijgestaan door zijn raadsman, te horen in het kader van het onderzoek naar de ontvankelijkheid van zijn bezwaar.

Ingeval de persoon die een bezwaar uit daarom verzoekt, moet de commissie hem horen. Hij kan daarbij worden bijgestaan door zijn raadsman. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 12.Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^