26 JULI 2007. - Koninklijk besluit waarbij de grensbedragen van de toegelaten beroepsinkomsten voor bepaalde gepensioneerden verhoogd worden

VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer Uwe Majesteit een koninklijk besluit voor te leggen, genomen ter uitvoering van artikel 15 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen.

Dit koninklijk besluit heeft tot doel, wat de pensioenen van de overheidssector betreft, de versoepeling van de regels inzake toegelaten arbeid na de wettelijke pensioenleeftijd verder te zetten.

Met dat doel worden de grensbedragen van de toegelaten beroepsinkomsten, vanaf 1 januari 2006, verhoogd met 15 pct. voor de personen die, in de openbare sector, hetzij een rustpensioen genieten, hetzij een overlevingspensioen gecumuleerd met een rustpensioen, en die de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben. Het aldus verkregen bedrag wordt nogmaals met 10 pct. verhoogd vanaf 1 januari 2007.

Deze maatregel zal vanzelfsprekend ook toegepast worden op de gepensioneerden van de openbare sector die ambtshalve op pensioen gesteld werden vóór de leeftijd van 65 jaar om een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid.

Er werd rekeninggehouden met het advies van de Raad van State, in het bijzonder voor wat betreft de datum van ondertekening van het protocol van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

26 JULI 2007. - Koninklijk besluit waarbij de grensbedragen van de toegelaten beroepsinkomsten voor bepaalde gepensioneerden verhoogd worden ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 7 november 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 21 november 2005;

Gelet op het advies van het Comité Overheidsbedrijven, gegeven op 13 fébruari 2006;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 10 april 2006;

Gelet op het protocol van 26 juni 2006 van het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het advies nr. 40.927/2 van de Raad van State, gegeven op 27 juni 2007;

Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 4, § 1, van de voornoemde wet van 5 april 1994 vervangen bij het koninklijk besluit van 23 december 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 juli 2004 en 13 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het bedrag van 13.556,68 EUR, zoals bepaald in het eerste lid, 1° en 4°, wordt vervangen : - op 1 januari 2006 door het bedrag van 15.590,18 EUR; - op 1 januari 2007 door het bedrag van 17.149,20 EUR; 2° het bedrag van 10.845,34 EUR, zoals bepaald in het eerste lid, 2°, en in het tweede lid, wordt vervangen : - op 1 januari 2006 door het bedrag van 12.472,14 EUR; - op 1 januari 2007 door het bedrag van 13.719,36 EUR.

Art. 2.In artikel 9, eerste lid, van deze wet van 5 april 1994, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 2002 en 31 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het bedrag van 13.556,68 EUR, zoals bepaald in het eerste streepje, wordt vervangen : - op 1 januari 2006 door het bedrag van 15.590,18 EUR; - op 1 januari 2007 door het bedrag van 17.149,20 EUR; 2° het bedrag van 10.845,34 EUR, zoals bepaald in het tweede streepje, wordt vervangen : - op 1 januari 2006 door het bedrag van 12.472,14 EUR; - op 1 januari 2007 door het bedrag van 13.719,36 EUR.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006.

Art. 4.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 juli 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK