gepubliceerd op 28 mei 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging en verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1)
26 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging en verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 maart 2001, inzonderheid de artikelen 6, 7 en 10;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging en verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Koninklijk besluit van 19 maart 2001, Belgisch Staatsblad van 15 mei 2001. {abta} Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 Wijziging en verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst geregistreerd op 8 oktober 1999 onder het nummer 52545/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de geldigheidsduur te verlengen en wijzigingen aan te brengen aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 1997 en verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 1998. HOOFDSTUK II. - Wijzigende bepalingen
Art. 2.In het artikel 6 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 wordt het tweede streepje vervangen door de volgende bepaling : « de minimumleeftijd hebben bereikt op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Deze minimumleeftijd is vastgesteld op 55 jaar in 1997 en 56 jaar in 1998, 1999 en 2000. »
Art. 3.Het artikel 7 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 wordt vervangen door de volgende bepaling : « de arbeidsovereenkomst van de in artikel 5 bedoelde arbeiders moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De minimumleeftijd van 55 jaar en 56 jaar moeten respectievelijk vóór 1 januari 1998 en 1 januari 2001 bereikt zijn. »
Art. 4.Artikel 10 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", bedoeld in de hoofdstukken II en III, worden vastgesteld op : 5 894 BEF voor de ongeschoolde werkman; 7 036 BEF voor de geoefende werkman; 8 344 BEF voor de geschoolde werkman van de eerste graad; 9 444 BEF voor de geschoolde werkman van de tweede graad; 10 388 BEF voor de werkman die gedurende tien jaar tenminste de kwalificatie ploegbaas B heeft genoten; 11 332 BEF voor de werkman die gedurende tien jaar de kwalificatie meestergast heeft genoten.
Voor de arbeiders die behoren tot de categorie "samenwonende met 1 beroepsinkomen " zoals gedefinieerd in het artikel 110, § 1, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, worden de bovenstaande maandbedragen vermeerderd met 1 000 BEF. »
Art. 5.Het artikel 15 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 wordt aangevuld met de volgende bepaling : « en voor de vier kwartalen van 1999 en voor de vier kwartalen van 2000. » HOOFDSTUK III.- Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur.
Zij heeft de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 1998 houdende verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" op.
Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en treedt buiten werking op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 februari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX