gepubliceerd op 08 februari 2023
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 november 2020 tot uitvoering van uitvoeringsverordening 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen
26 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/11/2020 pub. 18/11/2020 numac 2020043563 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot uitvoering van uitvoeringsverordening 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen sluiten tot uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1937Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1937 pub. 15/12/2021 numac 2021043109 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart gewijzigd door de wet van 2 januari 2001, artikelen 2 en 5, § 1;
Gelet op de uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen, artikelen 16 en 21, § 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/11/2020 pub. 18/11/2020 numac 2020043563 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot uitvoering van uitvoeringsverordening 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen sluiten tot uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;
Gelet op advies 72.347/4 van de Raad van State, gegeven op 12 december 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/11/2020 pub. 18/11/2020 numac 2020043563 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot uitvoering van uitvoeringsverordening 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen sluiten tot uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen wordt aangevuld als volgt: 6° modelluchtvaartuig: UAS uitgevoerd in het kader van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging;7° modelluchtvaartterrein: een welbepaald gebied op het land of op het water dat bestemd is om te worden gebruikt voor het opstijgen en het landen van modelluchtvaartuigen;8° vliegzone voor modelluchtvaartuigen: een deel van het luchtruim waar het vliegen met modelluchtvaartuigen toegelaten is;9° immersievlucht (First Person View-FPV): een vlucht waarbij de bestuurder op een beeldscherm kijkt naar rechtstreekse beelden die worden gefilmd door een camera geplaatst in het modelluchtvaartuig.
Art. 2.Artikel 12, eerste lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt: ", behalve indien dit slechtsUAS betreffen die enkel voor privé-doeleinden worden gebruikt en waarvan de maximale startmassa minder dan 900 gram bedraagt."
Art. 3.In hetzelfde besluit, wordt een Hoofdstuk 4/1 - UAS-vluchtuitvoeringen in het kader van Belgische modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen ingevoegd als volgt: « Hoofdstuk 4/1 - UAS-vluchtuitvoeringen in het kader van Belgische modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 17/1.§ 1. In toepassing van artikel 16, lid 4 van verordening (EU) 2019/947 mogen de modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen namens hun leden overgaan tot de registraties bedoeld in artikel 4. § 2. UAS-vluchtuitvoeringen binnen in het kader van modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen mogen alleen plaatsvinden op een permanent of tijdelijk modelluchtvaartterrein dat is opgericht met toelating van de directeur-generaal nadat hij heeft vastgesteld dat voldaan werd aan de bepalingen van bijlage 1 van dit besluit.
De in het eerste lid bedoelde toelating is vanaf de datum van afgifte vijf jaar geldig voor een permanent modelluchtvaartterrein en maximaal 31 dagen voor een tijdelijk modelluchtvaartterrein. Het kan overeenkomstig de in bijlage 1 bedoelde voorwaarden verlengd worden. § 3. UAS-vluchtuitvoeringen met een maximum startmassa van 150 kg of meer of die voortgestuwd worden door een turbinemotor aangedreven door vloeibaar gas, door een pulserende straalmotor of door een raketmotor zijn onderworpen aan een voorafgaande toelating van de directeur-generaal.
Art. 17/2.Elke eigenaar van een modelluchtvaartuig, of bij gebrek daaraan elke bestuurder dient rechtstreeks of via het collectieve verzekeringscontract afgesloten voor hun leden door zijn modelluchtvaartuigclub of -vereniging een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten om de lichamelijke en materiële schade aan derden te dekken.
Elke modelluchtvaartuigclub dient rechtstreeks of via een modelluchtvaartvereniging een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten om de lichamelijke en materiële schade aan derden te dekken. Afdeling 2. - Bepalingen betreffende piloten
op afstand van een modelluchtvaartuig
Art. 17/3.§ 1. De piloot op afstand van een modelluchtvaartuig is ten minste houder van: 1° een brevet A dat de houder toelating geeft om te vliegen met een modelluchtvaartuig met een maximaal startgewicht van 12kg of minder (categorie 1), al dan niet uitgerust met: a.een of meer zuigermotoren met een totale maximale cilinderinhoud van niet meer dan 52 cc; b. één of meer elektromotor(en) met een gecombineerd vermogen van niet meer dan 3000 watt;c. een of meer turboreactor(en) met een maximale stuwkracht van de gecombineerde motor(en) van niet meer dan 100 newton;2° een brevet B die de houder ervan toelating geeft modelluchtvaartuigen niet bedoeld onder 1° en/of met een maximaal startgewicht van 25kg of minder (categorie 2) of van 150kg of minder (categorie 3) te besturen. Om demonstratievluchten uit te voeren, beschikt de piloot op afstand van een modelluchtvaartuig over een brevet B en een kwalificatie die is afgegeven na het demonstreren van een hoog niveau van bekwaamheid om met zijn luchtvaartuig(en) een demonstratie te geven voor het publiek.
Modelluchtvaartuigclub of -verenigingen zorgen voor de theoretische en praktische opleiding voor hun leden overeenkomstig de bepalingen van bijlage 2. § 2. Om met categorie 1-modelluchtvaartuigen te mogen vliegen, moet een piloot op afstand ten minste 14 jaar oud zijn en houder van een brevet A. Om met categorie 2 of 3-modelluchtvaartuigen te mogen vliegen, moet een piloot op afstand ten minste 16 jaar oud zijn en houder van een brevet B. Het machtigt zijn houder alleen tot het besturen van een categorie 3-modelluchtvaartuig indien de modelluchtvaartuigclub of -vereniging heeft erkend dat hij in staat is dit model veilig te besturen.
Om demonstratievluchten uit te voeren, moet een piloot op afstand ten minste 16 jaar oud zijn, houder van een brevet B en een kwalificatie om demonstratievluchten uit te voeren. Het machtigt zijn houder alleen tot het besturen van een modelluchtvaartuig waarvoor de modelluchtvaartuigclub of -vereniging heeft erkend dat hij in staat is dit model op een nauwkeurig gecontroleerde manier te besturen, in een gecontroleerde omgeving en onafhankelijk van de weersomstandigheden (windsterkte en -richting, enz.).
Er geldt geen minimumleeftijd voor piloten op afstand als zij vluchten uitvoeren onder rechtstreeks toezicht van een piloot of afstand die houder is van een brevet A en/of B. Een kandidaat die een opleiding voor een brevet A volgt, mag alleen vliegen onder toezicht van een piloot die houder is van een brevet A. In afwijking van het eerste lid, eenieder die de beoefening van modelluchtvaart wenst te ontdekken, mag, zonder nog lid te zijn van een club of vereniging, gebruik maken van de besturingsorganen van een modelluchtvaartuig van categorie 1 onder toezicht van een lid dat ten minste in het bezit is van een brevet A en dat optreedt als opleidingsinstructeur voor de enige duur die voor deze ontdekking noodzakelijk is. § 3. In afwijking van paragraaf 1, in het kader van een door een modelluchtvaartuigclub of -vereniging georganiseerde internationale modelluchtvaartuigen ontmoeting met een beperkte duur van 30 dagen, kan een piloot op afstand die lid is van een buitenlandse modelluchtvaartuigclub of -vereniging deelnemen aan de ontmoeting en eventuele oefeningssessies indien: 1° de piloot op afstand geen lid is van een Belgische modelluchtvaartuigclub;2° de piloot op afstand geregistreerd is als UAS-exploitant overeenkomstig artikel 14, § 5 of 16, § 4 van verordening (EU) 2019/947 en beschikt over een verzekering die gelijkwaardig is aan die welke in artikel 17/2 van dit besluit wordt voorgeschreven;3° de modelluchtvaartuigclub of -vereniging informeert de piloot op afstand over de van kracht zijnde regelgeving en zorgt ervoor dat hij in staat is alle risico's in verband met de vluchten te beheersen;4° de vluchten uitgevoerd tijdens de ontmoeting, met inbegrip van de oefenvluchten vinden alleen plaats op een door het DGLV gemachtigd modelluchtvaartterrein.
Art. 17/4.§ 1. Vóór elke vlucht moet de piloot op afstand zich ervan vergewissen dat het luchtvaartuig in staat is de voorgenomen vlucht veilig uit te voeren en met name dat al het nodige onderhoud is uitgevoerd.
Tijdens de gehele duur van de vlucht moet de piloot op afstand van een modelluchtvaartuig : 1° in alle omstandigheden rechtstreeks visueel contact met zijn modelluchtvaartuig houden zonder dat de afstand tussen de piloot op afstand en de modelluchtvaartuig meer dan 400m bedraagt tenzij anders bepaald in de machtiging;2° het vluchttraject van het modelluchtvaartuig volgen en controleren om op deze manier elke botsing met andere luchtvaartuigen of personen en goederen op de grond te vermijden. § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, kan de piloot op afstand van een modelluchtvaartuig een immersievluchtuitvoeren indien een tweede persoon het modelluchtvaartuig permanent in zijn rechtstreeks zichtveld houdt en te allen tijde de piloot op afstand kan informeren over iedere eventuele gevaren om dusdanig van hem een onmiddellijke reactie te verkrijgen. § 3. De piloot op afstand van een modelluchtvaartuig moet te allen tijde een lidmaatschapskaart van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging kunnen voorleggen, of een ander document waaruit blijkt dat de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging. § 4. De piloot op afstand van een modelluchtvaartuig mag niet onder invloed van psychoactieve stoffen of alcohol zijn of ongeschikt zijn om zijn taken uit te voeren.
Art. 17/5.De modelluchtvaartuig club of -vereniging die een brevet of kwalificatie heeft afgegeven, mag de reikwijdte ervan beperken, een brevet of kwalificatie schorsen of intrekken in geval van nalatigheid bij de uitoefening van de toegekende rechten.
Indien de modelluchtvaartuigclub of vereniging een al dan niet opzettelijke overtreding van de bepalingen van dit besluit of de vigerende regelgeving betreffende de luchtvaart en/of een gevaar voor het luchtvaartveiligheid of de veiligheid van personen op de grond vaststelt of vermoedt, stelt zij onmiddellijk het DGLV daarvan in kennis, die alle zinvolle maatregelen kan treffen, met inbegrip van het bevelen aan de club of vereniging om het brevet of de kwalificatie te schorsen of in te trekken voor de periode die zij bepaalt. Afdeling 3. - Vliegvoorschriften
Art. 17/6.Een modelluchtvaartuig vliegt slechts in de vliegzone voor modelluchtvaartuigen vastgelegd voor het modelluchtvaartterrein waar de vlucht plaatsvindt.
De piloot op afstand van een modelluchtvaartuig moet zich houden aan de procedures die door de modelluchtvaartuigclub of -vereniging zijn vastgelegd in haar vluchtreglement zoals bedoeld in bijlage 3 en/of haar intern ordereglement.
Art. 17/7.Een modelluchtvaartuig verleent steeds voorrang aan alle bemande luchtvaartuigen.
Modelluchtvaartuigen mogen niet vliegen: 1° vóór zonsopgang en na zonsondergang, tenzij zij zijn uitgerust met ten minste één knipperlicht waarmee het modelluchtvaartuig 's nachts kan worden gezien en gemakkelijk kan worden onderscheiden van omringende obstakels of andere luchtvaartuigen;2° in weersomstandigheden die niet toelaten dat de piloot op afstand van het modelluchtvaartuig botsingen tijdens de vlucht kan vermijden;3° op een op de grond geprojecteerde afstand van minder dan 30m van toeschouwers, behalve wanneer deze zich achter een beschermingsnet van minstens 1,90m hoogte bevinden dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan;of voor vluchten met modelzweefvliegtuigen, op een vlieghoogte van minder dan 30m boven de toeschouwers en infrastructuren; 4° in de controlegebieden (CTR) van de burgerlijke en militaire luchthavens en in de verboden (P), de gevaarlijke (D) en de beperkte (R) gebieden die vermeld worden in de AIP, behalve met voorafgaand en schriftelijk akkoord van de luchtvaartautoriteiten onder wiens bevoegdheid deze gebieden vallen;5° behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit luchtvaartterrein, op minder dan: a) 1 km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat uitsluitend bestemd is voor helikopters of paramotoren vermeld in de AIP;b) 3 km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor ultralichte motorluchtvaartuigen (ULM) vermeld in de AIP;c) 5 km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor vliegtuigen vermeld in de AIP.6° op minder dan 200m vanhindernissen, behalve met voorafgaande toelating van de eigenaar. Zonder voorafgaande toelating van het DGLV mogen uit een modelluchtvaartuig geen voorwerpen worden geworpen die niet radiogestuurd zijn.
Art. 17/8.Het organiseren van een modelluchtvaartspektakel op een permanent modelluchtvaartterrein is onderworpen aan de voorafgaande melding aan het DGLV. Het organiseren van een modelluchtvaartspektakel op een tijdelijk modelluchtvaartterrein is onderworpen aan de voorafgaande machtiging van het DGLV. In het kader van de promotie van de modelvliegsport of voor pedagogische doeleinden, wordt het organiseren van een demonstratie met modelluchtvaartuigen met een startgewicht van minder dan 1kg buiten een modelluchtvaartterrein onderworpen aan een voorafgaande machtiging van de directeur-generaal indien het terrein binnen een controlegebied (CTR) van burgerlijke en militaire luchthavens gelegen is en, een voorafgaande melding aan het DGLV in de andere gevallen.
De directeur-generaal bepaalt de vorm en de inhoud van deze aanvragen tot machtiging en deze voorafgaande meldingen.
De organisatie van modelluchtvaartspektakels op een modelluchtvaartterrein of demonstraties met modelluchtvaartuigen met een startgewicht van minder dan 1kg gebeurt onder de in bijlage 4 vastgestelde voorwaarden. Afdeling 4. - Toezicht
Art. 17/9.Het DGLV kan te allen tijde audits- en/of inspecties uitvoeren om de naleving van dit besluit te controleren.
De uitbater van een modelluchtvaartterrein, de modelluchtvaartuigclub of -vereniging, haar vertegenwoordigers of leden moeten de ambtenaren van het DGLV vrije toegang verlenen tot de terreinen en gebouwen waarop of waarin de activiteiten worden uitgevoerd. De verantwoordelijke personen dienen tijdens de activiteiten van toezicht beschikbaar te zijn en op eenvoudig verzoek alle documenten aan het DGLV ter beschikking te stellen.
Indien inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden vastgesteld, stelt het DGLV de uitbater van het terrein en/of de modelluchtvaartuigclub of -vereniging daarvan in kennis, waarna deze verplicht zijn de nodige corrigerende maatregelen te nemen overeenkomstig de door het DGLV vastgestelde voorwaarden.
Art. 17/10.§ 1. De Directeur-generaal kan een vergunning voor UAS-vluchtuitvoeringen afgegeven aan een modelluchtvaartuigclub of -verenigingen bedoeld in artikel 16 van verordening (EU) 2019/947 intrekken of schorsen indien zijn houder met opzet of uit onachtzaamheid zich niet schikt of schikte naar de eisen van de genoemde verordening of dit besluit. § 2. De Directeur-generaal kan een machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein intrekken of schorsen als de houder van een machtiging, om redenen die hem zijn toe te rekenen: 1° duidelijk niet langer voldoet aan de criteria vermeld in bijlage 1 van dit besluit;of 2° te kwader trouw verkeerde informatie aan het DGLV heeft verstrekt waardoor een juiste voorstelling van de feiten onmogelijk wordt gemaakt;of 3° het bewijs heeft geleverd onvoldoende bekwaam te zijn om een modelluchtvaartterrein uit te baten;of 4° de veiligheid van personen of goederen op de grond in het gedrang heeft gebracht;of 5° maatregelen heeft genomen om de luchtvaartveiligheid te herstellen zonder een toereikend veiligheidsniveau te bereiken."
Art. 4.In hetzelfde besluit, wordt in Hoofdstuk 5 - Overgangsbepalingen een afdeling 3 ingevoegd als volgt: "Afdeling 3 - Modelluchtvaart
Art. 21/1.Een piloot op afstand van een modelluchtvaartuig die op 31 december 2022 houder is van een door de Association d'Aéromodélisme (AAM) afgegeven geldig "brevet élémentaire" of een door de Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML) afgegeven geldig brevet A, behaalt een brevet A zoals bedoeld in artikel 17/3, paragraaf 1, eerste lid, 1°.
Een piloot op afstand van een modelluchtvaartuig die op 31 december 2022 houder is van een door de Association d'Aéromodélisme (AAM) afgegeven geldig "brevet d'aptitude" of een door de Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML) afgegeven geldig brevet B, behaalt een brevet B als bedoeld in artikel 17/3, paragraaf 1, eerste lid, 2°.
Een piloot op afstand van een modelluchtvaartuig die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit houder is van een geldig demonstratiebrevet of demonstratiekwalificatie afgegeven door de Association d'Aéromodélisme (AAM) of de Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML), behaalt een brevet B en een kwalificatie om demonstratievluchten uit te voeren zoals bedoeld in artikel 17/3, paragraaf 1, eerste lid, 2° en tweede lid.
Eenieder die op 31 december 2022 niet in het bezit is van een geldig brevet A, heeft één jaar om een brevet te verkrijgen overeenkomstig artikel 17/3 van dit besluit.
Art. 21/2.De machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein die, op 31 december 2022 nog geldig is, wordt ambtshalve omgezet in een machtiging overeenkomstig dit besluit voor de resterende duur van de machtiging."
Art. 5.In hetzelfde besluit, wordt artikel 22 opgeheven.
Art. 6.In hetzelfde besluit, worden de bijlagen 1 tot 4, die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen, ingevoegd.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023.
Art. 8.De minister bevoegd voor de luchtvaart is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 december 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET
Bijlage van het koninklijk besluit van 26 december 2022 tot wijziging van het koninklijke besluit van 8 november 2020 tot uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN VOOR PERMANENTE OF TIJDELIJKE MODELLUCHTVAARTTERREINEN 1. Voorwaarden voor de vestiging van een modelluchtvaartterrein 1.1. Plaats van vestiging Het is verboden een modelluchtvaartterrein aan te leggen: 1° in de controlegebieden (CTR) van de burgerlijke en militaire luchthavens en in de verboden (P), de gevaarlijke (D) en de beperkte (R) gebieden die vermeld worden in de AIP, behalve met voorafgaand en schriftelijk akkoord van de luchtvaartautoriteiten onder wiens bevoegdheid deze gebieden vallen;2° op minder dan 1km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat uitsluitend bestemd is voor helikopters vermeld in de AIP, behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit luchtvaartterrein;3° op minder dan 1km van het referentiepunt van een terrein dat uitsluitend bestemd is voor paramotoren vermeld in de AIP, behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit terrein;4° op minder dan 3km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor ultralichte motorluchtvaartuigen (ULM) vermeld in de AIP, behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit luchtvaartterrein;5° op minder dan 5 km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor vliegtuigen vermeld in de AIP, behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit luchtvaartterrein. De minimale afstand tussen modelluchtvaartterreinen bedraagt 3 km, tenzij interferentie technisch onmogelijk is of tenzij de uitbaters van de modelluchtvaartterreinen tot een schriftelijke overeenkomst komen over de verschillende radiofrequenties die zullen gebruikt worden. 1.2. Technische kenmerken 1.2.1 Een modelluchtvaartterrein bestaat ten minste uit de volgende elementen: 1° een start- en landingsbaan waarvan de minimale afmetingen 80 m x 20 m bedragen;2° een gebied voorbehouden voor de piloten en hun modelluchtvaartuigen. In afwijking van het eerste lid bedragen de minimale afmetingen van de start- en landingsbaan van een modelluchtvaartterrein dat uitsluitend bestemd is voor modelhelikopters of multicopters 20 m x 20 m. 1.2.2. De start- en landingsbanen zijn gelegen op een op de grond geprojecteerde afstand van meer dan 40 m van parkings en van constructies, behalve indien deze infrastructuren zich bevinden achter een beschermingsnet van minstens 1.90m hoog dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan.
Indien van toepassing ligt de zone voorzien voor toeschouwers op een afstand van méér dan 30 m van de rand van de baan, behalve als deze zone zich bevindt achter een beschermingsnet van minstens 1,90 m hoog dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan. 1.2.3. Tenzij anders bepaald in de machtiging tot uitbating van het modelluchtvaartterrein, heeft de vliegzone voor modelluchtvaartuigen de vorm van een cilinder met als basis de grond, een maximumhoogte van 120 m en een straal van maximum 400 m vanaf het referentiepunt van het modelluchtvaartterrein, die echter beperkt kan worden door de aanwezigheid van hindernissen.
De maximale hoogte van de vliegzone voor modelluchtvaartuigen kan opgetrokken worden overeenkomstig de voorwaarden van artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/11/2020 pub. 18/11/2020 numac 2020043563 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot uitvoering van uitvoeringsverordening 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen sluiten tot uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen.
Behoudens voorafgaande overeenkomst tussen de houder van de machtiging tot uitbating en de eigenaar of de uitbater van de hindernis, die toelaat om een toereikend veiligheidsniveau te waarborgen voor de activiteiten van modelluchtvaart, mag geen nieuwe hindernis worden geplaats tenzij de afstand tussen de omhulling van de hindernis en de rand van de vliegzone groter is dan 200 m.
In het geval van een overeenkomst tussen de partijen, kan het DGLV een positief advies voor de plaatsing van deze nieuwe hindernis geven. 1.2.4. Het DGLV kan beperkingen opleggen die betrekking hebben op het maximale startgewicht, de motor en/of iedere andere technische maatregel aan de modelluchtvaartuigen in gebruik vanop bepaalde terreinen. 1.3. Machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein 1.3.1. De directeur-generaal bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag tot machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein zoals bedoeld in artikel 17/1, § 2, eerste lid van dit besluit.
Als een aanvrager over verschillende nabijgelegen terreinen beschikt die uitsluitend gebruikt worden voor hellingsvluchten zullen deze terreinen door het DGLV beschouwd worden als één terrein. 1.3.2. De machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein ontslaat geenszins de begunstigde om de vereiste toelating te verkrijgen op grond van andere reglementaire beschikkingen.
In het geval van een wijziging van de gegevens vermeld in de initiële aanvraag, verwittigt de houder van de machtiging tot uitbating het Directoraat-generaal Luchtvaart daarvan binnen een periode van 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van de wijziging. 1.3.3. De houder van de machtiging tot uitbating vraagt minstens twee maanden voor de vervaldatum van de machtiging aan de directeur-generaal de verlenging van de machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein.
Indien dit niet gebeurt, eindigt de machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein op de datum vermeld in de machtiging. § 2. De directeur-generaal bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag tot verlenging.
De houder van de machtiging tot uitbating voegt bij zijn aanvraag tot verlenging een verklaring over de aanwezigheid van nieuwe obstakels in de omgeving van het modelluchtvaartterrein sinds de eerste aanvraag of de vorige verlenging.
Als er sinds de vorige verlenging nieuwe obstakels bijgekomen zijn in de omgeving van het modelluchtvaartterrein die een bijkomende beperking vormen van de vliegzone voor modelluchtvaartuigen, worden deze aangeduid op een topografische kaart op schaal 1/10.000 uitgegeven door het Nationaal Geografisch Instituut (NGI). Deze kaart wordt bij de aanvraag tot verlenging gevoegd. 1.3.4. In het geval van stopzetting van de uitbating van een modelluchtvaartterrein, licht de houder van de machtiging tot uitbating het DGLV daarvan onmiddellijk schriftelijk in.
BIJLAGE 2 BEPALINGEN VOOR DE VERIFICATIE VAN DE BEKWAAMHEID VAN PILOTEN OP AFSTAND VAN MODELLUCHTVAARTUIGEN 1.Voorwaarden om brevetten en kwalificatie te verkrijgen 1.1.1. Om een brevet A te verkrijgen, moet de kandidaat: 1° geslaagd zijn voor het theoretisch examen inzake kennis van de regelgeving van toepassing op modelluchtvaartuigen, daarbij inbegrepen het intern reglement van de modelluchtvaartuigclub of -vereniging waarvan zijn club lid is en het vliegreglement van de modelluchtvaartuigclub waarvan hij lid is;2° geslaagd zijn voor het praktisch examen waarin hij aantoont dat hij zijn modelluchtvaartuig beheerst, met name door het veilig uitvoeren van de vereiste manoeuvres, met inbegrip van het snel aan de grond brengen van zijn modelluchtvaartuig in noodgeval. Het praktisch examen wordt op een modelluchtvaartterrein met één examinator afgenomen. 1.1.2. Om een brevet B te verkrijgen, moet de kandidaat: 1° houder zijn van een brevet A;2° geslaagd zijn voor het praktisch examen waarin de kandidaat: a) aantoont dat hij alle vliegfiguren beheerst waarvoor het toestel is uitgerust;b) zijn vermogen aantoont om zich aan de omgeving aan te passen. Het praktisch examen wordt op een modelluchtvaartterrein afgenomen met twee examinatoren, waarvan ten minste één geen deel uitmaakt van de club waarvan de kandidaat lid is. 1.1.3. Om een kwalificatie te verkrijgen om demonstratievluchten uit te voeren, moet de kandidaat: 1° houder zijn van een brevet B; 2° aan de modelluchtvaartuigclub of -vereniging waarvan hij lid is aangetoond hebben dat hij in staat is een modelluchtvaartuig op een nauwkeurig gecontroleerde manier te besturen, in een gecontroleerde omgeving en onafhankelijk van de weersomstandigheden (windsterkte en -richting, enz.). 1.2.Examinatoren De examinatoren worden door de modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen uit hun leden aangewezen en beschikken over ten minste 3 jaar ervaring en hebben aangetoond dat zij in staat zijn de veilige uitvoering van de vluchten te beoordelen.. 1.3.Geldigheid Het brevet A en het brevet B zijn geldig zolang zijn houder lid blijft van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging die houder is van een vergunning voor UAS-vluchtuitvoeringen overeenkomstig artikel 16 van verordening (EU) 2019/947.
De kwalificatie om demonstratievluchten uit te voeren is twee jaar geldig. Het wordt automatisch verlengd indien de houder gedurende deze twee jaar ten minste eenmaal aan een demonstratie heeft deelgenomen.
Anders moet de piloot op afstand slagen voor het examen bedoeld in punt 1.1.3, 2° .
BIJLAGE 3 INHOUD VAN HET VLIEGREGLEMENT De uitbater van een modelluchtvaartterrein stelt een vliegreglement op die ten minste het volgende bevat : 1° de voorwaarden van de vergunning voor UAS-vluchtuitvoeringen bedoeld in artikel 16 van de verordening (EU) 2019/947 en de voorwaarden van de machtiging tot uitbating;2° elke andere wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn;3° de toepasselijke vereisten voor de modelluchtvaartuigen om toegelaten te worden op het modelluchtvaartterrein;4° de toepasselijke vereisten voor de piloten op afstand om toegelaten te worden op dit modelluchtvaartterrein;5° alle maatregelen die genomen dienen te worden om ongevallen te vermijden;6° het verbod tot het gelijktijdig uitzenden op dezelfde radiofrequentie, behalve op de 2,4 GHz frequentieband;7° de voorschriften voor de veiligheid van het grond- en luchtverkeer, met name de luchtverkeersregels van toepassing op de modelluchtvaartuigen;8° de voorschriften met betrekking tot het zoeken naar een modelluchtvaartuig dat buiten het terrein is geland.9° de voorschiften met betrekking tot het melden van voorvallen overeenkomstig de bapalingen van artikel 19, § 2 van de verordening (UE) 2019/947. Dit vliegreglement moet worden uitgehangen op een goed zichtbare plaats op hun terrein of gepubliceerd worde op hun website.
BIJLAGE 4 MODELLUCHTVAARTSPEKTAKEL 1.1. Modelluchtvaartspektakel op een permanent modelluchtvaartterrein Het organiseren van een modelluchtvaartspektakel op een permanent modelluchtvaartterrein is onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1° de demonstratiegrenslijn wordt door een geschikt middel goed zichtbaar gemaakt op de grond, bijvoorbeeld door middel van een ononderbroken lijn;2° de afstand tussen de demonstratiegrenslijn en het publiek bedraagt voor alle modelluchtvaartuigen minimaal 30m, behalve wanneer het publiek zich achter een beschermingsnet van minimaal 1,90 m hoogte bevindt dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan;3° de organisator zorgt voor een zichtbare en afdoende afsluiting en de nodige signalisatie om het publiek in de voor hen voorbehouden zone te houden;4° de organisator sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af, voldoende om lichamelijke en materiële schade te dekken;5° naargelang de omvang van het modelluchtvaartspektakel wordt de organisator bijgestaan door voldoende veiligheidspersoneel. 1.2. Modelluchtvaartmeeting op een tijdelijke modelluchtvaartterrein De directeur-generaal verleent een machtiging voor een modelluchtvaartuigspektakel op een tijdelijk modelluchtvaartterrein wanneer de volgende voorwaarden zijn voldaan: 1° de demonstratiegrenslijn wordt door een geschikt middel goed zichtbaar gemaakt op de grond bijvoorbeeld door middel van een ononderbroken lijn;2° de afstand tussen de demonstratiegrenslijn en het publiek bedraagt voor alle modelluchtvaartuigen minimaal 30m, behalve wanneer het publiek zich achter een beschermingsnet van minimaal 1,90 m hoogte bevindt dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan;3° de organisator zorgt voor een zichtbare en afdoende afsluiting en de nodige signalisatie om het publiek in de voor hen voorbehouden zone te houden;4° de organisator sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af, voldoende om lichamelijke en materiële schade te dekken;5° naargelang de omvang van de meeting wordt de organisator bijgestaan door voldoende veiligheidspersoneel. 1.3. Demonstraties met modelluchtvaartuigen met een maximaal startgewicht minder dan 1kg Een demonstratie met modelluchtvaartuigen met een maximale opstijgmassa minder dan 1kg wordt onder de in de bijlage van verordening (EU) 2019/947 of onder de volgende voorwaarden uitgevoerd: 1° de piloot op afstand is houder van een geldig brevet B en een kwalificatie om demonstratievluchten uit te voeren;2° de afstand tussen de demonstratiegrenslijn en het publiek bedraagt voor alle types modelluchtvaartuigen minimaal 10m;3° de organisator zorgt voor een zichtbare en afdoende afsluiting en de nodige signalisatie om het publiek in de voor hen voorbehouden zone te houden;4° de organisator sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af voldoende om lichamelijke en materiële schade te dekken;5° naargelang de omvang van de demonstratie wordt de organisator bijgestaan door voldoende veiligheidspersoneel.6° de maximale snelheid van de gebruikte modelluchtvaartuigen bedraagt minder dan 90 km/u;7° de gemotoriseerde modelluchtvaartuigen hebben een elektrische aandrijving. Deze demonstratie met modelluchtvaartuigen met een opstijgmassa van minder dan 1 kg wordt onder de volgende vliegvoorschriften uitgevoerd: 1° de maximale vlieghoogte van het modelluchtvaartuig bedraagt 50 m boven de grond;2° de maximale afstand vanaf de demonstratiegrenslijn (weg van het publiek) bedraagt 100 m;3° de demonstraties worden enkel toegelaten buiten de bebouwde kom, tenzij met voorafgaande toestemming van de burgemeester;4° de modelluchtvaartuigen vliegen niet boven personen en goederen op de grond;5° geen luchtvaartterrein dat uitsluitend bestemd is voor helikopters of paramotoren ligt in een straal van 1 km, behalve met de voorafgaande toelating van de uitbater van dit terrein;6° geen luchtvaartterrein dat bestemd is voor ultralichte luchtvaartuigen (ULM) ligt in een straal van 2 km, behalve met de voorafgaande toelating van de uitbater van dit terrein;7° geen luchtvaartterrein dat bestemd is voor vliegtuigen ligt in een straal van 3 km, behalve met de voorafgaande toelating van de uitbater van dit terrein;8° geen enkel obstakel ligt binnen een straal van 20 m. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 26 december 2022 tot wijziging van het koninklijke besluit van 8 november 2020 tot uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET