gepubliceerd op 19 december 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten
25 NOVEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 12, § 1;
Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 26 oktober 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 oktober 1998;
Gelet op het protocol nr. 307 van 17 november 1998 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de nieuwe mobiliteitsregeling in werking trad op 1 oktober 1998 en er binnen de in de procedure gestelde termijnen reeds beslissingen moeten worden genomen door de bevoegde overheden;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 8 van het koninklijk besluit van 16 juli 1998, betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 8.Wanneer het advies over een vrijwillige mobiliteitsaanvraag gunstig voor het personeelslid is, wordt het personeelslid opgenomen in een reserve van kandidaten voor een overplaatsing. Wanneer een betrekking vacant wordt verklaard, dient de kandidaat die het best beantwoordt aan de vereisten van het ambt een proefperiode van drie maanden te ondergaan. Deze periode vangt aan op een datum die door de directieraad voor een betrekking van niveau 1 en door de leidend ambtenaar voor een betrekking van niveau 2+, 2, 3 of 4 wordt vastgesteld.
Bij het verstrijken van de proefperiode wordt de kandidatuur van het personeelslid definitief aanvaard of verworpen, eveneens naargelang het niveau, door de directieraad of de leidend ambtenaar. Voordien kan de directieraad of de leidend ambtenaar de betrokkene of elk personeelslid dat de nodige inlichtingen kan verstrekken die betrekking hebben op de proefperiode van de betrokkene, horen.
De Dienst Mobiliteit wordt verwittigd van de datum waarop de proefperiode aanvangt alsmede van de beslissing die na de proefperiode wordt genomen. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 november 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT