gepubliceerd op 31 juli 1998
Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten
16 JULI 1998. - Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 12, § 1;
Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 6 juni 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 1 juli 1997;
Gelet op het protocol nr. 280 van 17 december 1997 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad, op 9 januari 1998, betreffende de adviesaanvraag binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 februari 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer
Artikel 1.De volgende overheidsdiensten vallen onder de toepassing van dit besluit : 1° de ministeries en de andere diensten van de ministeries, met uitzondering van de buitenlandse carrières van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;2° de volgende overheidsinstellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de staat vallen : - het Hulp- en Informatiebureau voor Gezinnen van Militairen; - de Regie der Gebouwen; - de Regie voor Maritiem Transport; - het Instituut voor Veterinaire Keuring; - de Dienst voor Regeling der Binnenvaart; - het Nationaal Onderzoekinstituut voor Arbeidsomstandigheden; - het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie; - het Federaal Planbureau; - de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel; - het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau; - het Belgisch Instituut voor Normalisatie; - de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie ten behoeve van de leden van de Militaire Gemeenschap; - het Nationaal Geografisch Instituut; - het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oudstrijders en Oorlogsslachtoffers; - het Paleis voor Schone Kunsten; - de Controledienst voor de Ziekenfondsen en de Nationale Landsbonden van de Ziekenfondsen; - de Controledienst voor de Verzekeringen; - het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle; - de Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders der Diamantnijverheid; - de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid; - het Fonds voor Arbeidsongevallen; - het Fonds voor Beroepsziekten; - de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden; - de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen; - de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering; - het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers; - de Pool van de Zeelieden ter Koopvaardij; - de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers; - de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; - de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten; - het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen; - het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering; - de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie; - de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; - de Rijksdienst voor Pensioenen; - de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid. 3° de volgende andere overheidsdiensten : - het secretariaat van de Nationale Arbeidsraad; - het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven; - het secretariaat van de Hoge Raad voor de Middenstand.
Art. 2.§ 1. Zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling die bij dit besluit is vastgesteld : 1° de vastbenoemde rijksambtenaren;2° de vastbenoemde ambtenaren op wie het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de staat van toepassing is;3° de vastbenoemde personeelsleden van de andere diensten van de ministeries en van de andere overheidsdiensten genoemd in artikel 1, 3°, op wie het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 geheel of gedeeltelijk toepasselijk is verklaard;4° de vastbenoemde ambtenaren van de overheidsinstellingen genoemd in artikel 1, 2°;5° de stagedoende personeelsleden, wat de bepalingen betreffende ambtshalve mobiliteit betreft. § 2. De in paragraaf 1 genoemde personeelsleden die aangeworven zijn volgens een bijzondere benoemingswijze of die het voordeel genoten hebben van een eerste benoeming gebaseerd op bepalingen welke afwijken van die welke in de personeelsstatuten zijn voorgeschreven, zijn gedurende de eerste negen jaar die volgen op hun aanwerving uitgesloten van het voordeel van de vrijwillige mobiliteit. § 3. Voor de toepassing van dit besluit dient onder « personeelsleden » te worden verstaan, alle in paragraaf 1 genoemde categorieën van personeel. HOOFDSTUK II. - De vrijwillige mobiliteit
Art. 3.Onder de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden kan er, door overplaatsing, worden voorzien in een betrekking die vacant is verklaard in een in artikel 1 genoemde overheidsdienst.
De betrekking is vacant verklaard wanneer de beslissing om erin te voorzien, genomen is door de bevoegde overheid.
Art. 4.§ 1. Voor overplaatsing komen uitsluitend in aanmerking de personeelsleden die de volgende voorwaarden vervullen : 1° bij een ter post aangetekende brief en met het formulier dat de bijlage 1 uitmaakt van onderhavig besluit, een overplaatsingsaanvraag hebben ingediend bij de benoemende overheid in de overheidsdienst waarnaar zij wensen te worden overgeplaatst en een afschrift van de aanvraag hebben overgemaakt aan de Dienst Mobiliteit en aan de overheid waarvan zij afhangen;2° zich in een administratieve stand bevinden waarin een ambtenaar zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden;3° ten minste de vermelding « goed » hebben verkregen na hun evaluatie;4° dezelfde graad hebben als die van de vacante betrekking of een graad van dezelfde rang. § 2. In afwijking van paragraaf 1, 4°, kunnen de personeelsleden eveneens worden overgeplaatst in een vacante betrekking die overeenkomt met de graad waarvoor ze geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of voor een examen voor verhoging in graad.
Art. 5.§ 1. Het personeelslid ontvangt, bij een ter post aangetekende brief, ontvangstmelding van zijn overplaatsingsaanvraag. § 2. De overplaatsingsaanvraag is twaalf maanden geldig. Wanneer deze termijn verstreken is en bij gebrek aan hernieuwing van de aanvraag door het personeelslid, bij een ter post aangetekende brief, verliest zij haar geldigheid.
De hernieuwing van de aanvraag verlengt de geldigheidstermijn van de aanvraag voor een nieuwe termijn van twaalf maanden.
Een afschrift van de hernieuwing wordt verzonden naar de Dienst Mobiliteit en naar de overheid waarvan het personeelslid afhangt.
Art. 6.De overplaatsingsaanvraag voor een betrekking van niveau 1 wordt door de directieraad van de betrokken overheidsdienst onderzocht; voor een betrekking van niveau 2+, 2, 3 of 4 wordt zij door de leidend ambtenaar onderzocht.
Onder leidend ambtenaar dient te worden verstaan de ambtenaar die de overheidsdienst leidt.
De directieraad of de leidend ambtenaar brengt een met redenen omkleed advies uit binnen drie maanden die volgen op de indiening van de aanvraag. Een afschrift van dit advies wordt overgemaakt aan de Dienst Mobiliteit. Wanneer deze termijn verstreken is wordt het advies geacht gunstig te zijn.
De directieraad of de leidend ambtenaar horen de kandidaat als zij dat noodzakelijk achten. Zij kunnen zich een afschrift van het administratief dossier van de kandidaat laten bezorgen.
Het in het derde lid bedoelde advies wordt aan de kandidaat medegedeeld binnen tien werkdagen.
Art. 7.Wanneer de toegang tot een vacante betrekking afhankelijk is van het slagen voor een test of een geschiktheidsproef, wordt de kandidaat voor de overplaatsing ertoe toegelaten onder de bij het personeelsreglement vastgestelde voorwaarden en modaliteiten, vooraleer zijn mobiliteitsaanvraag onderzocht wordt.
De geldigheidsduur van de kandidaatstelling zoals vermeld in artikel 5, § 2, wordt opgeschort tot op de datum van het proces-verbaal van de test of de proef.
Art. 8.Wanneer het advies over een vrijwillige mobiliteitsaanvraag gunstig voor het personeelslid is, wordt het personeelslid opgenomen in een reserve van kandidaten voor een overplaatsing. Wanneer een betrekking vacant wordt verklaard, dient de kandidaat die het best beantwoordt aan de vereisten van het ambt een proefperiode van drie maanden te ondergaan. Deze periode vangt aan op een datum die door de benoemende overheid wordt vastgesteld.
Bij het verstrijken van de proefperiode wordt de kandidatuur van het personeelslid definitief aanvaard of verworpen door de overheid die de benoemingsbevoegdheid uitoefent in de betrokken overheidsdienst.
Voordien kan de directieraad of de leidend ambtenaar de betrokkene of elk personeelslid dat de nodige inlichtingen kan verstrekken die betrekking hebben op de proefperiode van de betrokkene, horen.
De Dienst Mobiliteit wordt verwittigd van de datum waarop de proefperiode aanvangt alsmede van de beslissing die na de proefperiode wordt genomen.
Art. 9.§ 1. Tijdens de proefperiode wordt het personeelslid ambtshalve met verlof geplaatst in zijn dienst van herkomst. Dit verlof is niet bezoldigd maar wordt voor het overige gelijkgesteld met een verlof voor stage of om een proefperiode te verrichten. De betrekking van het personeelslid kan op generlei wijze worden toegekend.
In de betrekking van het personeelslid kan worden voorzien hetzij door indienstneming met arbeidsovereenkomst, hetzij door aanwijzing voor de uitoefening van een hoger ambt. § 2. Tijdens de proefperiode blijft het personeelslid onder de toepassing vallen van de regels betreffende de beoordeling van zijn aanspraken en verdiensten en van de tuchtregeling die op hem toepasselijk zijn in zijn overheidsdienst van herkomst.
De bevoegde hiërarchische meerdere van deze overheidsdienst wint daartoe alle nuttige inlichtingen in bij de overheidsdienst waar de proefperiode verricht wordt. § 3. Tijdens de proefperiode is het personeelslid onderworpen aan het hiërarchisch gezag zoals dit reglementair wordt uitgeoefend in de overheidsdienst waarvoor het zijn overplaatsing heeft aangevraagd.
Het moet de arbeidsvoorwaarden naleven welke in deze overheidsdienst worden opgelegd en inzonderheid de plichten, de onverenigbaarheden, de diensturen en de verlofregeling. § 4. Zowel het personeelslid als de betrokken overheidsdienst kunnen de proefperiode voortijdig beëindigen. Deze laatste kan dat enkel indien op grond van een gemotiveerd verslag is aangetoond dat de kandidaat niet voldoet aan de vereisten van het ambt.
Art. 10.§ 1. Het personeelslid van wie de overplaatsingsaanvraag naar een wervingsbetrekking na de proefperiode is aanvaard, heeft voorrang op de kandidaten voor het bekleden van deze betrekking door werving. § 2. De overplaatsing mag geen nadeel berokkenen aan de geslaagden voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of voor een examen voor verhoging in graad of verhoging in weddeschaal. § 3. De inspecteur van financiën, de afgevaardigde van de Minister van Financiën of de regeringscommissaris brengt zijn visum op een wervingsaanvraag aan nadat hij van de Dienst Mobiliteit een attest heeft verkregen waarin vastgesteld wordt dat er voor de bedoelde betrekking geen kandidatuur voor vrijwillige mobiliteit is ingediend.
Dit attest wordt afgeleverd binnen de vijftien dagen na de aanvraag.
Art. 11.De overplaatsing geschiedt door een individueel besluit genomen door de overheid die de benoemingsbevoegdheid uitoefent in de overheidsdienst waarheen het personeelslid wordt overgeplaatst. Dit besluit wordt bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Een afschrift wordt ter kennisgeving gezonden aan de overheid die dezelfde bevoegdheid uitoefent in de overheidsdienst waarvan het personeelslid deel uitmaakte en aan de Dienst Mobiliteit.
Art. 12.§ 1. De overplaatsing sluit van rechtswege de benoeming in tot de graad van de betrekking waarin het personeelslid wordt overgeplaatst. § 2. Het overgeplaatste personeelslid behoudt zijn hoedanigheid en het voordeel van zijn weddeschaal wanneer de overplaatsing gebeurt naar een vacant verklaarde betrekking met dezelfde weddeschaal als die waarvan het personeelslid titularis is.
In voorkomend geval kan de overplaatsing gebeuren in een vacant verklaarde betrekking met een lagere weddeschaal dan die van het personeelslid. Het overgeplaatste personeelslid behoudt zijn hoedanigheid en zijn wedde wordt gehandhaafd tot het, in de aan zijn nieuwe betrekking verbonden weddeschaal, ten minste een gelijke wedde verkrijgt.
Het personeelslid kan enkel in een vacant verklaarde betrekking met een weddeschaal die verkregen wordt door bevordering in weddeschaal worden overgeplaatst als het de genoemde weddeschaal of een hogere weddeschaal geniet.
Onverminderd de vorige leden, is het overgeplaatste personeelslid niet meer onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn overheidsdienst van herkomst op hem van toepassing waren. Het verliest ook het genot van de voordelen, van welke aard ook, die aldaar op hem toepasselijk waren.
Art. 13.In afwijking van de artikelen 3 tot 12, kan een betrekking van rang 17, rang 16 of rang 15 die definitief vacant is in een in artikel 1 genoemde overheidsdienst en waarvoor er geen bijzondere benoemingswijze is vastgesteld, begeven worden door een in artikel 2, § 1, bedoeld vastbenoemd personeelslid, onder de voorwaarden en volgens de procedure die zijn vastgesteld bij de artikelen 20bis tot 20septies van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. HOOFDSTUK III. - De ambtshalve mobiliteit Afdeling 1. - Ambtshalve in mobiliteitstelling
Art. 14.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn toepasselijk op : 1° de personeelsleden die elke aanwijzing voor een betrekking hebben verloren ten gevolge van : a) de afschaffing van hun dienst of een deel van hun overheidsdienst;b) de afschaffing van betrekkingen in de personeelsformatie van hun overheidsdienst;c) het verstrijken van de voor een disponibiliteit of voor een verlof wegens opdracht vastgestelde termijn;d) een bevordering met toepassing van artikel 77, § 3, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het personeel wanneer aan het vakbondsverlof een einde gemaakt wordt;e) een terugzetting in graad, de vernietiging of de intrekking van een onregelmatige bevordering of verandering van graad;2° de personeelsleden die in een overheidsdienst overtallig worden geacht bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit;3° de personeelsleden die door de Pensioenencommisie van de Administratieve Gezondheidsdienst voor de uitoefening van hun functies ongeschikt werden verklaard maar die in aanmerking komen om weder tewerkgesteld te worden in andere functies, verenigbaar met hun gezondheidstoestand.
Art. 15.§ 1. De personeelsleden aangewezen in artikel 14 worden ter beschikking gesteld van de Dienst Mobiliteit van de Dienst van Algemeen Bestuur, met uitzondering van degenen die in artikel 16 worden bedoeld.
De terbeschikkingstelling geschiedt door de overheid die in hun overheidsdienst de benoemingsbevoegdheid uitoefent bij middel van het formulier dat de bijlage 2 uitmaakt van dit besluit. § 2. De Dienst Mobiliteit wordt ermee belast te zorgen voor hun herplaatsing, hun beziging of hun overplaatsing. § 3. Op aanvraag van de Dienst Mobiliteit bezorgen de overheidsdiensten binnen de vijftien werkdagen de lijst per graad van de vacante betrekkingen. § 4. De inspecteur van financiën, de afgevaardigde van de Minister van Financiën of de regeringscommissaris deelt, bij het afsluiten van de jaarlijkse procedure van begrotingscontrole, aan de Dienst Mobiliteit de lijst per graad mede van de wervings- en bevorderingsbetrekkingen waarin voorzien zou kunnen worden tijdens het lopende kalenderjaar. § 5. De Dienst Mobiliteit deelt aan de overheidsdiensten het aantal, de hoedanigheid, de graad, de weddeschaal, het diploma en de ervaring van de ter beschikking gestelde personeelsleden mede. § 6. De Dienst Mobiliteit kan zich een afschrift van het individueel dossier van de betrokkene of elke andere nuttige inlichting laten mededelen.
Art. 16.In geval van overdracht van bevoegdheden van een overheidsdienst naar een andere overheidsdienst, geschiedt de overplaatsing van de personeelsleden die met die bevoegdheden belast zijn ambtshalve naar die andere overheidsdienst.
Art. 17.Het in artikel 14, 2°, bedoelde koninklijk besluit wijst de structurele afdeling of afdelingen van de overheidsdienst aan waar het overschot aan personeelsleden werd vastgesteld, alsook het aantal overtallige personeelsleden per graad en de overeenkomstige betrekkingen in de personeelsformatie.
Het in het eerste lid bedoelde besluit kan ook de opdrachten, werkzaamheden of taken aanwijzen die niet langer in de overheidsdienst moeten worden vervuld.
Art. 18.§ 1. De in artikel 14, 1°, a) en b), bedoelde personeelsleden zijn die welke een graad bekleden die overeenstemt met de afgeschafte betrekkingen.
De in artikel 14, 2°, bedoelde personeelsleden zijn die welke een graad bekleden die overeenstemt met de aangewezen betrekkingen en die worden ingezet voor de opdrachten, werkzaamheden of taken die niet meer in de overheidsdienst verricht moeten worden. § 2. De volgende rangschikking wordt met naleving van de taalwetten ten aanzien van deze personeelsleden gevolgd : 1° het personeelslid met de minste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de minste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, het jongste personeelslid.
Art. 19.Tijdens zijn terbeschikkingstelling van de Dienst Mobiliteit of tijdens zijn bezigingsperiode kan deze dienst het personeelslid een opleiding doen volgen met het oog op het mogelijk maken van zijn herplaatsing of van zijn overplaatsing of met het oog op het gemakkelijker vervullen van de taken die door de beziging worden beoogd.
Art. 20.De personeelsleden die om gezondheidsredenen ongeschikt zijn bevonden voor de uitoefening van hun ambt, mogen slechts worden herplaatst, gebezigd of overgeplaatst om een ambt te vervullen dat verenigbaar is met hun gezondheidstoestand.
Art. 21.§ 1. Tot de uitvoering van de beslissing tot herplaatsing of tot overplaatsing blijft het ter beschikking van de Dienst Mobiliteit gestelde personeelslid verbonden aan zijn overheidsdienst die verder zijn bezoldiging vereffent en uitbetaalt. Het blijft onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen en aan de pensioenregeling die er toepasselijk zijn. Het kan er zijn rechten op bevordering laten gelden. § 2. Het personeelslid bedoeld in artikel 14, 3° kan echter enkel zijn rechten op bevordering laten gelden voor de uitoefening van functies die verenigbaar zijn met zijn gezondheidstoestand. Afdeling 2. - Herplaatsing
Art. 22.§ 1. De Dienst Mobiliteit onderzoekt de wenselijkheid om de hem ter beschikking gestelde personeelsleden te herplaatsen in hun overheidsdienst. § 2. De betrekking waarin de herplaatsing kan gebeuren moet definitief vacant zijn en van eenzelfde graad of eenzelfde rang zijn als die waarvan het personeelslid titularis is.
Het personeelslid moet bovendien houder zijn van het vereiste diploma en voor de geschiktheidstest geslaagd zijn wanneer deze door het personeelsreglement worden vereist. § 3. Wanneer een procedure inzake mutatie of bevordering aan de gang is op het ogenblik dat de beslissing van herplaatsing ter kennis wordt gebracht, wordt het herplaatste personeelslid in voorkomend geval aangewezen voor een vacante betrekking van een graad van lagere rang van hetzelfde niveau. Na het afsluiten van die procedure wordt de betrokkene, zodra een betrekking die overeenstemt met de graad van het herplaatste personeelslid definitief vacant wordt, van ambtswege en bij voorrang voor die betrekking aangewezen. § 4. De beslissing tot herplaatsing wordt genomen door de Minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft voor de personeelsleden van niveau 1 en door het hoofd van bestuur aan wie hij deze bevoegdheid heeft overgedragen voor de personeelsleden van de andere niveaus.
Art. 23.De personeelsleden die in aanmerking komen om in een betrekking te worden herplaatst, hebben voorrang op de gegadigden die in aanmerking komen om die betrekking door vrijwillige mobiliteit of door werving te bekleden. Afdeling 3. - Beziging
Art. 24.§ 1. De beziging geschiedt voor een duur van ten hoogste vijf jaar. § 2. De in paragraaf 1 bepaalde duur van de beziging kan, voor de personeelsleden afkomstig van een afgeschafte overheidsdienst of van een overheidsdienst die een grondige herstructurering heeft ondergaan, op ten hoogste tien jaar worden gebracht bij een met redenen omklede beslissing van de Minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Art. 25.§ 1. Het personeelslid kan worden gebezigd op een betrekking van hetzelfde niveau die definitief vacant is in de personeelsformatie.
Het personeelslid kan eveneens worden gebezigd in een betrekking waarin is voorzien door het bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, bedoeld in artikel 4, § 4, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, op voorwaarde dat de indienstneming niet geschiedt met toekenning van een premie ter uitvoering van artikel 94 van de programmawet van 30 december 1988.
Het personeelslid kan ook worden gebezigd in een betrekking bedoeld in artikel 4, § 1, 2°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, op voorwaarde dat de indienstneming niet geschiedt met toekenning van een premie ter uitvoering van artikel 94 van de programmawet van 30 december 1988 en het niet gaat om de vervanging van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt. § 2. De beslissing tot beziging wordt genomen door de Minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft voor de personeelsleden van niveau 1 en door het hoofd van het bestuur aan wie hij deze bevoegdheid heeft overgedragen voor de personeelsleden van de andere niveaus.
Art. 26.De beziging eindigt : 1° van rechtswege bij het verstrijken van de periode waarvoor ertoe besloten werd;2° van rechtswege, wanneer de betrokkene in zijn overheidsdienst bij bevordering of verandering van graad, voor een andere betrekking wordt aangewezen;3° van rechtswege, wanneer de betrokkene in zijn overheidsdienst wordt aangewezen voor een betrekking van zijn graad waarvoor een wervingsmachtiging werd toegekend;4° van rechtswege door beslissing tot herplaatsing of overplaatsing;5° bij beslissing van de Minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft voor de personeelsleden van niveau 1 of bij beslissing van het hoofd van het bestuur aan wie hij deze bevoegdheid heeft overgedragen voor de personeelsleden van de andere niveaus genomen op grond van een met redenen omkleed verslag van de overheid van de dienst die hen bezigt waarbij wordt vastgesteld dat de betrokkene niet aan de eisen van het ambt voldoet;dit verslag bevat een omstandige en nauwkeurige weergave van de feiten en tekortkomingen die bij de betrokkene werden vastgesteld. Deze wordt vooraf gehoord. Afdeling 4. - Overplaatsing
Art. 27.§ 1. De betrekking waarin de overplaatsing kan gebeuren, moet definitief vacant zijn en van eenzelfde graad of eenzelfde rang zijn als die waarvan het personeelslid titularis is.
Het personeelslid moet bovendien houder zijn van het vereiste diploma en voor de geschiktheidstest geslaagd zijn wanneer deze door het personeelsreglement worden vereist. § 2. De beslissing tot overplaatsing wordt genomen door de Minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft. § 3. De overplaatsing gebeurt, op de datum vastgesteld door de Minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft, bij een individueel besluit genomen door de overheid die de benoemingsbevoegdheid uitoefent in de overheidsdienst waarnaar het personeelslid overgeplaatst wordt.
Een afschrift wordt ter kennisgeving toegestuurd aan de overheid die dezelfde bevoegdheid uitoefent in de overheidsdienst waarvan het personeelslid deel uitmaakte en aan de Dienst Mobiliteit. § 4. Onverminderd de bepalingen van artikel 29, eerste lid, is het overgeplaatste personeelslid niet meer onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn overheidsdienst van herkomst op hem van toepassing waren. Het verliest ook het genot van de voordelen, van welke aard ook, die aldaar op hem toepasselijk waren, onverminderd strijdige bepalingen.
Art. 28.§ 1. De personeelsleden die in aanmerking komen om ambtshalve in een betrekking te worden overgeplaatst, hebben voorrang op de gegadigden die in aanmerking komen om die betrekking door vrijwillige mobiliteit of door werving te bekleden. § 2. De overplaatsing sluit van rechtswege de benoeming in, in de graad van de betrekking waarin het personeelslid wordt overgeplaatst.
Wanneer evenwel een procedure inzake mutatie of bevordering aan de gang is op het ogenblik dat de beslissing tot overplaatsing ter kennis wordt gebracht, wordt het overgeplaatste personeelslid in voorkomend geval aangewezen voor een vacante betrekking van een graad van lagere rang van hetzelfde niveau. Na het afsluiten van die procedure, wordt de betrokkene, zodra een betrekking die overeenkomt met de graad van het overgeplaatste personeelslid definitief vacant wordt, van ambtswege en bij voorrang voor die betrekking aangewezen. Afdeling 5. - Bepaling die gemeen is aan de herplaatsing
en de overplaatsing
Art. 29.Het ambtshalve herplaatste of overgeplaatste personeelslid in een vacante betrekking behoudt zijn hoedanigheid en het voordeel van zijn weddeschaal.
Het ambtshalve herplaatste of overgeplaatste personeelslid kan, in voorkomend geval, worden aangewezen in een vacante betrekking van de graad waaraan de eerste weddeschaal is verbonden. Die affectatie blijft toepasselijk zolang het personeelslid, met eerbiediging van de bepalingen die gelden inzake rangschikking van de rijksambtenaren, geen bevordering door verhoging in weddeschaal kan verkrijgen evenwaardig aan deze die het zou bekomen hebben in zijn dienst van herkomst. Afdeling 6. - Administratieve en geldelijke toestand
van de gebezigde personeelsleden.
Art. 30.Gedurende de periode dat het personeelslid gebezigd wordt, kan de betrekking die het heeft achtergelaten op geen enkele wijze worden toegewezen.
Ten behoeve van het personeelslid dat gebezigd wordt nadat het niet langer in een betrekking in de personeelsformatie van zijn overheidsdienst is aangesteld, wordt in die formatie een nieuwe betrekking gecreëerd die wordt afgeschaft bij de overplaatsing, herplaatsing of de natuurlijke afvloeiing van het personeelslid.
Art. 31.Tijdens de periode van zijn beziging blijft het personeelslid onderworpen aan de regels betreffende de beoordeling van zijn aanspraken en verdiensten en aan de tuchtregeling welke in zijn overheidsdienst op hem toepasselijk zijn.
De bevoegde hiërarchische meerdere van deze overheidsdienst wint daartoe alle nuttige inlichtingen in bij de dienst waar dat personeelslid gebezigd wordt.
Art. 32.Tijdens de periode van zijn beziging is het personeelslid onderworpen aan het hiërarchisch gezag zoals dit reglementair uitgeoefend wordt in de dienst die het bezigt.
Het moet de arbeidsvoorwaarden nakomen welke opgelegd zijn in de dienst die hem bezigt en inzonderheid de plichten, de onverenigbaarheden, de diensturen en de verlofregeling.
Art. 33.§ 1. Gedurende de bezigingsperiode blijft het personeelslid verbonden aan zijn overheidsdienst van herkomst die de bezoldiging, met inbegrip van de eventuele toelagen en vergoedingen, blijft vereffenen en uitbetalen. Het blijft onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen alsook aan de pensioenregeling die er van toepassing zijn. Het kan er zijn rechten op bevordering laten gelden.
Het personeelslid bedoeld in artikel 14, 3°, kan echter enkel zijn rechten op bevordering laten gelden voor de uitoefening van functies die verenigbaar zijn met zijn gezondheidstoestand. § 2. De bezigende dienst zendt alle nuttige inlichtingen, zowel voor het bijwerken van het individueel dossier als voor het loonbeheer, naar de overheidsdienst waarvan het personeelslid dat gebezigd wordt, deel uitmaakt.
Art. 34.De overheidsdienst waarvan het personeelslid deel uitmaakt, vraagt aan de bezigende dienst de terugbetaling van de vereffende bedragen door middel van een driemaandelijkse staat van verzoek tot terugbetaling. Het verzoek tot terugbetaling geschiedt bij het begin van elk kwartaal voor het vorige kwartaal.
De bezigende dienst betaalt de totale budgettaire last terug.
De werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, de kinderbijslag, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn in de totale budgettaire last inbegrepen.
Het bedrag van de terugbetaling van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage wordt berekend op basis van de bezigingsperiode. Het wordt gevorderd op het ogenblik van de betaling ervan aan de bezigende dienst door de overheidsdienst waarvan het personeelslid deel uitmaakt. HOOFDSTUK IV. - Administratieve en geldelijke toestand van de herplaatste en overgeplaatste personeelsleden
Art. 35.Het met toepassing van dit besluit herplaatste of overgeplaatste personeelslid behoudt de graad-, niveau- en dienstanciënniteit die het voor zijn herplaatsing of overplaatsing heeft verworven wanneer het voor zijn herplaatsing of overplaatsing geheel of gedeeltelijk onder de toepassing viel van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 en na zijn herplaatsing of overplaatsing geheel of gedeeltelijk onder de toepassing daarvan blijft vallen.
De niveauanciënniteit van het herplaatste of overgeplaatste personeelslid van een wetenschappelijke inrichting van de Staat wordt berekend overeenkomstig de gelijkstelling bepaald in artikel 20 van het in artikel 2, § 1, 2° bedoelde koninklijk besluit van 16 juni 1970.
De duur van een anciënniteit mag nochtans in geen geval de werkelijke duur overschrijden van de diensten die ten grondslag liggen aan de berekening van die anciënniteit.
Art. 36.§ 1. De personeelsleden die worden overgeplaatst tijdens de organisatie van een departementaal vergelijkend examen of examen, moeten, voor het verder verloop van het vergelijkend examen of examen, worden beschouwd als behorende tot de overheidsdienst waaronder zij ressorteerden op het ogenblik van de inschrijving voor het vergelijkend examen of examen.
De personeelsleden die worden overgeplaatst tijdens de organisatie van een interdepartementaal vergelijkend examen of examen, moeten, voor het verder verloop van het vergelijkend examen of examen, worden beschouwd als behorende tot de overheidsdienst waarnaar zij werden overgeplaatst. § 2. De overgeplaatste personeelsleden die voldoen aan de benoemingsvoorwaarden vastgesteld in hun nieuwe overheidsdienst behouden in die dienst het voordeel verbonden aan het slagen voor het vergelijkend examen, het examen of het algemeen gedeelte georganiseerd in hun overheidsdienst van herkomst, mits inachtneming van de regels betreffende de rangschikking van de Rijksambtenaren. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 37.Het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994, 17 maart 1995, 31 maart 1995, 10 april 1995, 23 december 1996, 6 februari 1997 en 2 juni 1998, wordt opgeheven.
Art. 38.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van het artikel 4, § 1, 3° dat op 15 december 1998 in werking treedt voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ en op 15 december 1999 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4 en het artikel 4, § 2 dat in werking zal treden op een door de Koning vast te stellen datum. Tot op die data blijven de bepalingen inzake de beoordeling en de ongustige vermelding toepasselijk die van kracht zijn op de datum van dit besluit.
Art. 39.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT
Bijlage 1 Betreft : Aanvraag om vrijwillige overplaatsing Ondergetekende (naam en voornamen) werkzaam bij (Ministerie of Instelling) verzoekt om overgeplaatst te worden naar (Ministerie of Instelling) in een vacante betrekking van Persoonlijke gegevens Volledig adres : Telefoon (kantoor en/of privé) : Diploma's : Bijzondere bekwaamheden : Datum : Handtekening : N.B. : De keerzijde van deze aanvraag dient voorafgaandelijk te worden ingevuld door de personeelsdienst die uw dossier beheert.
Keerzijde van bijlage 1 (Benaming van het Ministerie of de Instelling) Ondergetekende, hoofd van de personeelsdienst, bevestigt dat (naam en voornamen) : - geboren op : - zich bevindt in de stand (1) : - dienstactiviteit - non-activiteit - disponibiliteit - de graad voert van - behoort tot de taalrol - een jaarwedde geniet van in de schaal van - een graadanciënniteit heeft van jaar, maand en een dienstanciënniteit van jaar, maand - aanspraken op bevordering kan doen gelden - de beoordelingsvermelding heeft bekomen -geen ongustige vermelding heeft bekomen die hem / haar gelijkstelt met ambtenaren die de vermelding onvoldoende of slecht hebben gekregen in de periode van zes maanden welke de onderstaande datum voorafgaat. (Datum) : (Graad en handtekening) : (Stempel van de dienst) : Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT _______ (1) Schrappen wat niet past. Bijlage 2 Aan de Administrateur-generaal van de Dienst van Algemeen Bestuur Dienst Mobiliteit Rijksadministratief Centrum Pachecolaan 19, bus 2 1010 Brussel Betreft : Mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten De hiernavermelde persoon kan ingevolge (1) : - verlies van betrekking; - overtal vastgesteld bij koninklijk besluit van - beslissing van de Administratieve Gezondheidsdienst (2) ambtshalve overgeplaatst worden.
Persoonlijke gegevens Naam en voornamen : Volledig adres : Geboortedatum : Graad : Taalrol en eventueel taalbrevet : Wedde en weddeschaal : Diploma's : Werkzaam bij (bestuur, dienst en telefoon) : Gezien : Datum : De belanghebbende : De verantwoordelijke overheid : Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT _______ (1) Schrappen wat niet past.(2) In dit geval dient bijgevoegd te worden : - een afschrift van de definitieve beslissing van de Pensioencommissie bij de Administratieve Gezondheidsdienst; - een gedateerd afschrift van de brief ter kennisgeving van vorenbedoelde beslissing aan het betrokken personeelslid.