Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 juni 1999
gepubliceerd op 09 juli 1999

Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf ressorteren

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012505
pub.
09/07/1999
prom.
25/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/25/1999012505/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 JUNI 1999. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf ressorteren (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, derde lid, 2°, en artikel 24, § 1, 2°, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en bij de herstelwet van 22 januari 1985;

Gelet op het advies en, wat de uitvoering van artikel 19, derde lid, 2°, van voormelde wet betreft, gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de rechtszekerheid inzake arbeidsverhoudingen in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf vereist dat de nodige reglementaire bepalingen onverwijld worden genomen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing : 1° op de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf ressorteren;2° op de werkgevers die de in 1° bedoelde werknemers tewerkstellen.

Art. 2.Voor de toepassing van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt ten aanzien van de werklieden en werksters die tewerkgesteld zijn aan werken van vervoer en een vrachtwagen besturen met een laadvermogen van meer dan vijf ton, de aanwezigheidstijd ten bedrage van één uur per dag en maximaal vijf uren per week boven de normale arbeidsduur van toepassing in de onderneming, niet als arbeidsduur beschouwd. Per periode van vier aaneensluitende weken zullen echter maximaal tien uren niet als arbeidstijd beschouwd worden.

In geval van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, zoals arbeidsongeschiktheid, vakantie en economische werkloosheid, zal de afwijking op de arbeidsduur in verhouding tot het aantal werkelijk gepresteerde dagen van toepassing zijn.

Art. 3.Voor de in artikel 2 bedoelde werklieden mogen de bij artikel 19 van dezelfde wet vastgelegde grenzen overschreden worden, op voorwaarde dat de gemiddelde wekelijkse duur van hun arbeid, berekend over een periode van maximaal vier weken niet meer dan 38 uren beloopt voor de werklieden en werksters tewerkgesteld in ondernemingen die minder dan 50 werknemers tewerkstellen en niet meer dan 37,30 uren beloopt voor werklieden en werksters die tewerkgesteld zijn in ondernemingen die 50 of meer werknemers tewerkstellen.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971. Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.

Koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, Belgisch Staatsblad van 15 december 1983.

^