Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2023
gepubliceerd op 25 juli 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2023042651
pub.
25/07/2023
prom.
25/04/2023
ELI
eli/besluit/2023/04/25/2023042651/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Overeenkomstig artikel 12bis, § 4, eerste lid, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, worden de werkingskosten van de Bank die betrekking hebben op het toezicht bedoeld in de eerste paragraaf van hetzelfde artikel, gedragen door de instellingen die onder het toezicht staan van de Nationale Bank, volgens de nadere regels vastgesteld door de Koning. In artikel 12ter, § 2 van dezelfde wet is een gelijkaardige bepaling opgenomen voor wat betreft de werkingskosten die betrekking hebben op de uitoefening door de Nationale Bank van België van haar taken als afwikkelingsautoriteit.

Die regels zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van de artikelen 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.

Dit koninklijk besluit legt voor de onderscheiden types van financiële instellingen waarop de Nationale Bank van België financieel toezicht uitoefent, de specifieke regels vast met betrekking tot de manier waarop de werkingskosten van dit toezicht op de respectieve types financiële instellingen moeten worden omgeslagen over deze instellingen.

Naast een vereenvoudiging van bepaalde elementen in het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten voorziet het wijzigingsbesluit in een actualisering van de bepalingen van dit koninklijk besluit.

Het advies van de Raad van State werd integraal gevolgd.

Bespreking van de artikelen In de artikelen 1 en 1/1 wordt nu ingeschreven dat driejaarlijks een controle door de bedrijfsrevisor van de Bank zal gebeuren op de bedragen van de reële jaarlijkse sectoriële werkingskosten die in rekening worden gebracht, in overeenstemming met de internationale controlestandaarden bedoeld in artikel 26.2 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen. In artikel 1 gebeurt dit voor de bijdragen in de werkingskosten van het financieel toezicht op de onderscheiden categorieën financiële instellingen die onder dit toezicht staan, en in artikel 1/1 voor de bijdragen in de werkingskosten van de Bank met betrekking tot haar taken als afwikkelingsautoriteit. Deze bijkomende, meer uitgebreide driejaarlijkse oefening komt bovenop de meer feitelijke en technische controles die de bedrijfsrevisor van de Bank nu reeds jaarlijks uitvoert in samenspraak met de Bank op grond van de bepalingen van het huidige koninklijk besluit.

De combinatie van de jaarlijkse controles en de bijkomende driejaarlijkse oefening door de bedrijfsrevisor van de Bank zal de controle op de berekening van de bedragen van de reële jaarlijkse sectorale werkingskosten versterken alsook de transparantie op dit punt.

Verder voert het wijzigingsbesluit een mechanisme van proratering in voor de gesuperviseerde instellingen die slechts gedurende een gedeelte van het kalenderjaar actief zijn omdat ze hun activiteiten stopzetten in de loop van het kalenderjaar of die pas in de loop van het kalenderjaar opstarten. De invoering van een proratering houdt rekening met de specifieke situatie van deze instellingen, die gedurende een gedeelte van het betreffende kalenderjaar niet actief zijn. Artikel 3 van het ontwerp van besluit voorziet dat een dergelijke proratering van de bijdragen wordt ingeschreven in een nieuw artikel 1/2 van het besluit.

In artikel 1/3 schrijft het wijzigingsbesluit een regeling in voor bijdragen die niet invorderbaar blijken te zijn, ook niet na tussenkomst van de Algemene Administratie van de inning en invordering van de Federale overheidsdienst Financiën. Deze bedragen worden toegevoegd aan de werkingskosten van het lopende kalenderjaar.

Voor verzekeringsondernemingen en kredietinstellingen gaat het koninklijk besluit vandaag uit van een systeem waarbij de werkingskosten in twee schijven worden geïnd. Een eerste schijf wordt in september van het lopende kalenderjaar aangerekend, en bedraagt 90% van de werkingskosten van het financieel toezicht voor de betreffende sector in het voorafgaande kalenderjaar. In het volgende kalenderjaar wordt dan bekeken in welke mate het reeds betaalde voorschot al dan niet volstond om de werkelijke kosten van het vorige kalenderjaar te dekken. In voorkomend geval moet een tekort worden bijbetaald. Indien het voorschot de finale werkingskosten voor het voorgaande kalenderjaar overschrijdt, wordt dat overschot terugbetaald.

Deze regeling is gecompliceerd. De invoering van een systeem dat erin bestaat éénmaal per kalenderjaar de werkingskosten af te rekenen die betrekking hebben op het voorgaande kalenderjaar, kan één en ander aanzienlijk vereenvoudigen. Het wijzigingsbesluit voorziet in een dergelijke vereenvoudiging.

Verder voorziet het wijzigingsbesluit nog een aanpassing van bepaalde parameters voor de berekening van de bijdragen van de individuele instellingen.

Zo voorziet het besluit de opheffing van de specifieke bijdrage voor systeemrelevante verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, die vandaag is opgenomen in artikel 2, § 2, 2° van het koninklijk besluit, dit naar aanleiding van het wegvallen van de wettelijke mogelijkheid voor de Nationale Bank van België om onder de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen instellingen aan te duiden als systeemrelevant.

Daarnaast voorziet het in een actualisering van de bewoordingen waarmee artikel 7, § 1, 2° van het koninklijk besluit het personele toepassingsgebied beschrijft van de specifieke bijdrage die systeemrelevante kredietinstellingen vandaag betalen. Voortaan zal er niet langer worden verwezen naar het systeemrelevant karakter van de betreffende kredietinstellingen, maar naar het feit dat de betreffende instellingen zijn aangewezen als BSI (een `binnenlandse systeemrelevante instelling') of als MSI (een `mondiaal systeemrelevante kredietinstelling) overeenkomstig artikel 12 van bijlage IV van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen.

Verder voert het wijzigingsbesluit een verduidelijking in van de bijdrageregeling voor de situatie waarin kredietinstellingen en beursvennootschappen op solo-niveau zijn vrijgesteld van eigenvermogensvereisten, maar waarin eigenvermogensvereisten worden opgelegd op een hoger, geconsolideerd niveau. In deze situatie is het niet meteen duidelijk hoe voor de betreffende instelling het gedeelte van de bijdrage in de werkingskosten dat wordt berekend in functie van de eigenvermogensvereisten, moet worden bepaald. Het wijzigingsbesluit verduidelijkt in de tweede paragraaf van artikel 7 dat in dit geval de eigenvermogensvereisten op het geconsolideerde niveau als berekeningsbasis moeten worden gebruikt, zij het slechts nadat op dit bedrag de verhouding wordt toegepast van het balanstotaal van de instelling op solo-niveau ten opzichte van het balanstotaal op geconsolideerd niveau.

Verder voorziet het wijzigingsbesluit een actualisering van de bewoordingen van artikel 13 van het huidige koninklijk besluit. Dat artikel spreekt nog over `verrekeningsinstellingen' en `vereffeningsinstellingen' terwijl de huidige, overeenstemmende statuten respectievelijk die van de `centrale tegenpartijen' en `centrale effectenbewaarinstellingen' zijn. Het wijzigingsbesluit past dit aan.

Voor de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld voorziet het wijzigingsbesluit een nieuwe regeling in artikel 14 en in de nieuwe artikelen 14/1 tot en met 14/5 van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten. De aangebrachte wijzigingen moeten ervoor zorgen dat de bijdragen van de betreffende instellingen meer in overeenstemming worden gebracht met de kosten die de Bank dient te maken voor het financieel toezicht dat zij uitoefent op deze instellingen.

Voor de betalingsinstellingen (andere dan die uitsluitend diensten inzake betalingsinitiatie of inzake betalingsinitiatie en rekeninginformatie aanbieden) en instellingen voor elektronisch geld waaraan een vergunning is verleend op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 169 van de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, schrijft het wijzigingsbesluit in artikel 14 een combinatie in van een vaste jaarlijkse forfaitaire bijdrage en een variabele bijdrage berekend in functie van het eigen vermogen van de instellingen. De jaarlijkse forfaitaire bijdrage, die nu minimaal 2500 EUR bedraagt en die verhoogt naargelang het eigen vermogen van deze instellingen opeenvolgende drempels overschrijdt, zal nu 10.000 EUR bedragen. De variabele jaarlijkse bijdrage zal 0,5% van het eigen vermogen van deze instellingen bedragen. Op die manier verhoogt de totale bijdrage lineair in functie van de omvang van deze instellingen en hun activiteiten. Verder wordt ook voorzien in een bijkomende forfaitaire bijdrage van 10 EUR voor elke agent waarop de betreffende instellingen beroep doen. Tot slot wordt voorzien dat deze instellingen een vaste bijdrage betalen van 5.000 EUR indien de Bank hun een vergunning verleent.

Voor betalingsinstellingen die uitsluitend diensten inzake betalingsinitiatie of inzake betalingsinitiatie en rekeninginformatie aanbieden, wordt in artikel 14/1 een bijdragesysteem ingeschreven dat eveneens uitgaat van een jaarlijkse forfaitaire bijdrage van 10.000 EUR en een bijdrage van 10 EUR voor elke agent waarop ze beroep doen.

De jaarlijkse variabele bijdrage die daar bovenop moet worden betaald, wordt voor deze instellingen evenwel bepaald op 0,10% van het minimumgeldbedrag van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering bedoeld in artikel 18 van de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten. Ook voor deze instellingen wordt voorzien dat ze een vaste bijdrage betalen van 5.000 EUR indien de Bank hun een vergunning verleent.

De artikelen 14/2 tot en met 14/4 voorzien verder voor een aantal andere categorieën van betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld welke specifieke bijdragen zij jaarlijks moeten betalen. Het gaat meer bepaald om beperkte betalingsinstellingen en beperkte instellingen voor elektronisch geld, betalingsinstellingen die rekeningaggregatiediensten aanbieden en de in België gevestigde bijkantoren van betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder een andere lidstaat van de EER. Voor deze instellingen wordt een jaarlijkse forfaitaire bijdrage van 2.500 EUR voorzien, verhoogd met een jaarlijkse bijdrage van 10 EUR per agent waarop ze beroep doen.

Artikel 14/5 bepaalt wanneer de betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld op de hoogte worden gebracht van de bijdrage die ze moeten betalen en tegen wanneer die bijdrage moet zijn betaald.

Bij vaststelling van de nieuwe tarieven voor de betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld werd rekening gehouden met: - de bijzonderheden van de sector (een relatief nieuwe en innovatieve sector met, veelal, kleinere bedrijven); - de overweging dat de verschillende types aan instellingen binnen deze sector een verschillende aanpak vragen van de NBB ; - een vergelijking met de aanpak van toezichthouders in Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

In dat kader werden volgende principes gevolgd: - de betaling van een vaste bijdrage, gelet op de vaste basiskost die de NBB aan elke instelling onder toezicht moet besteden; - daarnaast wordt rekening gehouden met het prudentieel vereist eigen vermogen, dat voor de meeste instellingen wordt bepaald in functie van het bedrag van het totaal aantal betalingstransacties. Hoe meer transacties (in nominale waarde) men uitvoert, hoe meer eigen vermogen vereist is, hoe groter het aanwezige prudentieel risico en bijgevolg hoe meer men zal bijdragen; - voorts wordt rekening gehouden met de verleende vergunningen. Het analyseren van een aanvraagdossier vraagt immers aanzienlijke resources van de NBB; - ten slotte wordt rekening gehouden met het aantal agenten waarop beroep wordt gedaan. Ook dit heeft immers impact op de werklast en bijhorende kost van de NBB. In artikel 15/1 van het koninklijk besluit voegt het wijzigingsbesluit drie uitzonderingen toe aan de bestaande uitzondering op de bijdrageplicht in de werkingskosten die betrekking hebben op de activiteiten van de Bank als afwikkelingsautoriteit. De bestaande uitzondering heeft betrekking op de financiële holdings en gemengde financiële holdings waarin een kredietinstelling of een beleggingsonderneming met het statuut van beursvennootschap is ondergebracht waarvoor al een bijdrage verschuldigd is in de kosten voor de werkzaamheden van de Bank als afwikkelingsautoriteit. Deze uitzondering is eenvoudig te verklaren vanuit de bezorgdheid om te vermijden dat aan dezelfde groep van instellingen tweemaal een bijdrage in deze kosten zou worden aangerekend.

Met datzelfde doel voorziet het wijzigingsbesluit een uitzondering voor de beleggingsholdings waarin een beursvennootschap is ondergebracht die al een bijdrage dient te betalen in de kosten voor de werkzaamheden van de Bank als afwikkelingsautoriteit. Het statuut van beleggingsholding werd recent ingevoerd door de wet van 20 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2022 pub. 26/09/2022 numac 2022015582 bron federale overheidsdienst financien Wet op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen sluiten op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen.

Het wijzigingsbesluit voorziet ook een bijkomende uitzondering voor de financiële instellingen bedoeld in artikel 424, 4° van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen. Dit zijn de financiële instellingen die geen kredietinstelling of beursvennootschap zijn en die als dochteronderneming vallen onder het geconsolideerde toezicht op de moederonderneming. Deze instellingen vallen vandaag onder het personele toepassingsgebied van het koninklijk besluit aangezien de Bank ten aanzien van deze instellingen afwikkelingsmaatregelen kan nemen op grond van artikel 454, § 1 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen. In principe zal evenwel reeds een bijdrage worden aangerekend in de werkingskosten voor de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden aan de betreffende moederonderneming. Deze financiële instellingen worden dan ook uit het toepassingsgebied van het koninklijk besluit uitgesloten.

Tot slot voorziet het wijzigingsbesluit ook dat de significante bijkantoren in België van kredietinstellingen gevestigd in andere EER-lidstaten worden uitgesloten van het toepassingsgebied. De Nationale Bank van België oefent voor deze specifieke bijkantoren slechts beperkte bevoegdheden uit op het vlak van afwikkeling. Zo dient de Nationale Bank van België bijvoorbeeld geraadpleegd te worden inzake het opstellen van een groepsafwikkelingsplan dat ook betrekking heeft op een in België gevestigd significant bijkantoor, zoals blijkt uit artikel 16.1 van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Verder dient zij ook te worden geraadpleegd inzake een gezamenlijk besluit over het wegnemen van belemmeringen voor de afwikkeling wanneer dat relevant is voor het Belgisch significant bijkantoor, overeenkomstig artikel 18.1. van dezelfde Europese Richtlijn. Gelet op die beperkte bevoegdheden van de Nationale Bank van België als nationale afwikkelingsautoriteit met betrekking tot significante bijkantoren op grond van deze Richtlijn, is het niet opportuun om van die bijkantoren bijdragen te innen in de werkingskosten die verbonden zijn met de afwikkelingsactiviteiten van de Nationale Bank van België.

Bovendien worden deze bijkantoren ook als dusdanig niet vermeld in artikel 2 van Verordening 806/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds. Bijgevolg moeten zij in principe geen bijdragen betalen voor afwikkelingsdoeleinden. Ze worden dan ook van het personele toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten uitgezonderd door het wijzigingsbesluit.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 73.127/2 van 15 maart 2023 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België' Op 17 februari 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale loterij verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 15 maart 2023. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Patrick Ronvaux en Christine Horevoets, staatsraden, Marianne Dony, assessor, en Esther Conti, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne Stéphanie Renson, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Patrick Ronvaux.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 15 maart 2023.

Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN Zoals de afdeling Wetgeving reeds in advies 52.028/2 van 19 september 2012 en in advies 54.560/2 van 9 december 2013 heeft opgemerkt in verband met soortgelijke wijzigingen van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten,(1) moet het voorliggende ontwerp, net als het voornoemde koninklijk besluit, in principe om advies worden voorgelegd aan de Europese Centrale Bank, overeenkomstig artikel 2, lid 1, derde streepje, van beschikking 98/415/EG van de Raad van 29 juni 1998 `betreffende de raadpleging van de Europese Centrale Bank door de nationale autoriteiten over ontwerpen van wettelijke bepalingen'.

Naar aanleiding van een vraag in dat verband heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: "le projet réalise des modifications limitées à l'arrêté royal du 17 juillet 2012. Tant l'arrêté royal en question que la base légale (loi du 22 février 1998) ont déjà été évalués positivement par la BCE (voir CON/2012/35 et CON/2011/5). D'après la BNB, un avis de la BCE n'est pas nécessaire. Cela a été confirmé par le rapporteur de la BCE pour la Belgique." De rapporteur voor België van de Europese Centrale Bank heeft immers het volgende medegedeeld: "De ECB heeft ons informeel bevestigd dat ze uw analyse deelt.

Inderdaad, het ontwerp van koninklijk besluit heeft betrekking op de NBB overeenkomstig Besluit 98/415/BCE. Gezien de wijzigingen, raakt het ontwerp van KB echter slechts marginaal aan de bevoegdheidsgebieden van de ECB. Desgevallend is de ECB van mening dat geen advies moet worden gevraagd." Er wordt akte genomen van die uitleg.(2) ONDERZOEK VAN HET ONTWERP AANHEF 1. In het eerste lid dient meer bepaald te worden verwezen naar paragraaf 4, eerste lid, van artikel 12bis van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten `tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België'. 2. In de aanhef dient, in een lid dat volgt op het lid betreffende de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten `tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België', eveneens te worden verwezen naar het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten `betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België', aangezien dat laatste koninklijk besluit bij het voorliggende ontwerp wordt gewijzigd.(3) DISPOSITIEF Artikelen 1 en 2 Op de vraag waarom de artikelen 1 en 2 strekken tot opheffing van de zin luidens welke "[d]e bedragen worden toegelicht in de jaarrekening van de Bank" heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: "Het is uiteraard geenszins de bedoeling om minder transparant te zijn in het ondernemingsverslag van de NBB. De informatie die vandaag in toelichting 29 bij de jaarrekening is opgenomen,(4) zal ook in de toekomst worden opgenomen.

Wel is het zo dat de controleoefening door de bedrijfsrevisor van de NBB die in de toekomst om de drie jaar zal plaatsvinden en die een controle ten aanzien van de internationale controlestandaarden inhoudt, een meer stringent controlemechanisme impliceert dat voor meer transparantie zal zorgen. Deze meer verregaande oefening zal immers uitmonden in een rapport dat publiceerbaar is, wat net zal leiden tot bijkomende transparantie. In het Verslag aan de Koning is volgende verduidelijking opgenomen: `De combinatie van de jaarlijkse controles en de bijkomende driejaarlijkse oefening door de bedrijfsrevisor van de Bank zal de controle op de berekening van de bedragen van de reële jaarlijkse sectorale werkingskosten versterken alsook de transparantie op dit punt'." Het antwoord van de gemachtigde, waarin wordt bevestigd dat die toelichting ook in de toekomst in de jaarrekening van de Nationale Bank van België zal worden opgenomen, lijkt dan ook in tegenspraak te zijn met de opheffing van de zin waarvan sprake is.

Het dispositief moet bijgevolg op dat punt opnieuw worden onderzocht om ervoor te zorgen dat het in overeenstemming is met de werkelijk nagestreefde doelstelling.

Artikel 3 1. Er dient nader te worden bepaald dat het ontworpen artikel 1/2 wordt ingevoegd "in hetzelfde besluit". Dezelfde opmerking geldt voor de artikelen 4, 15, 18, 19 en 20. 2. Het woord "respectieve" en de woorden "van dit besluit" moeten worden geschrapt in de ontworpen tekst. Dezelfde opmerking geldt voor artikel 4.

Artikel 4 In de ontworpen bepaling dient de vermelding "hoofdstukken II, II, IV" te worden vervangen door de vermelding "hoofdstukken II, III, IV".

Artikelen 10 en 11 Voor elke te wijzigen bepaling dient een wijzigingsartikel te worden opgesteld.(5) Wanneer, zoals in casu, verscheidene wijzigingen in eenzelfde artikel worden aangebracht, dient dat te gebeuren in een enkel wijzigingsartikel dat is ingedeeld in 1°, 2°, 3°, enz.

De artikelen 10 en 11 moeten bijgevolg worden samengevoegd en de nummering van de daaropvolgende artikelen moet dienovereenkomstig worden aangepast.

Artikel 11 (dat artikel 10 wordt) De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat in de Franse tekst de begrippen "reporting réglementaire" en "déclaration réglementaire" moeten worden aangeduid met een eenvormige benaming.

Artikel 15 (dat artikel 14 wordt) Er dient meer bepaald te worden verwezen naar het eerste lid van artikel 12 van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten `betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België'.

Artikelen 16 en 17 (die de artikelen 15 en 16 worden) Op een vraag over de parameters op basis waarvan de verschillende forfaits, bepaald in de artikelen 16 en 17, met het oog op de inachtneming van het gelijkheidsbeginsel tussen de verschillende instellingen zijn berekend, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: "Centrale tegenpartijen en centrale effectenbewaarinstellingen (artikel 16) Dit artikel betreft enkel een actualisering van de gebruikte terminologie. De tarieven blijven ongewijzigd ten aanzien van het huidige KB van 17 juli 2012, zoals gewijzigd bij KB van 21 december 2013.

Zie volgende passage in het Verslag aan de Koning: `Verder voorziet het wijzigingsbesluit een actualisering van de bewoordingen van artikel 13 van het huidige koninklijk besluit. Dat artikel spreekt nog over 'verrekeningsinstellingen' en 'vereffeningsinstellingen' terwijl de huidige, overeenstemmende statuten respectievelijk die van de 'centrale tegenpartijen' en 'centrale effectenbewaarinstellingen' zijn. Het wijzigingsbesluit past dit aan.' Betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld (artikel 17) De tarieven zijn bepaald op voorstel van de NBB, daarbij rekening houdend met: - De bijzonderheden van de sector (een relatief nieuwe en innovatieve sector met, veelal, kleinere bedrijven). Dit verantwoordt een andere aanpak dan deze die wordt gehanteerd ten aanzien van de andere sectoren onder toezicht. - De overweging dat de verschillende types aan instellingen binnen deze sector een verschillende aanpak vragen van de NBB en op verschillende wijze leiden tot werkingskosten voor deze instelling (= meer of minder kosten). Bijgevolg is het aangewezen om ook te differentiëren in de tarieven. - Een vergelijking met de aanpak van toezichthouders in Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

In dat kader werden volgende principes gevolgd: - De betaling van een vaste bijdrage, gelet op de vaste basiskost die de NBB aan elke instelling onder toezicht moet besteden. - Daarnaast wordt rekening gehouden met het prudentieel vereist eigen vermogen, dat voor de meeste instellingen wordt bepaald in functie van het bedrag van het totaal aantal betalingstransacties. Hoe meer transacties (in nominale waarde) men uitvoert, hoe meer eigen vermogen vereist is, hoe groter het aanwezige prudentieel risico en bijgevolg hoe meer men zal bijdragen. Gelet op de bijzonderheden van de sector (zie supra) worden in dit tarificatie model de kosten verbonden aan het toezicht niet verdeeld over de instellingen op basis van een verdeelsleutel, waarbij het aantal instellingen mede bepalend zou zijn, maar draagt elke instelling bij in functie van het volume aan transacties. - Voorts wordt rekening gehouden met de verleende vergunningen. Het analyseren van een aanvraagdossier vraagt immers aanzienlijke resources van de NBB. - Ten slotte wordt rekening gehouden met het aantal agenten waarop beroep wordt gedaan. Ook dit heeft immers impact op de werklast en bijhorende kost van de NBB." Er wordt akte genomen van die extra uitleg. Deze zou in het verslag aan de Koning moeten worden opgenomen.

Artikel 16 (dat artikel 15 wordt) 1. In de Franse tekst van het ontworpen artikel 13, § 2, moet het woord "soutien" telkens worden vervangen door het woord "support", ter wille van de samenhang met de terminologie gebezigd in artikel 36/26/1, § 4 en § 5, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten `tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België'.2. In de ontworpen teksten in de bepalingen onder 1° en 3° moeten de woorden "van dit besluit" telkens worden geschrapt.3. In de ontworpen tekst in de bepaling onder 2° moeten de woorden "van dit artikel" worden geschrapt. Artikel 17 (dat artikel 16 wordt) 1. In de inleidende zin moet het woord "gewijzigd" worden vervangen door het woord "vervangen".2. De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat in de Franse tekst van het ontworpen artikel 14/1, § 1, eerste lid, de woorden "qui proposent exclusivement des services d'initiation de paiement ou des services d'initiation de paiement et d'information sur les comptes" moeten worden ingevoegd tussen de woorden "à l'accès aux systèmes de paiement" en de woorden "acquittent annuellement", om ervoor te zorgen dat de Nederlandse en de Franse taalversies met elkaar in overeenstemming zijn.3. In het ontworpen artikel 14/1, § 1, tweede lid, dient melding te worden gemaakt van het volledige opschrift van richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 `betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr.1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG'. 4. De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat in de Franse tekst van het ontworpen artikel 14/1, § 1, derde lid, de woorden "en Belgique et" moeten worden ingevoegd tussen de woorden "ils font appel" en de woorden "dans l'EEE".5. De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat in het ontworpen artikel 14/1, § 2, de woorden "of artikel 169" moeten worden geschrapt, aangezien het ontworpen artikel 14/1, § 1, enkel verwijst naar de betalingsinstellingen en niet naar de instellingen voor elektronisch geld. In dat verband heeft de gemachtigde van de minister bevestigd dat het verslag aan de Koning op dat punt zou worden gecorrigeerd zodat enkel naar de betalingsinstellingen en niet naar de instellingen voor elektronisch geld wordt verwezen. 6. In de Franse tekst dienen op het einde van het ontworpen artikel 14/5 de aanhalingstekens gesloten te worden. Artikel 18 (dat artikel 17 wordt) Op de vraag naar de strekking van de woorden "significante bijkantoren" in het ontworpen artikel 15/1, tweede lid, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: "Het gaat hier om significante bijkantoren in de zin van artikel 159 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen." Ter wille van de rechtszekerheid moet het dispositief in die zin worden verduidelijkt.

WETGEVINGSTECHNISCHE SLOTOPMERKINGEN 1. Het gebruik van streepjes moet worden vermeden, omdat het een verwijzing naar de aldus ingedeelde tekst bemoeilijkt. In de artikelen 1, 2, 5, 10, 11 en 18 dienen de streepjes dan ook te worden vervangen door "1° ", "2° ", "3° ", enz. In artikel 16 moeten de streepjes voor "1° ", "2° " en "3° " worden geschrapt.(6) 2. Het staat aan de steller van het ontwerp om in voorkomend geval in elk van de wijzigingsbepalingen melding te maken van de vroegere wijzigingen die in de gewijzigde teksten zouden zijn aangebracht.(7) De Griffier, Esther CONTI De Voorzitter, Pierre VANDERNOOT _______ Nota's (1) Advies 52.028/2 van 19 september 2012 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 1 oktober 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/10/2012 pub. 15/10/2012 numac 2012003292 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten `tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België'; advies 54.560/2 van 9 december 2013 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013003431 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten `tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België'. (2) Zie in dezelfde zin advies 71.966/1/V 2/V van 31 augustus 2022 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 20 november 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/11/2022 pub. 30/11/2022 numac 2022034191 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale en financiële bepalingen sluiten `houdende diverse fiscale en financiële bepalingen' (Parl.St. Kamer 2021 22, nr. 55 2899/001, 136 e.v.) en advies 72.124/2 van 26 september 2022 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 12 december 2022 `tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2019 betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten'. (3) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbevelingen 29 en 30. (4) Voetnoot van het antwoord van de gemachtigde van de minister: Zie https://www.nbb.be/doc/ts/publications/nbbreport/2021/nl/t2/ verslag2021_t2.pdf, p. 165. (5) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 120. (6) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbevelingen 58, b), en 59. (7) Ibidem, aanbeveling 113. 25 APRIL 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, artikel 12bis, § 4, eerste lid, ingevoegd bij artikel 187 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011, zelf bekrachtigd bij artikel 298 van de wet van 3 augustus 2012, en artikel 12ter, § 2, ingevoegd bij artikel 56 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten houdende diverse bepalingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

Gelet op het advies Nr. 73.127/2 van de Raad van State, gegeven op 15 maart 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 juli 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/07/2012 pub. 01/08/2012 numac 2012003211 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen en aan haar taken als afwikkelingsautoriteit, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, en 12ter, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin: "Daarenboven doet de bedrijfsrevisor van de Bank driejaarlijks een controle op deze bedragen in overeenstemming met de internationale controlestandaarden bedoeld in artikel 26.2 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad.".

Art. 2.In artikel 1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2015 pub. 14/07/2015 numac 2015003262 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin: "Daarenboven doet de bedrijfsrevisor van de Bank driejaarlijks een controle op deze bedragen in overeenstemming met de internationale controlestandaarden bedoeld in artikel 26.2 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad.".

Art. 3.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een nieuw artikel 1/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Indien de bijdrageplicht van een instelling als bedoeld in de artikelen 1 of 1/1 overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken II, III, IV of IV/1 een aanvang neemt of eindigt in de loop van het kalenderjaar, is de betreffende instelling voor dat jaar enkel een bijdrage verschuldigd in verhouding tot dat gedeelte van het jaar waarin zij effectief activiteiten ontplooit. Voor elke maand van het kalenderjaar waarin de instelling activiteiten ontplooit, wordt een twaalfde in rekening gebracht om tot de verhouding te komen die wordt toegepast op de omslagcriteria zoals die in elk hoofdstuk worden bepaald voor de respectieve types instellingen.".

Art. 4.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een nieuw artikel 1/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Indien een instelling als bedoeld in de artikelen 1 of 1/1 niet overgaat tot betaling van de overeenkomstig de hoofdstukken II, III, IV of IV/1 verplichte bijdrage en de overeenstemmende schuld definitief geheel of gedeeltelijk niet invorderbaar blijkt, wordt het betreffende bedrag toegevoegd aan de werkingskosten van het lopende kalenderjaar. Met definitieve niet-invorderbaarheid in de zin van dit besluit wordt bedoeld de situatie waarin de Algemene Administratie van de inning en invordering van de Federale overheidsdienst Financiën de procedure om de verplichte bijdrage in te vorderen bij de betreffende instellingen, heeft afgesloten zonder dat betaling van de volledige schuld werd bekomen, dan wel, indien de schuldvordering niet wordt geïnd door de Algemene Administratie van de inning en invordering van de Federale overheidsdienst Financiën en ten aanzien van de instelling een insolvabiliteitsprocedure of een vereffeningsprocedure werd opgestart, de situatie waarin die procedure werd afgesloten zonder dat betaling van de volledige schuld werd bekomen.".

Art. 5.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de eerste paragraaf wordt vervangen als volgt: "De in België gevestigde verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen betalen jaarlijks een gezamenlijke sectorbijdrage aan de Bank die de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, bepaalde werkingskosten van de Bank dekt met betrekking tot het toezicht op de verzekeringssector tijdens het voorgaande kalenderjaar." 2° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 2° opgeheven;3° in paragraaf 2 worden in de bepaling onder 3° de woorden "de punten 1° en 2° " vervangen door de woorden "punt 1° ";4° in paragraaf 4 worden de woorden "44, vierde lid, van de wet van 9 juli 1975Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/1975 pub. 23/10/2015 numac 2015000557 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 09/07/1975 pub. 24/12/2014 numac 2014000890 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of artikel 54, vierde lid, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf" vervangen door de woorden "545 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen".

Art. 6.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 7.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 8.In het eerste lid van artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 21, § 1bis, vierde en vijfde lid, van de wet van 9 juli 1975Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/1975 pub. 23/10/2015 numac 2015000557 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 09/07/1975 pub. 24/12/2014 numac 2014000890 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de controle der verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "de artikelen 304, tweede lid en 310, § 1 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen".

Art. 9.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "De in België gevestigde kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap betalen jaarlijks een gezamenlijke sectorbijdrage aan de Bank die de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, bepaalde werkingskosten van de Bank dekt met betrekking tot het toezicht op de sector van de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap tijdens het voorgaande kalenderjaar.".

Art. 10.In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2015 pub. 14/07/2015 numac 2015003262 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de paragraaf 1, 2° worden in de eerste zin de woorden "die, overeenkomstig artikel 36/3, § 2, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, door de Bank als systeemrelevant worden beschouwd", vervangen door de woorden "die, overeenkomstig artikel 12 van bijlage IV van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, zijn aangewezen als binnenlandse systeemrelevante instelling (`BSI') of als mondiaal systeemrelevante kredietinstelling (`MSI'),";2° in de paragraaf 1, 2°, tweede en derde zin, de woorden "die als systeemrelevant worden beschouwd" telkens vervangen door de woorden "die zijn aangewezen als BSI of MSI".3° in de paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "hun maximaal vereiste eigen vermogen" vervangen door de woorden "de eigenvermogensvereiste van de respectieve instellingen";4° in de paragraaf 2, eerste lid, wordt in elk van de onderdelen van de opsomming het woord "maximaal" geschrapt;5° in de paragraaf 2, het tweede lid wordt vervangen door de volgende vier leden: " Het in aanmerking genomen vereiste eigen vermogen voor de kredietinstellingen is de eigenvermogensvereiste, uitgedrukt als een percentage van het totaal van de risicoposten van de kredietinstelling, berekend overeenkomstig de bepalingen van verordening (EU) 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr.648/2012.

Het in aanmerking genomen vereiste eigen vermogen voor beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap is de hoogste van de eigenvermogensvereisten zoals bepaald in artikel 11 van verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014.

De relevante vereisten worden gebaseerd op de situatie op 31 december van het voorafgaande jaar of op datum van de laatste reglementaire rapportering indien die niet op 31 december valt omdat de instelling een afwijkend boekjaar hanteert.

Indien een in artikel 6 bedoelde instelling waarvan de vergunning in België werd toegekend, niet onderworpen is aan vereisten op het vlak van eigen vermogen op individuele basis maar er wel prudentiële eigenvermogensvereisten worden opgelegd op een hoger, geconsolideerd niveau, wordt de verhouding van het balanstotaal van de betreffende instelling ten opzichte van het geconsolideerde balanstotaal van de moederonderneming berekend en wordt die verhouding toegepast op de toepasselijke geconsolideerde eigenvermogensvereiste. Het resultaat van die berekening wordt als basis genomen voor de bepaling van het gedeelte van de bijdrage van deze instelling dat wordt berekend in functie van diens eigenvermogensvereisten."; 6° in de paragraaf 2, in het vroegere derde lid, dat het zesde lid wordt, worden tussen de woorden "het voorafgaande jaar" en ", rekening houdend met" de woorden "of op datum van de laatste reglementaire rapportering indien die niet op 31 december valt omdat de instelling een afwijkend boekjaar hanteert" ingevoegd;7° in de paragraaf 2, in het vroegere zevende lid, dat het tiende lid wordt, worden tussen de woorden "het voorafgaande jaar" en ", rekening houdend met" de woorden "of op datum van de laatste reglementaire rapportering indien die niet op 31 december valt omdat de instelling een afwijkend boekjaar hanteert" ingevoegd.

Art. 11.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2015 pub. 14/07/2015 numac 2015003262 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten, worden de woorden "artikel 107 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 207 van de wet van 20 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2022 pub. 26/09/2022 numac 2022015582 bron federale overheidsdienst financien Wet op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen sluiten op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen".

Art. 12.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 13.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 14.In artikel 12, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2015 pub. 14/07/2015 numac 2015003262 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten, worden de woorden ", krachtens de artikelen 92, § 4, tweede lid, 2° en 3°, en 94, eerste lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen," vervangen door de woorden « en krachtens de artikelen 121, tweede lid, 2° en 3°, en 129, eerste lid, van de wet van 20 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2022 pub. 26/09/2022 numac 2022015582 bron federale overheidsdienst financien Wet op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen sluiten op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen, ».

Art. 15.In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013003431 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de paragrafen 1 en 2 worden als volgt vervangen: « § 1.De in België gevestigde centrale tegenpartijen die over een vergunning beschikken krachtens artikel 36/25, § 3 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België betalen jaarlijks een bijdrage van 200.000 EUR. Deze bijdrage is niet verschuldigd door centrale tegenpartijen die een bijdrage van minstens 200.000 EUR aan de Bank verschuldigd zijn op basis van hoofdstuk III van dit besluit. § 2. De in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen die over een vergunning beschikken krachtens artikel 36/26/1, § 1 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België betalen jaarlijks een bijdrage van 200.000 EUR. De in België gevestigde instellingen die ondersteuning verlenen aan een centrale effectenbewaarinstelling en die over een vergunning beschikken krachtens artikel 36/26/1, § 4 en § 5 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, betalen jaarlijks een bijdrage van 200.000 EUR. De in het eerste en het tweede lid vastgestelde bijdrage is niet verschuldigd door de centrale effectenbewaarinstellingen en de instellingen die ondersteuning verlenen die een bijdrage van minstens 200.000 EUR aan de Bank verschuldigd zijn op basis van hoofdstuk III. De in België gevestigde bijkantoren van buitenlandse instellingen die ondersteuning verlenen aan een centrale effectenbewaarinstelling en die aan het toezicht van de Bank zijn onderworpen, betalen jaarlijks een bijdrage van 200.000 EUR. » 2° in paragraaf 3 wordt tussen de eerste en de tweede zin, de volgende zin ingevoegd: "Indien zich binnen één groep meerdere instellingen in de zin van de §§ 1 en 2 bevinden die systeemrelevant zijn, dient de bijkomende vaste bijdrage slechts door één van deze instellingen te worden betaald." 3° in paragraaf 3 worden de woorden "als systeemrelevant wordt beschouwd" vervangen door de woorden "een vaste bijdrage betaalt in de zin van artikel 7, § 1, 2°."

Art. 16.Artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 30/12/2013 numac 2013003431 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juli 2012 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Nationale Bank van België verbonden aan het toezicht op financiële instellingen, tot uitvoering van artikel 12bis, § 4, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten, wordt vervangen door de artikelen 14 tot en met 14/5, luidende: "

Art. 14.§ 1. De in België gevestigde betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld bedoeld in respectievelijk artikel 8, § 1, 1° en artikel 166, § 1, 1° van de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 14/1, betalen jaarlijks een vaste bijdrage van 10.000 EUR. De in het eerste lid bedoelde instellingen betalen daarnaast jaarlijks een variabele bijdrage van 0,5 % van het eigen vermogen.

Voor de toepassing van het tweede lid is het in aanmerking genomen eigen vermogen het eigen vermogen op 31 december van het voorafgaande jaar, berekend, voor betalingsinstellingen, overeenkomstig artikel 9 van het reglement van de Bank van 10 april 2018 op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen en, voor instellingen voor elektronisch geld, overeenkomstig artikel 6 van het reglement van de Bank van 2 oktober 2018 op het eigen vermogen van de instellingen voor elektronisch geld en de belegging van de geldmiddelen die in ruil voor het uitgegeven elektronisch geld worden ontvangen.

De in het eerste lid bedoelde instellingen betalen jaarlijks een bijdrage van 10 EUR voor elke agent waarop zij in België en in de EER beroep doen. § 2. Wanneer de Bank aan de in paragraaf 1 bedoelde instellingen een vergunning verleent in de zin van artikel 12 of artikel 169 van voormelde wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten, vordert zij naar aanleiding van die vergunning een bijdrage van 5.000 EUR.

Art. 14/1.§ 1 De in België gevestigde betalingsinstellingen bedoeld in artikel 8, § 1, 1° van de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, die uitsluitend diensten inzake betalingsinitiatie of inzake betalingsinitiatie en rekeninginformatie aanbieden, betalen jaarlijks een vaste bijdrage van 10.000 EUR. De in het eerste lid bedoelde vaste bijdrage wordt verhoogd met een jaarlijkse variabele bijdrage van 0,10 % op het minimumgeldbedrag van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering bedoeld in artikel 18 van de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten, berekend op grond van de richtsnoeren die door de Europese Bankautoriteit zijn opgesteld krachtens artikel 5, lid 4, van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG. De in het eerste lid bedoelde instellingen betalen jaarlijks een bijdrage van 10 EUR voor elke agent waarop zij in België en in de EER beroep doen. § 2. Wanneer de Bank aan de in paragraaf 1 bedoelde instellingen een vergunning verleent in de zin van artikel 12, vordert zij naar aanleiding van die vergunning een bijdrage van 5.000 EUR.

Art. 14/2.De in België gevestigde beperkte betalingsinstellingen en beperkte instellingen voor elektronisch geld bedoeld in respectievelijk artikel 8, § 1, 2°, a) en artikel 166, § 1, 2° van de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, betalen jaarlijks een bijdrage van 2.500 EUR. De in het eerste lid bedoelde instellingen betalen jaarlijks een bijdrage van 10 EUR voor elke agent waarop zij in België beroep doen.

Art. 14/3.De in België gevestigde betalingsinstellingen die rekeningaggregatiediensten aanbieden bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, b) van de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, betalen jaarlijks een bijdrage van 2.500 EUR. De in het eerste lid bedoelde instellingen betalen jaarlijks een bijdrage van 10 EUR voor elke agent waarop zij in België en in de EER beroep doen.

Art. 14/4.§ 1. De in België gevestigde bijkantoren van betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder een andere lidstaat van de EER en die bedoeld zijn in respectievelijk artikel 120 en artikel 218 van de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen, betalen jaarlijks een bijdrage van 2.500 EUR. § 2. De betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder een andere lidstaat van de EER en in België werkzaamheden aanvatten via agenten, betalen jaarlijks een bijdrage van 10 EUR voor elke agent waarop zij in België beroep doen, zonder dat de totale jaarlijkse bijdrage minder dan 500 EUR mag bedragen.

Art. 14/5.De Bank stelt de instellingen jaarlijks uiterlijk op 1 september in kennis van het bedrag dat zij overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 14/4 jaarlijks verschuldigd zijn. De betrokken instellingen betalen deze bijdragen ten laatste op 30 september van hetzelfde jaar."

Art. 17.In artikel 15/1 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "op 1 januari", ", als voorschot voor het lopende jaar," en "in totaal 90% bedraagt van" geschrapt;2° in het eerste lid wordt het woord "dekt" ingevoegd tussen de woorden "van de Bank" en "die betrekking hebben op";3° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "De volgende instellingen zijn geen bijdrage verschuldigd in de zin van dit hoofdstuk: - financiële holdings en gemengde financiële holdings waarin een kredietinstelling of een beleggingsonderneming met het statuut van beursvennootschap is ondergebracht waarvoor een bijdrage is verschuldigd op grond van dit hoofdstuk; - de beleggingsholdings waarin een beleggingsonderneming met het statuut van beursvennootschap is ondergebracht waarvoor een bijdrage is verschuldigd op grond van dit hoofdstuk; - de financiële instellingen bedoeld in artikel 424, 4° van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen; - significante bijkantoren in de zin van artikel 159 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, die zijn gevestigd in andere EER-lidstaten.".

Art. 18.In artikel 15/2 van hetzelfde besluit wordt het woord "Het" aan het begin van de zin vervangen door het woord "De" en het woord "voorschot" door het woord "bijdrage".

Art. 19.De artikelen 15/4 en 15/5 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 20.Dit besluit is van toepassing op de bijdragen in de werkingskosten vanaf het kalenderjaar 2023. Op de bijdragen in de werkingskosten voor het kalenderjaar 2022 zijn de bepalingen van toepassing zoals die gelden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit, ook indien de eindafrekening voor die werkingskosten gebeurt na deze inwerkingtreding.

Art. 21.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

^