Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2002
gepubliceerd op 02 augustus 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende het recht op loopbaanonderbreking in de subsector voor het gemeenschappelijk vervoer ten lande

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012610
pub.
02/08/2002
prom.
25/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/25/2002012610/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende het recht op loopbaanonderbreking in de subsector voor het gemeenschappelijk vervoer ten lande (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende het recht op loopbaanonderbreking in de subsector voor het gemeenschappelijk vervoer ten lande.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1999 Recht op loopbaanonderbreking in de subsector voor het gemeenschappelijk vervoer ten lande (Overeenkomst geregistreerd op 1 december 1999 onder het nummer 53093/CO/140.01.02.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en behoren tot de subsector voor het gemeenschappelijk vervoer ten lande alsook op hun werklieden. § 2. Met "subsector voor het gemeenschappelijk vervoer ten lande", wordt bedoeld de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en die zich inlaten met : - de ongeregelde diensten, de pendeldiensten en de internationale geregelde diensten; - het geregeld vervoer; - het bijzonder geregeld vervoer; - de pendeldiensten naar luchthavens, havens, enz. door middel van voertuigen van minder dan 9 plaatsen; - het verhuur met chauffeur van voertuigen van meer dan 9 plaatsen; - het personenvervoer verricht door een persoon die geen houder is van een vergunning voor uitbating van een taxionderneming en die geen dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur is volgens de wetgeving van toepassing in het gewest van de zetel van de onderneming. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 en van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.

Zij voert het artikel 15 uit van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1999 houdende een tewerkstellingsakkoord in de subsector voor het gemeenschappelijk vervoer ten lande. HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Palliatieve zorg

Art. 3.De werkman heeft recht op loopbaanonderbreking gedurende één maand voor het verlenen van palliatieve zorg aan personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte.

Deze termijn kan met maximum één maand worden verlengd omwille van dezelfde gebeurtenis.

Om gebruik te maken van dit recht, dient de werkman aan geen enkele andere vereiste te beantwoorden dan deze gesteld door de wet. Afdeling II. - Zorg voor een ziek gezins- of familielid

Art. 4.De werkman heeft recht op loopbaanonderbreking gedurende één maand voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of familielid dat lijdt aan een zware ziekte.

Deze termijn kan met maximum één maand worden verlengd omwille van dezelfde gebeurtenis.

Om gebruik te maken van dit recht, dient de werkman aan geen enkele andere vereiste te beantwoorden dan deze gesteld door de wet. Afdeling III. - Andere redenen tot loopbaanonderbreking

Art. 5.De werkman kan van het recht op loopbaanonderbreking gebruik maken om de hierna volgende redenen : - de verzorging en de opvoeding van een kind dat jonger is dan drie jaar en dat deel uitmaakt van het gezin; - de bijstand of verzorging van een gezinslid dat lijdt aan een zware ziekte indien de vereiste afwezigheid van de werkman langer dan twee maanden zal duren; - elke ernstige sociale reden verbonden aan het familieleven van de werkman (bijvoorbeeld : de formaliteiten vereist voor de adoptie van een kind); - het hervatten van studies met volledig leerplan; - het bereiken van de leeftijd van 55 jaar; - het aanvatten van een zelfstandige activiteit die niet concurrerend is met deze van de werkgever.

Art. 6.De werkman die gebruik wenst te maken van één der mogelijkheden van loopbaanonderbreking beschreven onder artikel 5 dient ten minste twee jaar in dienst te zijn van de werkgever en verbonden door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Art. 7.De schorsing van de arbeidsovereenkomst zal ten minste drie maanden en ten hoogste twaalf maanden bedragen.

Zij kan in elk van de gevallen worden verlengd, behalve in het geval van het aanvatten van een zelfstandige activiteit.

Art. 8.De schorsing van de arbeidsovereenkomst kan volledig of gedeeltelijk zijn.

Behoudens akkoord van de werkgever moet de gedeeltelijke schorsing een halftijdse schorsing zijn.

De gedeeltelijke schorsing moet het voorwerp uitmaken van een geschrift getekend door de twee partijen.

Art. 9.De werkgever die op 31 december 1998 gebonden was door een collectieve arbeidsovereenkomst die een breder recht op loopbaanonderbreking voorzag ten aanzien van enige welke bepaling van deze afdeling is ertoe gehouden de geldigheidsduur van deze overeenkomst te verlengen tot ten minste 31 december 2000.

De in het kader van dit artikel gesloten overeenkomst moet getekend zijn door alle werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de schoot van het Paritair Comité voor het vervoer.

Bovendien moet deze overeenkomst aan de voorzitter van het paritair comité doorgestuurd worden. HOOFDSTUK IV. - Beperking van de afwezigheden

Art. 10.Voor de toepassing van dit hoofdstuk neemt men het aantal werklieden in aanmerking die tewerkgesteld waren in het kalenderjaar voorafgaand aan het verzoek van de werkman om van de loopbaanonderbreking te genieten.

Art. 11.Behoudens uitdrukkelijk akkoord van de werkgever wordt het aantal werklieden die tegelijk loopbaanonderbreking kunnen bekomen op 3 pct. equivalente voltijds vastgesteld.

Art. 12.De werkgevers die op 31 december 1998 gebonden waren door een collectieve arbeidsovereenkomst die het recht op loopbaanonderbreking voorzag voor een hoger percentage dan dit bepaald door de bepalingen van dit hoofdstuk zijn ertoe gehouden de geldigheidsduur van hun overeenkomst te verlengen tot tenminste 31 december 2000.

De in het kader van dit artikel gesloten overeenkomst moet getekend zijn door alle werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de schoot van het Paritair Comité voor het vervoer.

Bovendien moet deze overeenkomst aan de voorzitter van het paritair comité doorgestuurd worden. HOOFDSTUK V. - Procedure Afdeling I. - Palliatieve zorg of zorg voor een ziek gezins- of

familielid

Art. 13.De werkman die van het recht op loopbaanonderbreking gebruik wilt maken in de in de artikelen 3 en 4 gestelde voorwaarden dient hiervan één maand van te voren zijn werkgever op de hoogte te brengen.

Dezelfde termijn geldt voor elke verlenging.

De termijn kan in overleg tussen de werkgever en de werkman worden verminderd.

Art. 14.De kennisgeving waarvan sprake in artikel 13, alinea 1, bevat : - de datum waarop de onderbreking ingaat; - de duur van de onderbreking; - de vorm van de onderbreking (voltijdse of halftijdse); - het bewijs van de ingeroepen reden door middel van een medisch attest. Afdeling II. - Andere redenen van loopbaanonderbreking

Art. 15.Behoudens in geval van hoogdringendheid zal de werkman die gebruik wenst te maken van de loopbaanonderbreking in het kader van artikel 5 de werkgever hiervan schriftelijk op de hoogte stellen ten minste twee maanden voor de aanvang van de schorsing van de arbeidsovereenkomst.

De aanvraag zal vermelden : - de aanvangsdatum van de onderbreking; - de duur van de onderbreking; - de ingeroepen reden; - de vorm van de onderbreking (voltijdse of halftijdse onderbreking).

Art. 16.De werkgever zal zijn toestemming slechts kunnen weigeren voor de loopbaanonderbreking om de volgende redenen : - overschrijding van het percentage vastgesteld in artikel 11 of voortspruitend uit artikel 12; - de vorm van de aangevraagde loopbaanonderbreking stemt niet overeen met één dezer voorzien door of krachtens deze overeenkomst; - de onderbreking wordt aangevraagd om een andere reden dan deze voorzien in of krachtens deze overeenkomst.

De werkgever die weigert de loopbaanonderbreking toe te staan moet zijn gemotiveerde beslissing aan de werkman schriftelijk mededelen.

Bij ontstentenis van mededeling binnen de veertien dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag mag de werkgever de onderbreking niet meer weigeren.

Art. 17.De werkman moet de aanvraag tot verlenging van de onderbreking indienen uiterlijk één maand vóór het einde van de lopende onderbreking.

De werkgever kan de verlenging enkel weigeren wegens overschrijding van het percentage vastgesteld door of krachtens deze overeenkomst.

Art. 18.Indien de overeenkomst van toepassing op de onderneming op 31 december 1998 kortere termijnen voorzag dan deze voorzien in deze overeenkomst en/of indien zij strengere weigeringsvoorwaarden in hoofde van de werkgever van de aanvraag tot onderbreking bevatte dan deze voorzien in deze overeenkomst is de werkgever ertoe gehouden de geldigheidsduur van die gunstigere bedingen ten aanzien van de werkman te verlengen tot ten minste 31 december 2000.

De verlenging voorzien in het vorige lid is onderworpen aan dezelfde vormvereisten en mededelingsplichten dan deze voorzien in de artikelen 9 en 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VI.- Werkhervatting

Art. 19.Op het einde van de loopbaanonderbreking wordt de werkhervatting gegarandeerd in een gelijkaardige functie aan deze die de werkman bekleedde vóór de onderbreking. HOOFDSTUK VII. - Gevolgen van de onderbreking inzake anciënniteit

Art. 20.De duur van de loopbaanonderbreking telt mee voor de berekening van de anciënniteit van de werkman.

Bij afwijking op de bepalingen van het vorige lid telt de voltijdse loopbaanonderbreking niet mee voor de toepassing van een loonbarema gekoppeld aan anciënniteit. HOOFDSTUK VIII. - Rol van het beperkt comité

Art. 21.In geval van geschil betreffende de toepassing van deze overeenkomst kunnen de organisaties zetelend in het beperkt comité opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 1995 houdende een tewerkstellingsakkoord van toepassing op het geregeld vervoer, op het bijzonder geregeld vervoer en op de autocarondernemingen het geschil voorleggen aan dit comité.

Art. 22.Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en wordt voor bepaalde duur van twee jaar gesloten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^