gepubliceerd op 01 maart 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters, tewerkgesteld in de ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen
24 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters, tewerkgesteld in de ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 januari 2001;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters, tewerkgesteld in de ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 september 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 8 januari 2001, Belgisch Staatsblad van 9 mei 2001.
Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de werklieden en werksters, tewerkgesteld in de ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen (Overeenkomst geregistreerd op 4 december 2000 onder het nummer 55946/CO/145)
Artikel 1.Artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor de werklieden en werksters, tewerkgesteld in de ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 2.De beroepenclassificatie van het personeel wordt vastgesteld als volgt : 1. Ongeschoolden. Worden als ongeschoolden aangezien : a) de hulpwerklieden en -werksters, de ongeschoolde werklieden en werksters die niet zelfstandig kunnen werken;b) de werklieden en werksters die niet begrepen zijn in een van de ondervermelde categorieën.2. Halfgeschoolden. Worden als halfgeschoolden aangezien : a) de werklieden en werksters die, na technische aanwijzingen, ten minste de helft van de verrichtingen van de geschoolden, op één na, normaal, zelfstandig en degelijk kunnen uitvoeren;b) de houders van een brevet, afgeleverd na voleindiging van een leerovereenkomst "tuinaanleg";c) de grondwerkers of -werksters.3. Geschoolden. Worden als geschoolden aangezien : a) de houders van het einddiploma van het lager middelbaar tuinbouwonderwijs (A3), die ten minste drie jaar praktijk hebben in één of meer ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen;b) de houders van het diploma van tuinbouwtechnicus afgeleverd door een instelling van het hoger middelbaar tuinbouwonderwijs (A2), die ten minste twee jaar praktijk hebben in één of meer ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen;c) de houders van het brevet afgeleverd na voleindiging van een leerovereenkomst "tuinaanleg" en die ten minste drie jaar praktijk hebben in één of meer ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen;d) de werklieden en werksters die de volgende voorwaarden vervullen : - gedurende ten minste drie jaar in één of meer ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen hebben gewerkt; - bekwaam zijn om, na technische voorlichting, op bevel van de werkgever of zijn plaatsvervanger, volgende werkzaamheden te verrichten op één of twee uitzonderingen na : snoeien in het algemeen; binden van alle gewassen voor de versiering van tuinen, zowel sierplanten als fruitbomen; onder profiel brengen en afsteken van de randen van de wegen en heestergroepen; toepassen van verschillende besproeiingen; uitstrooien van organische en scheikundige meststoffen; planten van alle gewassen voor het verfraaien van de tuinen en een grondige kennis ervan bezitten; maaien van grasperken en snoeien van hagen en randen; voorbereiden van de te bezaaien, met alle werkzaamheden welke daarop betrekking hebben; gebruiken van radicale en selectieve onkruidverdelgers; verrichten van alle metselwerk nodig voor de versiering van de tuinen (vloeren, rotsen, vijvers, enz.); gebruiken van motorgrasmaaiers en maaimachines. 4. Meergeschoolden A. Worden als meergeschoolden A aangezien : a) de geschoolden, die een diploma van tuinbouwtechnicus afgeleverd door een instelling van hoger middelbaar tuinbouwonderwijs (A2) behaalden en die ten minste vijf jaar praktijk hebben in één of meer ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen;b) de geschoolden, die het diploma A1 afgeleverd door een instelling van hoger tuinbouwonderwijs behaalden en die ten minste twee jaar praktijk hebben in één of meer ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen;c) de chauffeurs die regelmatig en in hoofdzaak een vrachtwagen van minimum 3,5 ton nuttige last voeren;d) de geschoolden die belast worden met het vervoer van zwaar materieel;e) de eerste hoveniers en de grasmaaiers op glooiingen en gevaarlijke bermen;f) de werklieden en werksters die gras maaien op bermen langs wegen aangeduid met de verkeerstekens F5 en F9 en langs wegen met twee of meer baanvakken, gescheiden door een bezaaide of beplante middenberm.5. Meergeschoolden B. Behoren tot de meergeschoolden B : a) de houders van een diploma van tuinbouwtechnicus, afgeleverd door een instelling van hoger middelbaar tuinbouwonderwijs (A2), die ten minste tien jaar praktijk hebben in één of meer ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen;b) de houders van het einddiploma A1 afgeleverd door een instelling van hoger tuinbouwonderwijs, die ten minste vijf jaar praktijk hebben in één of meer ondernemingen voor het inplanten en onderhouden van parken en tuinen.»
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2000 en heeft dezelfde duur als die welke zij wijzigt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 september 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX