Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 november 2000
gepubliceerd op 01 december 2000

Koninklijk besluit tot bepaling van de wedde van de voorzitters en de leden van het bureau van de districtsraden

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2000001046
pub.
01/12/2000
prom.
24/11/2000
ELI
eli/besluit/2000/11/24/2000001046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot bepaling van de wedde van de voorzitters en de leden van het bureau van de districtsraden


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 332, § 4, 2°, van de nieuwe gemeentewet, ingevoegd door de wet van 19 maart 1999, bepaalt dat de wedde van de voorzitter en van de leden van het bureau van de districtsraden door de Koning wordt vastgesteld en dat daarbij kan rekening worden gehouden met de omvang van de bevoegdheden die aan de districten toegewezen worden, alsook met het inwonersaantal van het district (1).

Met toepassing van artikel 340 van de nieuwe gemeentewet, ingevoegd bij de vermelde wet van 19 maart 1999, kunnen de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen en de burgemeester bevoegdheden van gemeentelijk belang, waarover zij beschikken, overdragen aan de districtsraden, de bureaus van de districtsraden en de voorzitters van de districten.

De aan deze organen opgedragen bevoegdheden kunnen evenwel verschillen van gemeente tot gemeente, waar er districtsraden mogen worden opgericht. Derhalve is het aangewezen in een algemeen koninklijk besluit de minimum- en maximumbedragen van de wedden van de voorzitters en van de leden van het bureau te bepalen.

In het ontwerp van koninklijk besluit, dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, worden deze bedragen in eerste instantie gerelateerd aan het bevolkingsaantal. Bij de berekening ervan wordt als basis het werkelijk aantal ingeschreven inwoners genomen en niet het fictieve getal dat wordt aangewend om een klasseverheffing te bekomen.

De tweede parameter, namelijk de omvang van de bevoegdheden, kan niet op eenduidige wijze worden bepaald door de Koning. Immers de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen en de burgemeester kunnen deze overdracht doen evolueren.

Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de overdracht niet minder dan 10 % van het totale bevoegdheidspakket van de gemeente zal bedragen doch anderzijds de 50 % hiervan niet zal overschrijden.

Het is de gemeenteraad die dient te evalueren hoeveel van dit takenpakket wordt overgedragen aan de districten. Dit moet evenwel uniform zijn voor alle districten.

Derhalve wordt in het ontwerp van koninklijk besluit voorgesteld bij de vaststelling van deze wedden, rekening te houden met de volgende minimum- en maximumgrenzen : - de wedde van de voorzitters van de districtsraden bedraagt minimum 10 % en maximum 50 % van de wedde van de burgemeester van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district (artikel 1); - de wedde van de leden van het bureau van de districtsraden bedraagt minimum 10 % en maximum 50 % van de wedde van een schepen van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district (artikel 2).

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE _______ Nota (1) Belgisch Staatsblad 31 maart 1999. ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 10 november 2000 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot bepaling van de wedde van de voorzitters en de leden van het bureau van de districtsraden", heeft op 16 november 2000 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De motivering in de brief luidt als volgt : « Mijn verzoek om spoedbehandeling is gemotiveerd door de omstandigheid dat, na de verkiezing van de districtsraden op 8 oktober 2000, het noodzakelijk is om ten spoedigste de wijze vast te stellen waarop de voorzitters en de leden van het bureau van de districtsraden zullen worden bezoldigd. » Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Luidens de aanhef geeft het ontworpen besluit voor zijn rechtsgrond te ontlenen aan artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en aan de artikelen 19 en 332, § 4, 2°, van de nieuwe gemeentewet. De voormelde bepaling van de bijzondere wet, die, in onderdeel 4°, aan de Gewesten de bevoegdheid opdraagt in verband met de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de binnengemeentelijke territoriale organen, bedoeld in artikel 41 van de Grondwet, kunnen worden opgericht, levert geen rechtsgrond op voor het ontworpen besluit.

Dit geldt evenzo voor artikel 19 van de nieuwe gemeentewet aangezien die bepaling betrekking heeft op de wedden van de burgemeesters en de schepenen. 2. Artikel 332, § 4, 2°, van de nieuwe gemeentewet bepaalt inzonderheid dat artikel 19 van de nieuwe gemeentewet van toepassing is op de voorzitter en op de leden van het bureau van de districtsraden, met dien verstande dat ''de wedde van de leden van het bureau en van de voorzitter wordt bepaald door de Koning, (en dat) daarbij kan rekening gehouden worden met de omvang van de bevoegdheden die aan de districten toegewezen worden, alsook met het inwonersaantal van het district". Het ontworpen besluit bepaalt niet zelf die wedden, doch stelt minimum- en maximumgrenzen vast en draagt aan de gemeenteraad de bevoegdheid over om binnen die grenzen de bedragen vast te leggen, "waarbij hij rekening houdt met de reële omvang van de bevoegdheden die aan de districtsraden worden toegewezen".

Zoals in het verslag aan de Koning wordt uitgelegd, is die overdracht van bevoegdheid gewettigd doordat de wet voorschrijft dat onder meer rekening moet worden gehouden met de omvang van de bevoegdheden toegekend aan de districten en de omvang ervan afhangt van de beslissingen genomen door de gemeentelijke overheden, overeenkomstig artikel 340 van de nieuwe gemeentewet.

Gelet op de voorwaarden gesteld in verband met de overdracht van bevoegdheid, is een zodanige overdracht aanvaardbaar. Ze ontleent haar rechtsgrond aan artikel 117, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet, naar luid waarvan de gemeenteraad ''beraadslaagt over elk ander onderwerp dat de hogere overheid hem voorlegt". Derhalve moet deze laatste bepaling worden vermeld in de aanhef.

Dispositief Artikel 3 Volgens artikel 3 van het ontwerp bepaalt de gemeenteraad het bedrag van de wedde van de voorzitter en van de leden van het bureau, rekening houdend "met de reële omvang van de bevoegdheden die aan de districtsraden worden toegewezen". De wet schrijft evenwel voor dat daarbij rekening kan worden gehouden met "de bevoegdheden die aan de districten toegewezen worden... » .

Artikel 340, § 1, van de nieuwe gemeentewet schrijft weliswaar voor dat de gemeenteraad bevoegdheden van gemeentelijk belang waarover hij beschikt en die hij nader bepaalt, kan overdragen aan de districtsraden, doch volgens de paragrafen 2 en 3 van datzelfde artikel kunnen ook het college van burgemeester en schepenen en de burgemeester bevoegdheden overdragen waarover zij beschikken, respectievelijk aan de bureaus van de districtsraden (1) en aan de voorzitters van de districten.

De gemachtigde ambtenaar is het er bijgevolg mee eens dat in artikel 3 het woord "districtsraden" vervangen wordt door het woord "districten".

De Kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, eerste voorzitter;

Y. Kreins en P. Quertainmont, staatsraden;

J. Kirkpatrick, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J.-J. Stryckmans.

De griffier, J. Gielissen.

De eerste voorzitter, J.-J. Stryckmans. _______ Nota (1) In de nieuwe gemeentewet wordt nu eens het woord "districtbureau" gebezigd, en dan weer de woorden ''bureau van de districtsraad".Het lijdt echter niet de minste twijfel dat het "bureau" een andere instantie is dan de raad waarbinnen het bureau wordt gekozen : artikel 330 bepaalt immers : "Elk districtsbestuur omvat een raad, districtsraad genoemd, een bureau en een voorzitter. ».

24 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot bepaling van de wedde van de voorzitters en de leden van het bureau van de districtsraden ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de nieuwe gemeentewet, gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 24 juni 1988, bekrachtigd bij de wet van 26 mei 1989, inzonderheid op artikel 117, eerste lid, en artikel 332, § 4, 2°, ingevoegd bij de wet van 19 maart 1999;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat na de verkiezing van de districtsraden op 8 oktober 2000, het noodzakelijk is om ten spoedigste de wijze vast te stellen waarop de voorzitters en de leden van het bureau van de districtsraden zullen worden bezoldigd;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 16 november 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De wedde van de voorzitters van de districtsraden bedraagt minimum 10 % en maximum 50 % van de wedde van de burgemeester van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district.

Art. 2.De wedde van de leden van het bureau van de districtsraden bedraagt minimum 10 % en maximum 50 % van de wedde van een schepen van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district.

Art. 3.De gemeenteraad bepaalt het bedrag van de wedde van de voorzitter en van de leden van het bureau binnen de in artikel 1 en artikel 2 vastgestelde minimum- en maximumgrenzen, waarbij hij rekening houdt met de reële omvang van de bevoegdheden die aan de districten worden toegewezen.

Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 november 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^