gepubliceerd op 09 december 1997
Koninklijk besluit houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen
24 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen creëert in artikel 7, §2, de mogelijkheid om bij koninklijk besluit maatregelen te nemen ter bevordering van de werkgelegenheid indien de sociale partners er niet in slagen een interprofessionneel akkoord rond de werkgelegenheid af te sluiten. De Regering heeft vastgesteld dat de sociale partners geen interprofessionneel akkoord hebben kunnen afsluiten en dat er bovendien geen akkoord kan bereikt worden over het bemiddelingsvoorstel dat de Regering aan de sociale partners heeft overgemaakt.
Daarop heeft de regering reeds tal van maatregelen genomen die tot doel hebben het stimuleren van allerlei formules van arbeidsherverdeling, het aantal banen te verhogen en aldus de werkloosheid te verminderen. Zo werd bij koninklijk besluit van 24 februari 1997 het stelsel van de tewerkstellingsakkoorden ingevoerd dat voorzag in een vermindering van patronale sociale zekerheidsbijdragen bij aanwerving van netto bijkomende werknemers ten gevolge van de toepassing van arbeidsherverdelende maatregelen.
In de lijn van deze politiek wenst de Regering via dit koninklijk besluit bij wijze van experiment voor maximaal 20 bedrijven met meer dan 50 werknemers een stelsel in te voeren van vermindering van werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid voor zover deze bedrijven door de invoering van de 32 u/ week voor minstens 20 % van hun personeelsleden, bijkomende aanwervingen realiseren en dus hetzelfde arbeidsvolume kunnen aantonen.
De voorziene bijdrage vermindering is forfaitair vastgesteld en bedraagt maximaal 97 000 fr/jaar per werknemer die overgaat van een voltijdse betrekking naar een arbeidsregime van 32 u/week. Deze bijdragevermindering wordt gedurende 6 jaar toegekend en is degressief vanaf het derde jaar.
De bedrijven kunnen dit stelsel via collectieve arbeidsovereenkomst invoeren tot 30 april 1998. Teneinde de rechtszekerheid voor de bedrijven maximaal te garanderen wordt voorzien in een voorafgaandelijk onderzoek van de ontwerp collectieve arbeidsovereenkomst in samenwerking met het bevoegde paritair comité en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De definitieve collectieve arbeidsovereenkomst moet worden goedgekeurd door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid. De bedrijven die het hoogste percentage gecreëerde werkgelegenheid aantonen, komen bij voorrang in aanmerking voor de goedkeuring van hun collectieve arbeidsovereenkomst.
Verder wordt in het koninklijk besluit bepaald met welke andere bijdrageverminderingen deze bijdragevermindering cumuleerbaar is.
Dit besluit treedt in werking de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Dit besluit werd voor advies voorgelegd aan de Raad van State.
In zijn advies van 22 juli 1997 merkt de Raad van State op dat er bijdrageverminderingen worden toegekend gedurende een periode die verder gaat dan 31 december 1998 daar waar artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 slechts toelaat tewerkstellingsmaatregelen te nemen voor de jaren 1997-1998.
De Regering is van mening dat niet dient te worden ingegaan op deze bemerking van de Raad van State omdat alle collectieve arbeidsovereenkomsten die eventueel recht openen op de bijdrageverminderingen moeten worden neergelegd ruim voor de uiterste datum van 31 december 1998 tot wanneer artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 toelaat om tewerkstellingsmaatregelen te nemen.
De Regering is bijgevolg van oordeel dat het feit dat er gedurende een aantal jaren bijdrageverminderingen worden toegekend niet in strijd is met de bevoegdheid die aan de Regering wordt verleend door het eerder genoemd artikel 7, § 2.
Bovendien dient er te worden op gewezen dat de bijdrageverminderingen die in het kader van dit besluit worden toegekend gelijkaardig zijn aan de bijdrageverminderingen voorzien in het koninklijk besluit van 21 maart 1997 dat uitvoering geeft aan artikel 9 van dit koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden en toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33, van dezelfde wet van 26 juli 1996.
Het besluit werd aangepast aan de andere bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn adviezen van 22 juli 1997 en van 20 oktober 1997.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN 24 NOVEMBER 1997. - Koninklijk besluit houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 7, § 2;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 juli 1997 en op 4 november 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 11 juli 1997 en op 5 november 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat er geen interprofessioneel akkoord over de werkgelegenheid tot stand is gekomen voor de periode 1997-1998 en dat er geen consensus werd bereikt onder de sociale gesprekspartners over het bemiddelingsvoorstel van de Regering en gelet op het feit dat een aantal bijkomende stimuli moeten worden voorzien om de arbeidsherverdeling te bevorderen en dat alle betrokkenen onverwijld in kennis moeten worden gesteld van de bijkomende werkgelegenheids-maatregelen die worden genomen door de Regering;
Gelet op de adviezen van de Raad van State, gegeven op 22 juli 1997 en 20 oktober 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op alle ondernemingen die 50 of meer werknemers tewerkstellen op 30 juni 1996 en die gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités die voldoet aan de voorwaarden bepaald in § 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd. Teneinde deze goedkeuring te bekomen dient de onderneming voorafgaandelijk aan de neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomst een ontwerp van collectieve arbeidsovereenkomst over te maken aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid. Door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid wordt deze ontwerpovereenkomst voorgelegd aan het bevoegde paritair comité en aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid deelt de betrokken onderneming mee of het ingediend ontwerp van collectieve arbeidsovereenkomst voldoet aan de voorwaarden van dit besluit en aanleiding kan geven voor de onderneming tot het genieten van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering bedoeld in artikel 3.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan overgaan tot de goedkeuring van maximaal 20 collectieve arbeidsovereenkomsten. De aanvragen tot goedkeuring zullen behandeld worden in functie van het percentage van gecreëerde werkgelegenheid. De voorrang zal gegeven worden aan de collectieve arbeidsovereenkomsten die voorzien in het hoogste percentage gecreëerde werkgelegenheid.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet neergelegd worden op de griffie van de dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid uiterlijk op 30 april 1998. § 2. De collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 1 moet voldoen aan de volgende voorwaarden om de goedkeuring te kunnen bekomen bedoeld in § 1. - De collectieve arbeidsovereenkomst moet een volledige identificatie vermelden van de onderneming. - De collectieve arbeidsovereenkomst moet vermelden dat hij werd gesloten in uitvoering van dit besluit. - De collectieve arbeidsovereenkomst moet voorzien in een vermindering van de gemiddelde arbeidsduur tot 32 uur per week voor een aantal werknemers dat minstens gelijk is aan 20 % van de werknemers tewerkgesteld op 30 juni 1996. - De collectieve arbeidsovereenkomst moet het bedrag bepalen van de looncompensatie die wordt toegekend aan de werknemers die overgaan naar de arbeidsduur van 32u/week. - De collectieve arbeidsovereenkomst moet een tewerkstellingsengagement bevatten waarbij wordt overgegaan tot nieuwe aanwervingen zodat het arbeidsvolume van het betrokken trimester minstens gelijk is zijn aan het arbeidsvolume van het corresponderende trimester van 1996 en dit overeenkomstig de bepalingen van § 3. - De collectieve arbeidsovereenkomst moet de wijze van rapportering aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid vastleggen met betrekking tot de resultaten van de invoering van het stelsel van de arbeidsherverdeling met arbeidsherverdelende bijdragevermindering. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid maakt de resultaten van deze rapportering over aan de Hoge Raad voor Werkgelegenheid. § 3. Teneinde te kunnen genieten van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 2 moet de onderneming tenminste een gelijkwaardig arbeidsvolume aantonen, dit in vergelijking met het overeenstemmende kwartaal van 1996.
Het arbeidsvolume per trimester wordt berekend volgens de volgende bepalingen : 1° Voor de voltijdse werknemers, met uitzondering van voltijdse werknemers die niet permanent vijf dagen per week tewerkgesteld zijn : (d + v + g)/w.2° Voor een deeltijdse werknemer alsmede voor een voltijdse werknemer die niet permanent vijf dagen per week is tewerkgesteld : u x 5 x (d + v + g) d x m x w Wordt verstaan onder : d = de dagen bedoeld bij artikel 24, 1°, a), b), c) en e) van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met uitzondering van de dagen gedekt door de vergoedingen bedoeld in artikel 19, § 2, 2°, a), b), d) en e) van het koninklijk besluit; u = de uren die overeenstemmen met de dagen bedoeld in d; v = de dagen bedoeld bij artikel 24, d) van het bovengenoemd koninklijk besluit van 28 november 1969; g = de bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid als gelijkgestelde dag aangegeven dagen, met uitzondering van de dagen tijdelijke werkloosheid te wijten aan economische oorzaken bedoeld bij artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; w = het aantal kalenderdagen van het burgerlijk kwartaal met uitzondering van de zaterdagen en zondagen; m = het gemiddeld aantal arbeidsuren per week van de voltijdse werknemer die in de onderneming, of bij gebrek daaraan in de sector, dezelfde soort arbeid verricht als de deeltijdse werknemer.
Het arbeidsvolume van een onderneming per trimester is gelijk aan de som van alle individuele arbeidsvolumes van de voltijdse en de deeltijdse werknemers. § 4. Wordt niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemer in het kader van het tewerkstellingsengagement opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in § 2 : - de werknemer aangeworven in het kader van het banenplan, bedoeld in de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gedurende de periode van de bijdragevermindering; - de werknemer, aangeworven ten gevolge van een fusie of een overname van een andere instelling of onderneming of ten gevolge van een transfer binnen instellingen of ondernemingen die behoren tot diezelfde groep; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit nr 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; - de werknemer, tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976, betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn in uitvoering van artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, gewijzigd bij de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen; - de jongere, tewerkgesteld in het kader van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren; - de werknemer aangeworven in het kader van het Hoofdstuk IV van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen; - de werknemer aangeworven in het kader van Titel IV, Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1985 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector. § 5. Een werknemer aangeworven in het kader van dit besluit om te voldoen aan de voorwaarden gesteld in § 3, kan niet beschouwd worden als een nieuw aangeworven werknemer in het kader van Hoofdstuk IV van de voornoemde wet van 26 juli 1996.
Art. 2.§ 1. De ondernemingen die gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1 hebben per werknemer die overgaat van een voltijdse betrekking naar een betrekking van gemiddeld 32 u/week recht op de arbeidsherverdelende bijdragevermindering bedoeld in artikel 3 en dit voor zover deze onderneming de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1 volledig naleven.
Onder voltijdse betrekking wordt verstaan de normale gemiddelde arbeidsduur vóór de invoering van de 32uren/week van een voltijds tewerkgestelde werknemer behorende tot dezelfde categorie van werknemers als de werknemer die in de betrokken onderneming overgaat naar een betrekking van gemiddeld 32 uur/week. § 2. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken kunnen in gemeenschappelijk akkoord de bijdragevermindering bedoeld in artikel 3 geheel of gedeeltelijk ontzeggen aan de ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1 niet of niet volledig naleven.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken nemen de noodzakelijke maatregelen, volgens de modaliteiten die zij bepalen om bij deze ondernemingen de ten onrechte toegekende verminderingen terug te krijgen.
Art. 3.De arbeidsherverdelende bijdragevermindering wordt vastgesteld op : a) 24 250 fr per kwartaal per werknemer bedoeld in artikel 2, § 1, en dit gedurende 8 kwartalen en dit met ingang van de eerste dag van het 1ste volledige kwartaal waarin de arbeidsduurvermindering tot 32 u/week wordt doorgevoerd en ten vroegste met ingang van de eerste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1 werd goedgekeurd;b) 16 250 fr per kwartaal per werknemer bedoeld in artikel 2, § 1, en dit gedurende de 8 kwartalen volgend op de 8 kwartalen bedoeld in a.c) 8 000 fr per kwartaal per werknemer bedoeld in artikel 2, § 1, en dit gedurende het 9e tot het 16e kwartaal volgend op de 8 kwartalen bedoeld in a. De bedragen vermeld onder a, b) en c worden met 1/6e verminderd per uur dat de voltijdse betrekking van waaruit men overgaat naar een betrekking van 32 uur per week, lager ligt dan 38 uur per week.
Art. 4.§ 1. Een onderneming bedoeld in artikel 1 kan voor een werknemer bedoeld in artikel 2, § 1, niet gelijktijdig genieten van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering bedoeld in artikel 3 en van de vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid bedoeld in : - Titel IV, hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. - Hoofdstuk IV van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentie-vermogen. - Artikel 8 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - het banenplan bedoeld in de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. § 2. Een onderneming die de vermindering geniet bedoeld in artikel 3 kan voor dezelfde werknemer gedurende dezelfde periode in voorkomend geval de vermindering genieten bedoeld in : 1° de bepalingen van artikel 35 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene bepalingen van de sociale zekerheid voor werknemers;2° de bepalingen van Titel VII van het voornoemde koninklijk besluit van 24 december 1993. De gelijktijdige toepassing van de verschillende verminderingen kan nooit tot gevolg hebben dat een werkgever voor dezelfde werknemer een vermindering van werkgeversbijdragen geniet die hoger is dan het bedrag van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid, bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7° en 9°, en § 3bis, van de voornoemde wet van 29 juni 1981, zoals gewijzigd door de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, voor het betrokken trimester.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit koninklijk besluit.
Gegeven te Brussel, 24 november 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN