gepubliceerd op 11 december 1997
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen
24 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid artikel 7, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 26 juni 1997 tot bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, en van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;
Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 29 oktober 1997 tot verlenging van het Samenwerkingsakkoord van 13 februari 1996 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het Begeleidingsplan der werklozen, in het bijzonder de bijlage « financiering »;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 mei 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;.
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Rekening houdend dat het, met de blijvende hoge werkloosheidsgraad, het noodzakelijk is onverwijld aan de openbare instellingen belast met de arbeidsbemiddeling, de openbare instellingen belast met beroepsopleiding, de openbare instelling belast met de controle van de werklozen, en de openbare instelling belast met de controle en de opvolging van het begeleidingsplan, de middelen toe te kennen ten einde het begeleidingsplan voor de werklozen verder te kunnen uitvoeren;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° het begeleidingsplan : het plan bedoeld in Hoofdstuk II, Beginselen, van Titel I van het het Samenwerkingsakkoord van 13 februari 1996 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan der werklozen, verlengd door het Samenwerkingsakkoord van 29 oktober 1997;2° het Evaluatiecomité : het comité bedoeld in het voornoemde Samenwerkingsakkoord van 13 februari 1996 verlengd door het Samenwerkingsakkoord van 29 oktober 1997;3° de wet : het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, bekrachtigd door de wet van 26 juni 1997 tot bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, en van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;4° de Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;5° de bijdragen : de bijdragen bedoeld in Hoofdstuk III, artikelen 5 en 6 van de wet.
Art. 2.Dit besluit bepaalt de nadere regels voor de aanwending en de verdeling van de opbrengst van de bijdragen aan de openbare instellingen belast met de arbeidsbemiddeling, de openbare instellingen belast met beroepsopleiding, de openbare instelling belast met de controle van de werklozen, en de openbare instelling belast met de controle en de opvolging van het begeleidingsplan. HOOFDSTUK II. - Aanwending en verdeling van de bijdragen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 3.De Minister verdeelt volgens de bijzondere regels voorzien in dit hoofdstuk, per kwartaal, de opbrengst van de bijdragen onder de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van het begeleidingsplan, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, « l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi », de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en « l'Institut bruxellois francophone pour la formation professionnelle ».
De uitbetalingen komen, op jaarbasis, overeen met de volgende bedragen : - maximum 160 miljoen frank als opvolgingskosten voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van het begeleidingsplan; - maximum 800 miljoen frank als begeleidingskosten voor de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, « l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi » en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling; - maximum 640 miljoen frank als kosten voor de bijkomende beroepsopleiding voor de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, « l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi » en « l'Institut Bruxellois francophone pour la formation professionnelle ».
Indien de opbrengst van de per kwartaal geïnde bijdragen lager is dan de bedragen die nodig zijn voor de per kwartaal overeengekomen uitbetalingen, worden deze uitbetalingen proportioneel verminderd ten belope van het tekort.
Het overblijvende saldo wordt toegevoegd aan de uitbetalingen van de volgende kwartalen. Afdeling 2. - Opvolgingskosten
Art. 4.Aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van het begeleidingsplan wordt per kwartaal een bedrag van maximum 40 miljoen frank toegekend voor de opvolging van het begeleidingsplan. Afdeling 3. - Begeleidingskosten
Art. 5.§ 1. Aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, « l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi » en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling wordt per kwartaal een bedrag van maximum 200 miljoen frank toegekend voor de begeleiding van de in het begeleidingsplan omschreven werklozen. § 2. Dit bedrag wordt toegekend aan de voornoemde instellingen en diensten op basis van hun aandeel in het totaal aantal begeleidingsovereenkomsten die afgesloten zijn in 1995 en 1996;
Het Evaluatiecomité keurt in de loop van de maand voorafgaand aan het kwartaal van uitbetaling het volgende overzicht goed, bestaande uit drie gedeelten : a) een stand van zaken betreffende de uitvoering van de gegevenstransfer inzake de weigering van werk, van een opleiding evenals de gevallen van onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt;b) het reële aantal gerealiseerde begeleidingsplannen die aanleiding gegeven hebben tot een tewerkstelling, een opleiding, een zonder gevolg beëindigd plan of een uitwisseling van gegevens;c) het aantal uren beroepsopleiding gevolgd door de werklozen waarvan het begeleidingsplan voorziet in dergelijke opleiding. § 3. Indien het Evaluatiecomité geen overzicht goedkeurde zoals voorzien in voorgaande paragraaf, kan de Minister het in paragraaf 2 voorziene bedrag afzonderlijk toekennen. Afdeling 4. - Kosten voor de beroepsopleiding
Art. 6.Aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, « l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi » en « l'Institut bruxellois francophone pour la formation professionnelle » wordt per kwartaal een bedrag van maximum 160 miljoen frank toegekend voor begeleidingsplannen met als inhoud het verstrekken van een bijkomende beroepsopleiding, ten voordele van personen die een begeleidingsovereenkomst ondertekenden.
Dit jaarlijks bedrag wordt als volgt verdeeld : - 48,75 pct. wordt aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling toegekend; dit bedrag omvat de opleidingen van de Vlaamse Gemeenschap verstrekt in het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - 41,25 pct. wordt aan « l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi » toegekend, waarvan F 11 072 000 maximum voor de beroepsopleiding in de Duitstalige Gemeenschap; - 10 pct. wordt aan het « l'Institut bruxellois francophone pour la formation professionnelle » toegekend.
In de loop van de maand voorafgaand aan de kwartalen van uitbetaling bezorgen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, « l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi » en « l'Institut bruxellois francophone pour la formation professionnelle » aan het Evaluatiecomité een overzicht. Dit overzicht bevat het aantal en de identiteit van de personen die een beroepsopleiding zoals bedoeld in het eerste lid volgen evenals de aard en de organisator van deze opleiding. HOOFDSTUK III. - Betaling Afdeling 1. - Voorschotten
Art. 7.De voorschotten worden toegekend in de loop van elk kwartaal.
Het bedrag van de voorschotten is gelijk aan 80 % van één vierde van de bedragen zoals vermeld in artikel 3.
Art. 8.§ 1. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de openbare dienst belast met het toezicht en de opvolging van het begeleidingsplan, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, « l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi », de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en « l'Institut bruxellois francophone pour la formation professionnelle » bezorgen aan de Minister in de maand voorafgaand aan het kalenderkwartaal waarop het voorschot betrekking heeft, een door hun leidend ambtenaar voor echt verklaarde en ondertekende schuldvordering inzake de aanvraag tot betaling van het voorschot van het desbetreffende kwartaal.
Voor het jaar 1997 worden de voorschotten voor de eerste maal uitbetaald binnen de 30 dagen volgend op de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Elke overschrijding van de voorziene indieningstermijn zal aanleiding geven tot een minstens evengrote overschrijding van de betalingstermijn. Afdeling 2. - Afrekening
Art. 9.§ 1. De in artikel 3 vernoemde instellingen en diensten maken binnen de 3 maanden na het einde van het kwartaal waarop de uitgaven betrekking hebben, alle verantwoordingsstukken, inclusief schuldvorderingen inzake de verrichte uitgaven over aan de Minister.
De schuldvorderingen moeten eveneens vermelden dat de bedoelde uitgaven enkel betrekking hebben op supplementaire activiteiten die duidelijk verbonden zijn aan het begeleidingsplan, en die door geen enkele andere maatregel werden gefinancierd. § 2. De Minister bepaalt wat moet verstaan worden onder verantwoordingsstukken en kan ook de nadere voorwaarden en/of modaliteiten bepalen noodzakelijk voor de goede uitvoering van dit besluit. § 3. Wanneer vastgesteld wordt dat, op basis van de ingediende verantwoordingsstukken, bedoeld in § 1, een te hoog of te laag bedrag uitgekeerd werd als voorschot, wordt dit geregulariseerd met het voorschot van het derde kwartaal volgend op het kwartaal waarop de stukken betrekking hebben. § 4. Elke overschrijding van de door dit artikel of in uitvoering van dit artikel voorziene indieningstermijnen zal aanleiding geven tot een minstens evengrote overschrijding van de betalingstermijn. Afdeling 3. - Intresten
Art. 10.De instellingen, bedoeld in artikel 3, kunnen intresten aanrekenen, berekend tegen de wettelijke rentevoet indien de verschuldigde bedragen in toepassing van dit besluit niet werden toegekend binnen de termijnen voorzien in ditzelfde besluit. Er zijn evenwel geen intresten verschuldigd zolang alle voorwaarden opgelegd door dit besluit of in uitvoering van dit besluit niet werden vervuld. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
Art. 12.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 november 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld