gepubliceerd op 15 juni 2011
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
24 MEI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan ik de eer heb het aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe een kwestie te regelen die in de praktijk aanleiding geeft tot problemen in verband met het bepalen van het tijdstip waarop de termijn ingaat voor het bij de Raad van State indienen van een verzoekschrift tot vergoeding of tot nietigverklaring van een akte of een beslissing.
Deze problematiek werd reeds aangehaald in het kader van jurisprudentiële debatten die voorafgingen aan de toepassing van artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoerd bij de wet van 13 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2005 pub. 21/12/2005 numac 2005009983 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldregeling sluiten, betreffende de vraag van de ingang van de termijnen voor de verzending van een aangetekende brief.
In zijn arrest van 23 juni 2006 heeft het Hof van Cassatie zich met name uitgesproken over het regime dat voorafging aan de toepassing van artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek door te beslissen dat de termijn inging vanaf de eerste werkdag die volgt op deze waarop de aangetekende brief aangeboden werd bij de post. Krachtens artikel 53bis wordt momenteel verondersteld dat, indien de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief (zonder ontvangstmelding) of bij gewone brief, de ontvangst plaatsvindt op de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde bewijst dat hij de brief op een andere, latere dag ontvangen heeft (de termijn begint te lopen vanaf de derde dag of deze latere dag, naargelang het geval).
De Raad van State, daarentegen, nam een wisselende rechtspraak aan, totdat hij met arrest 163.785 van 19 oktober 2006 besliste om, bij analogie, voornoemd artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek toe te passen.
Dit koninklijk besluit heeft als doel om deze houding te bevestigen.
Thans is de termijn voor die beroepen vastgesteld in artikel 4 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het ontworpen artikel 4, paragraaf 2, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 bepaalt bij ter post aangetekende brief, met of zonder ontvangstmelding, de eerste dag van de termijn voor het instellen van beroep bij de Raad van State in geval van kennisgeving van ofwel de administratieve beslissing houdende afwijzing van het verzoekschrift tot vergoeding, ofwel de bestreden akte of de bestreden beslissing.
Luidens de paragraaf is, wanneer de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving geschiedt bij ter post aangetekende brief met ontvangstmelding, de eerste dag van de termijn voor het instellen van beroep bij de Raad van State, de dag die volgt op de ontvangst of de weigering van de brief en is die dag inbegrepen in de termijn.
Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving geschiedt bij gewone aangetekende brief, dat wil zeggen zonder ontvangstmelding, is de eerste dag van de termijn voor het instellen van beroep bij de Raad van State, de derde werkdag die volgt op de verzending van de brief en is die dag inbegrepen in de termijn. De geadresseerde van de brief kan evenwel het bewijs leveren dan hij de brief op een andere, latere dag heeft ontvangen.
De regels vervat in het ontworpen artikel 4, § 2, zijn regels die specifiek gelden voor de procedure bij de afdeling bestuursrechtspraak. Ze doen dus geenszins afbreuk aan eventuele voorschriften waarin is voorzien in wetgeving van de federale Staat, de gemeenschappen of de gewesten.
De bepalingen van het ontworpen artikel 4, § 2, moeten gelezen worden in samenhang met de artikelen 84 en volgende van het voornoemde besluit van de Regent van 23 augustus 1948.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM
ADVIES 48.813/2 VAN 3 NOVEMBER 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 8 oktober 2010 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State », heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie sluiten, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerking.
Het verslag aan de Koning zou moeten worden aangevuld met een omstandiger uiteenzetting van de gebeurtenissen die geleid hebben tot de vaststelling dat er bij de berekening van de termijnen problemen rijzen, die men met dit ontwerp wil verhelpen (1) De kamer was samengesteld uit de heren Y. Kreins, Kamervoorzitter, en P. Vandernoot, Staatsraad, de Dames M. Baguet, Staatsraad, en B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de H. X. Delgrange, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van Mevr. M. Baguet.
De Griffier, B. VIGNERON. De Voorzitter, Y. KREINS. _______ Nota (1) Eerst was er het arrest van het Hof van cassatie van 23 juni 2006, betreffende de toepassing van artikel 53bis van het Gerechtelijk Wetboek, dat de Raad van State soms bij analogie toepast (zie arrest nr.163.785 van 19 oktober 2006).
24 MEI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 30, § 1, eerste en tweede lid, vervangen bij de wet van 17 oktober 1990 en gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1996, 18 april 2000 en 15 september 2006;
Gelet op het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 juli 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 5 november 2010;
Gelet op het advies nr. 48.813/2 van de Raad van State, gegeven op 3 november 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2007 en waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, aangevuld met een paragraaf 2, luidende : « § 2. Wanneer de in paragraaf 1 genoemde kennisgeving geschiedt bij aangetekende brief met ontvangstmelding, is de eerste dag van de termijn voor het indienen van het verzoekschrift die welke volgt op de ontvangst van de brief en is hij inbegrepen in de termijn.
Indien de geadresseerde de brief weigert, is de eerste dag van de termijn voor het indienen van het verzoekschrift die welke volgt op de dag van weigering van de brief en is hij inbegrepen in de termijn.
Wanneer de in paragraaf 1 genoemde kennisgeving geschiedt bij gewone aangetekende brief, is de eerste dag van de termijn voor het indienen van het verzoekschrift de derde werkdag die volgt op de verzending van de brief, behoudens bewijs van het tegendeel door de geadresseerde, en is die dag inbegrepen in de termijn.
Het postmerk geldt als bewijs, zowel voor de verzending als voor de ontvangst of de weigering. »
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de kennisgevingen van akten en beslissingen geschied vanaf de inwerkingtreding van het besluit.
Art. 3.De Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 mei 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM