gepubliceerd op 01 juli 2004
Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft
24 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 57, § 2;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 31 maart 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 12 mei 2004;
Gelet op het advies 37.236/3 van de Raad van State van 16 juni 2004;
Gelet op het feit dat het Arbitragehof in het arrest nr.106/2003 voor recht zegt dat artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met de artikelen 2, 3, 24.1, 26 en 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind schendt;
Dat het Hof, onder voorbehoud van een optreden van de wetgever, aan minderjarigen wier ouders illegaal op het grondgebied verblijven een beperkt recht op dienstverlening toekent onder de drievoudige voorwaarde dat de bevoegde overheden hebben vastgesteld dat de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn die na te komen, dat vaststaat dat de aanvraag betrekking heeft op onontbeerlijke uitgaven voor de ontwikkeling van het kind ten voordele van wie de dienstverlening wordt aangevraagd en dat het centrum zich ervan vergewist dat de dienstverlening uitsluitend zal dienen om die uitgaven te dekken;
Dat artikel 57, § 2, eerste lid van voormelde organieke wet ingevolge voormelde uitspraak van het Arbitragehof bij de programmawet van 22 december 2003 werd gewijzigd;
Dat deze nieuwe bepaling aan de Koning de opdracht geeft de voorwaarden en de modaliteiten van de hulpverlening te bepalen;
Dat het aangewezen is de openbare centra voor maatschappelijk welzijn onverwijld te informeren over deze voorwaarden en modaliteiten die bij onderhavig besluit worden vastgesteld.
Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - « het Agentschap »: het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers; - « het OCMW » : het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden
Art. 2.Met het oog op het bekomen van materiële hulp zoals bedoeld in artikel 57, § 2, tweede lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, moet een aanvraag worden ingediend bij het OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats van de minderjarige, hetzij door de minderjarige zelf, hetzij door minstens één van zijn beide ouders die in zijn naam de aanvraag indient.
Art. 3.Het OCMW gaat op basis van een sociaal onderzoek na of alle wettelijke voorwaarden vervuld zijn. Inzonderheid gaat het na of: - het kind jonger is dan 18 jaar; - het kind en zijn ouders illegaal op het grondgebied verblijven; - de vereiste verwantschapsband bestaat; - het kind behoeftig is; - de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te komen.
Art. 4.Het OCMW neemt een beslissing ten laatste één maand na ontvangst van de aanvraag.
Wanneer de voorwaarden vervuld zijn deelt het OCMW de aanvrager mee dat hij zich voor de in artikel 2 bedoelde materiële hulp naar een in overleg met het Agentschap bepaald federaal opvangcentrum kan begeven.
Het OCMW deelt de beslissing zo snel mogelijk en ten laatste binnen 8 dagen na de beslissing mee aan de minderjarige of aan de ouders bij aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs.
Indien de aanvrager zich schriftelijk verbindt om het voorstel van huisvesting in een centrum te aanvaarden, wordt het Agentschap binnen dezelfde termijn door het OCMW op de hoogte gebracht van de beslissing tot toekenning van het recht zoals bedoeld in artikel 2.
Art. 5.Het Agentschap kan na de betekening van de beslissing van het OCMW een andere opvangstructuur aanduiden dan die vermeld in de beslissing.
Art. 6.Het voordeel van de materiële steun verleend door het Agentschap vervalt indien de minderjarige zich niet bij de door het Agentschap aangeduide opvangstructuur aanmeldt binnen 30 dagen hetzij vanaf de datum van afgifte ter post van de aangetekend brief waarmee de beslissing wordt meegedeeld, hetzij vanaf de datum van het ontvangstbewijs van de beslissing. HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten
Art. 7.Het Agentschap stelt een geïndividualiseerd opvangproject op waarbij een materiële hulp wordt verzekerd die aangepast is aan de noden van de minderjarige en die onontbeerlijk is voor zijn ontwikkeling.
Dit project waarborgt tenminste de huisvesting, het onderhoud en de opvoeding van de minderjarige.
Art. 8.Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 juni 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, Mevr. M. ARENA