gepubliceerd op 28 september 2005
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de haarsnijderijen, betreffende het conventioneel brugpensioen
24 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de haarsnijderijen, betreffende het conventioneel brugpensioen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de haarsnijderijen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de haarsnijderijen, betreffende het conventioneel brugpensioen, met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 24 augustus 2005.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.
Bijlage Paritair Subcomité voor de haarsnijderijen Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 2003 Conventioneel brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 22 mei 2003 onder het nummer 66273/CO/148.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de haarsnijderijen.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975).
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werknemers die door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd zijn verbonden, voor zover zij aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsvergoedingen en voldoen aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden bepaald in de artikelen 4 en 5. HOOFDSTUK II. - Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden
Art. 4.Leeftijdsvoorwaarde Kunnen aanspraak maken op het brugpensioen, de werknemers die tussen 1 januari 2003 en 1 januari 2005 ontslagen worden de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt.
Art. 5.Loopbaanvoorwaarde Om echter recht te kunnen laten gelden op het brugpensioen, dient de werknemer niet alleen de door de wetgeving gestelde loopbaanvereiste te vervullen, doch dient hij bovendien een loopbaan te kunnen bewijzen van ten minste 15 jaar bij de werkgever die hem ontslaat. Indien de werknemer dit bewijs niet kan leveren, dient hij een loopbaan te bewijzen van minimum 20 jaar in de sector waarvan minstens 8 jaar bij de werkgever die hem ontslaat. HOOFDSTUK III. - Aanvullende vergoeding
Art. 6.De werknemers omschreven in artikel 3 hebben recht op een bijkomende vergoeding ten laste van de werkgever op voorwaarde dat zij aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden. Deze aanvullende vergoeding wordt maandelijks uitbetaald.
Art. 7.De aanvullende vergoeding, volgens de berekeningsmethode bepaald door het paritair subcomité, wordt toegekend vanaf het einde van de normale wettelijke opzeggingstermijn tot de pensioengerechtigde leeftijd.
De aanvullende vergoeding bestaat uit de helft (50 pct.) van het verschil tussen de werkloosheidsvergoeding en het nettorefertemaandloon. De sociale en/of fiscale afhoudingen op de aanvullende vergoeding vallen ten laste van de werknemer.
Art. 8.De aanvullende vergoeding, zoals bepaald in artikel 7, is gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, zoals dat is voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 1993 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden.
Art. 9.De opzegging van de individuele arbeidsovereenkomst van de werknemer zal slechts worden gegeven als blijkt dat de betrokken werknemer in aanmerking komt voor werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden onder meer wat de leeftijds- en loopbaanvereisten betreft zoals bepaald in de artikelen 4 en 5.
Art. 10.De werkgever die met het oog op het brugpensioen zijn werknemer ontslaat, is verplicht die te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of door een andere persoon, zoals voorzien bij koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992) en binnen de termijn in dit koninklijk besluit bepaald.
In de vervanging moet worden voorzien gedurende ten minste zesendertig maanden. Bij niet-vervanging worden automatisch de sancties toegepast voorzien in het koninklijk besluit van 7 december 1992. De onderneming die beantwoordt aan één der zes criteria vernoemd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 met betrekking tot de definiëring van bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering en die aldus erkend is door de Minister van Werk, kan van vervanging worden vrijgesteld. HOOFDSTUK IV. - Geldigheidsduur
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2005.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 augustus 2005.
Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE