gepubliceerd op 15 juni 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA
23 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, brengt enkele wijzigingen aan in het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, (hierna « koninklijk besluit Werkingskosten ») in het bijzonder om rekening te houden met recente wijzigingen in de regelgeving en in de toezichtsbevoegdheden van de CBFA. Deze worden hierna toegelicht. 1. Aanpassingen ten gevolge van nieuwe reglementering Door recente reglementering werden de toezichtstaken van de CBFA in een aantal domeinen gewijzigd en werden aan de CBFA nieuwe toezichtstaken toegewezen.Daarnaast zijn op korte termijn nog verdere aanpassingen van de toezichtsopdrachten van de CBFA te verwachten, o.m. in het kader van de omzetting van Europese richtlijnen.
Deze wijzigingen vergen een heronderzoek van de vereiste werkmiddelen van de CBFA en desgevallend wijzigingen in het voornoemd koninklijk besluit dat in de dekking van de werkingskosten van de Commissie voorziet.
Een eerste reeks van noodzakelijke wijzigingen in het koninklijk besluit vindt haar weerslag in het als bijlage opgenomen ontwerpbesluit.
De bij dit besluit doorgevoerde wijzigingen wordt hierna verder toegelicht. 1° het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende de markt voor financiële instrumenten Alternext en tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2006 betreffende marktmisbruik (hierna « koninklijk besluit Alternext ») Het koninklijk besluit Alternext erkent Alternext, een markt in financiële instrumenten georganiseerd door Euronext Brussels, als erkende markt bedoeld in artikel 15 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. In dit kader wordt de CBFA met een aantal bijkomende toezichtstaken belast.
Kennisgeving van belangrijke deelnemingen Het koninklijk besluit Alternext maakt de transparantievoorschriften, die gelden op de gereglementeerde markt, van toepassing op de erkende markt Alternext.
Meer bepaald worden volgende, door de CBFA gecontroleerde, bepalingen van toepassing verklaard, zij het mits enkele aanpassingen, waaronder de meldingsdrempels : -artikelen 1 tot 5, 8, 10, 11 en 18bis van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen; - het koninklijk besluit van 10 mei 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen.
Bijgevolg moeten de houders van belangrijke deelnemingen in vennootschappen waarvan de financiële instrumenten tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten, hun deelneming aan de CBFA melden.
Net als de houders van belangrijke deelnemingen in beursgenoteerde vennootschappen zullen zij daarvoor per kennisgeving aan de CBFA een bijdrage van 314 EUR verschuldigd zijn.
Artikel 19 van het koninklijk besluit Werkingskosten werd in die zin aangepast.
Emittenten van financiële instrumenten Het koninklijk besluit Alternext maakt de verplichtingen, inzonderheid inzake informatieverstrekking aan het publiek, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgisch gereglementeerde markt, in beginsel van toepassing op de emittenten waarvan de financiële instrumenten tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten.
Aangezien de CBFA toeziet op de naleving van deze bepalingen, dienen de emittenten waarvan de financiële instrumenten tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten, op dezelfde manier bij te dragen in de werkingskosten van de CBFA als de emittenten waarvan de financiële instrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten.
Artikelen 21, 22 en 23 van het koninklijk besluit Werkingskosten werden in die zin aangepast; 2° de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. De voorgestelde wijzigingen betreffen enkele artikelen van het dispositief van het koninklijk besluit, alsook de als bijlage bij het besluit gevoegde lijst met barema's, waarvan de integrale vervanging wordt voorgesteld, inclusief de toelichting daarbij.
Over het algemeen wordt het barema nog steeds bepaald in functie van de omvang van de werkzaamheden van de CBFA met betrekking tot een dossier. Voor bepaalde dossiers staat de huidige bijdrage niet in verhouding tot de werklast die ze voor de CBFA met zich brengen. De desbetreffende bedragen werden dan ook opgetrokken. In andere gevallen is de verschuldigde bijdrage teruggebracht om rekening te kunnen houden met bepaalde specifieke situaties. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de dossiers over vennootschappen of verenigingen die in hoofdzaak activiteiten verrichten die tot de sociale economie behoren en zijn toegespitst op de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting.
De wet van 16 juni 2006 biedt een grote soepelheid met betrekking tot de opstelling van prospectussen. Met name biedt zij de mogelijkheid om prospectussen op te stellen in verschillende delen of om al goedgekeurde prospectussen opnieuw te gebruiken. Voorgesteld wordt om de verschillende toepasselijke barema's zo neutraal mogelijk te maken, zodat de door de wet van 16 juni 2006 geboden keuzemogelijkheden niet worden beïnvloed door de hoogte van de overeenkomstige bijdrage.
Bovendien maakt het voor de diensten van de CBFA, qua werklast, weinig verschil uit of zij drie afzonderlijke documenten moeten controleren dan wel of zij slechts één document moeten controleren waarin alle informatie is gebundeld; 3° de wet van 27 oktober 2006 bettreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. De wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (Belgisch Staatsblad 10 november 2006) heeft een tweevoudig doel : - de omzetting van de Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioen-voorziening; - de coördinatie van de naast elkaar bestaande toezichtregelingen voor de verschillende instellingen die belast zijn met de uitvoering van aanvullende pensioenplannen. Deze instellingen werden « voorzorgsinstellingen of pensioenfondsen » genoemd wanneer ze aanvullende pensioenen voor werknemers (en bedrijfsleiders) beheerden.
De instellingen die in aanvullend pensioenen voor zelfstandigen voorzagen, werden « pensioenkassen » genoemd.
In de nieuwe wet werd de terminologie aangepast. Alle instellingen belast met de uitvoering van een aanvullend pensioen worden voortaan « instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening » genoemd, naar Europees voorbeeld.
Het koninklijk besluit Werkingskosten werd aan deze nieuwe terminologie aangepast.
Het is niet onwaarschijnlijk dat deze nieuwe wet een evolutie in de sector met zich zal meebrengen en bijgevolg een heronderzoek zal vergen van de vereiste werkmiddelen van de CBFA. Zodra een evolutie wordt vastgesteld, die een aanpassing van de werkingsmiddelen noodzakelijk maakt, zal tot een aanpassing van het koninklijk besluit Werkingskosten worden overgegaan. 2. Wisselkantoren De wisselkantoren betalen momenteel jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 0,33 % van de werkingskosten van de CBFA, zoals bepaald in artikel 12 van het koninklijk besluit Werkingskosten. Deze bijdrage bestaat uit : a. een vast bedrag per wisselkantoor van 1.307 EUR; b. een bedrag per wisselkantoor op grond van de omslag van het saldo, na aftrek van de opbrengst van de betaalde bedragen, vermeld in punt a hierboven, over alle wisselkantoren naar verhouding van hun omzet tijdens het voorafgaande jaar. Aangezien de wisselkantoren sterk in aantal verminderd zijn, lijkt het niet langer aangewezen om de bijdrage vast te stellen op basis van een globale enveloppe (van 0,33 %) die tussen de geregistreerde wisselkantoren moet worden verdeeld.
Deze berekeningsmethode zal worden vervangen door een andere methode, die de bijdrage op individuele basis berekent, in functie van het grootte van het betrokken kantoor. Als criterium voor de grootte van een wisselkantoor zal in essentie het omzetcijfer gelden zoals dat blijkt uit de kwantitatieve gegevens die periodiek dienen overgemaakt aan de CBFA. 3. Openbare instellingen voor collectieve belegging De Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging betalen momenteel een bijdrage van 0,50 EUR per mille van het bedrag van hun inschrijvingen in het voorgaande jaar, zoals bepaald in artikel 15, § 2, van het koninklijk besluit Werkingskosten. Recente gegevens en ramingen voor deze sector wijzen op een sterke toename in omvang van de inschrijvingen op Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging. Om te vermijden dat de bijdragen van de sector daardoor exponentieel toenemen lijkt het aangewezen om de bijdrage te verlagen tot 0,40 EUR per mille van het bedrag van hun inschrijvingen in het voorgaande jaar.
Artikel 15, § 2, werd in die zin aangepast. 4. Aanpassing van het maximumbedrag van de algemene begrotingsreserves De CBFA beoogt op korte termijn een naast haar maatschappelijk zetel liggend onroerend goed aan te kopen en te renoveren.Deze aankoop biedt een bijkomende flexibiliteit op het vlak van kantoorruimte.
Deze verrichting kan geschieden zonder verhoging van de bijdragen. Wel dient de interne verdeling van de samengestelde reserves te worden aangepast door het deel van de reserves dat beschikoninklijk besluitaar is voor investeringen en uitzonderlijke risico's en lasten te verhogen. 5. Marktondernemingen Deelname van marktondernemingen aan het correctiemechanisme Artikelen 25 en 26 voorzien een correctiemechanisme voor de ondernemingen die voorheen onder het toezicht vielen van de CBF.Dit mechanisme laat de CBFA toe om, ingeval per einde boekjaar een werkingsoverschot wordt vastgesteld, dit overschot terug te laten vloeien naar de betrokken sectoren.
Dit besluit breidt de toepassing van het correctiemechanisme uit tot de onder het continue toezicht van de CBFA staande marktondernemingen, waaronder Euronext Brussels en het Rentenfonds.
Artikelen 25 en 26 van het koninklijk besluit Werkingskosten werden in die zin aangepast.
Bijdrageplicht van marktondernemingen Er wordt voorzien dat bijdrageplichtige marktondernemingen die markten organiseren waarop uitsluitend financiële instrumenten zijn toegelaten die reeds tot een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit zijn toegelaten, een bijdrage betalen gelijk aan 199.124 EUR. 6. Aanpassing van correctiemechanisme voor 2005, 2006 en 2007 Met het oog op rechtszekerheid wordt uitdrukkelijk bevestigd dat de vermindering van het bedrag van de maximale middelenenveloppe, voor de jaren 2005 tot en met 2007, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 33, enkel geldt voor de toepassing van het correctiemechanisme, bedoeld in artikelen 25 en 26 van het koninklijk besluit Werkingskosten. Aldus wordt de interpretatie uitgesloten volgens dewelke de vermindering van het bedrag van de maximale middelenenveloppe ook een impact zou hebben op de bedragen waarvoor de ondernemingen die voorheen onder het toezicht vielen van de CBF, in de prefinanciering van de werkingskosten van de CBFA bijdragen. 7. Hypotheekondernemingen In artikel 3 van het koninklijk besluit Werkingskosten wordt een materiële vergissing rechtgezet. Om het koninklijk besluit Werkingskosten opnieuw in overeenstemming te brengen met de vroegere koninklijk besluit Werkingskosten van de voormalige CDV (koninklijk besluit van 30 november 1992 tot vaststelling van de modaliteiten van de bijdrage in de controlekosten door de ondernemingen die aan het toezicht van de Controledienst voor de Verzekeringen zijn onderworpen), wordt de zinsnede « op 1 januari in België gevestigde hypotheekondernemingen « vervangen door de « op 1 januari in België ingeschreven of geregistreerde hypotheekondernemingen ».
Het is immers nooit de bedoeling van de wetgever geweest om het toepassingsgebied van de bijdrageregeling voor de hypotheekondernemingen ratione personae aan te passen. 8. Betalingsdatum De datum waartegen de CBFA de betaling vraagt van de bijdragen bedoeld in artikelen 13 en 20 van het koninklijk besluit Werkingskosten, wordt in de toekomst « 30 april » in plaats van « 31 maart ».Dit laat de CBFA toe om deze bijdragen samen met de bedragen verschuldigd in uitvoering van artikel 23 van het koninklijk besluit Werkingskosten, op te vragen.
Dat, Sire, is de strekking van het ontwerpbesluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE
23 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op de artikelen 18, 1°, en 56;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2006;
Gelet op het advies van de CBFA en het voorstel van de Raad van Toezicht van de CBFA, verstrekt met toepassing van artikel 48, § 1, 5°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat nieuwe reglementeringen de CBFA nieuwe bevoegdheden hebben verleend of de draagwijdte van die bevoegdheden hebben gewijzigd; dat de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, inzonderheid de bepaling heeft ingevoerd dat bepaalde informatie als gelijkwaardig wordt beschouwd aan de informatie die had moeten worden opgenomen in het prospectus; dat die wet in juni 2006 in werking is getreden; dat hetzelfde geldt voor de reglementering betreffende de markt voor financiële instrumenten Alternext die de CBFA met bepaalde toezichtstaken belast naar aanleiding van de oprichting van de markt Alternext; dat om deze toezichtstaken naar behoren te kunnen vervullen zonder verwijl in een passende dekking van de hiervoor vereiste werkingskosten dient te worden voorzien; dat de ondernemingen die bepaalde verrichtingen of activiteiten overwegen die het voorwerp uitmaken van deze nieuwe toezichtsopdrachten van de CBFA zonder verwijl kennis dienen te hebben van de hieruit voor hen voortvloeiende bijdragen aan de CBFA; dat om de door de CBFA op korte termijn geplande aankoop en renovatie van een naast haar maatschappelijke zetel liggend onroerend goed te financieren zonder verhoging van de bijdragen, het noodzakelijk is om, binnen de samengestelde reserves, het deel aan te passen dat de CBFA kan aanwenden als een algemene begrotingsreserve beschikbaar voor investeringen en uitzonderlijke risico's en lasten; dat deze wijziging zonder verwijl dient te worden doorgevoerd om uitwerking te hebben voor het jaar 2007; dat gezien de recente evolutie in bepaalde sectoren, meer bepaald de toename in omvang van de inschrijvingen door Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging, enerzijds, en de sterke daling in het aantal wisselkantoren, anderzijds, de bijdrageregeling bovendien moet worden aangepast; dat deze aanpassing zonder verwijl vereist is gezien de mogelijkheid om de aangepaste bijdrage vanaf 2007 te kunnen toepassen, van onderhavig besluit afhangt; dat tenslotte ook de andere wijzigingen in het besluit uiterst dringend zijn om de rechtszekerheid te waarborgen; dat bijgevolg zonder verwijl moet worden overgegaan tot de wijziging van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA, om zo de continuïteit van de financiering en het budgettaire evenwicht van de CBFA te kunnen waarborgen en de informatieverstrekking aan de betrokken ondernemingen te kunnen garanderen zodat zij de bijdrage kunnen berekenen die zij aan de CBFA verschuldigd zijn voor de verrichtingen die zij voornemens zijn uit te voeren;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Onze minister van Economie, Energie, Buitenlandse handel en Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Middenstand en Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, wordt vervangen als volgt : « Zonder afbreuk te doen aan artikelen 5 en 6 betalen de op 1 januari in België gevestigde verzekeringsondernemingen, de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en de kapitalisatievennootschappen jaarlijks gezamenlijk een bijdrage van 25,75 % van het in artikel 1, § 1, eerste lid, bedoelde bedrag. »
Art. 2.Artikel 2, § 2, tweede lid, 2°, van het hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 2° voor de instellingen voor bedrijfspensioensvoorziening : de som van de aan het boekjaar aan te rekenen gestorte of nog te storten bijdragen van de aangeslotenen en/of de bijdragende ondernemingen, die overeenkomstig de toepasselijke regelgeving werden geboekt, vernietigingen afgetrokken, met uitzondering van de bijzondere stortingen in de zin van diezelfde regelgeving. »
Art. 3.In artikel 3, § 1, van het hetzelfde besluit, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, worden de woorden « op 1 januari in België gevestigde » vervangen door de woorden « op 1 januari in België ingeschreven of geregistreerde ».
Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt het woord « pensioenfondsen » vervangen door de woorden « instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening ».
Art. 5.Artikel 6, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 1° de in artikel 2 bedoelde verzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en kapitalisatievennootschappen : 608.446 EUR; ».
Art. 6.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, worden de woorden « gezamenlijk een bijdrage van 0,32 % van het in artikel 1, § 1, eerste lid, bedoelde bedrag » vervangen door de woorden « een bijdrage die wordt bepaald overeenkomstig het tweede lid »; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De in het eerste lid bedoelde bijdrage wordt bepaald als volgt : 1° voor de wisselkantoren die, op exclusieve wijze, verrichtingen van wissel van deviezen doen : 0,010 % van de omzet van het betrokken wisselkantoor van het voorafgaande jaar, met een minimum van 1.500 EUR en een maximum van 45.000 EUR; 2° voor de wisselkantoren die, al dan niet op exclusieve wijze, diensten van geldoverdracht uitvoeren : 0,015 % van de omzet van het betrokken wisselkantoor van het voorafgaande jaar zoals die blijkt uit de kwantitatieve gegevens die periodiek dienen overgemaakt aan de CBFA, met een minimum van 2.000 EUR en een maximum van 45.000 EUR. »;
Art. 7.In artikel 13, § 2, laatste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « 31 maart » vervangen door de woorden « 30 april ».
Art. 8.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « of in de artikelen 18, § 1, c) en d), en § 2, c) en d), 32 en 52 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, of voor de aanvragen tot verklaring van geen bezwaar over bijzondere verslagen in de gevallen waarvan sprake in het Wetboek van vennootschappen, » ingevoegd tussen de woorden « effecten » en « zijn vastgesteld »;2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : « De bedragen vermeld in de lijst met barema's die als bijlage gaat, worden tot één vierde teruggebracht voor dossiers met betrekking tot vennootschappen of verenigingen waarvan het maatschappelijk doel in hoofdzaak bestaat in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting.»
Art. 9.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « voor de instellingen die een jaarverslag of een halfjaarverslag opstellen op 31 december » vervangen door de woorden « voor de instellingen waarvoor 31 december de datum van hun jaarlijkse of halfjaarlijkse boekhoudkundige afsluiting is »;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « 0,50 EUR per mille » vervangen door de woorden « 0,40 EUR per mille »;3° in § 2, eerste lid, worden de woorden « op rechten van deelneming » ingevoegd tussen de woorden « inschrijvingen » en « in het voorafgaande jaar »;4° in § 3, 3°, worden de woorden « waarvan sprake in artikel 16, § 6 » vervangen door de woorden « waarvan sprake in artikel 16, § 4 ».
Art. 10.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° §§ 1 en 4 worden geschrapt;2° §§ 2, 3, 5, 6 en 7 worden hernummerd tot §§ 1, 2, 3, 4 en 5;3° in § 6, eerste lid, die § 4 is geworden, worden de woorden « waarvan de resterende duurtijd lager is dan een jaar » vervangen door de woorden « met een resterende duurtijd van maximum 397 dagen ».
Art. 11.Artikel 19, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Deze bijdrage is tevens verschuldigd per wettelijk vereiste kennisgeving door houders van belangrijke deelnemingen in een vennootschap die is toegelaten tot Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels. »
Art. 12.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen als volgt : « Zonder afbreuk te doen aan artikelen 22 en 23 betalen de andere in België gevestigde marktondernemingen jaarlijks een bijdrage gelijk aan : 1° voor marktondernemingen die markten organiseren waarop uitsluitend financiële instrumenten zijn toegelaten die reeds tot een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit zijn toegelaten : 199.124 EUR; 2° voor de andere marktondernemingen : 0.015 EUR pro mille van hun marktkapitalisatie, met een minimum van 199.124 EUR. 2° in § 4 worden de woorden « 31 maart » vervangen door de woorden « 30 april ».
Art. 13.In artikel 21 van hetzelfde besluit worden volgende wijzingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, worden de woorden « of tot Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels » ingevoegd tussen de woorden « gereglementeerde markt » en « jaarlijks »;2° in § 1, tweede lid, 1°, worden de woorden « of tot Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels » ingevoegd tussen de woorden « gereglementeerde markt » en « zijn toegelaten »;3° in § 1, tweede lid, 2°, worden de woorden « of tot Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels » ingevoegd tussen de woorden « gereglementeerde markt » en « zijn toegelaten »;4° in § 1, derde lid, worden de woorden « of tot Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels » ingevoegd tussen de woorden « gereglementeerde markt » en « is »;5° In § 2 worden de woorden « of tot Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels » ingevoegd tussen de woorden « gereglementeerde markt » en « 0,5 EUR »;6° In § 4, eerste lid, worden de woorden « § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « § 1, tweede lid, 3°, « .7° In § 4, tweede lid, worden de woorden « § 1, tweede lid » vervangen door de woorden « § 1, tweede lid, 3°, ».
Art. 14.In artikel 22 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, worden de woorden « of op Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels » ingevoegd tussen de woorden « gereglementeerde markt » en « betalen jaarlijks ».
Art. 15.In artikel 23, eerste lid, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, wordt het 6° aangevuld als volgt : « of op Alternext, georganiseerd door Euronext Brussels ».
Art. 16.In artikel 25 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, worden de woorden « 20, §§ 2 en 3, » ingevoegd tussen de woorden « 17, §§ 2 en 3 » en « en 21 ».
Art. 17.In artikel 26 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 december 2006, worden de woorden « 20, §§ 2 en 3, » ingevoegd tussen de woorden « 17, §§ 2 en 3 » en « en 21 ».
Art. 18.In artikel 27 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt het bedrag « 1.250.000 » vervangen door het bedrag « 3.000.000 »; 2° in § 2, eerste lid, wordt het bedrag « 625.000 » vervangen door het bedrag « 1.500.000 ».
Art. 19.Artikel 33, eerste lid, van het hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van de artikelen 25 en 26 wordt het in artikel 1, § 1, eerste lid, bedoelde bedrag voor de jaren 2005, 2006 en 2007 respectievelijk met 1.600.000 EUR, 800.000 EUR en 400.000 EUR verminderd. »
Art. 20.In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden « de artikelen 16, § 5 » vervangen door de woorden « de artikelen 16, § 3 »;2° in het vierde lid worden de woorden « en 16, § 6, van dit besluit » vervangen door de woorden « en 16, § 4, van dit besluit ».
Art. 21.In artikel 36, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden « 16, § 1, » geschrapt.
Art. 22.De bijlage bij hetzelfde besluit met de barema's van de bijdragen die moeten worden geïnd krachtens artikel 14 van datzelfde besluit, en de toelichting bij die barema's worden vervangen door de bijlage bij dit besluit.
Art. 23.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007, met uitzondering van : 1° artikel 19 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005;2° de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 8, 2°, 9, 1° en 3°, 10, 3° en 11 die in werking treden op de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt;3° de artikelen 8, 1°, 9, 4°, 10, 1° en 2°, 20, 21 en 22 die in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na die waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 24.Onze Ministers tot wiens bevoegdheden Financiën, Economie en Middenstand behoren, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Napels, 23 mei 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE
Bijlage bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) Als een prospectus wordt goedgekeurd in het kader van een openbare aanbieding en/of de toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt van verschillende onderscheiden beleggingsinstrumenten, zal de verschuldigde bijdrage overeenstemmen met het hoogste barema dat van toepassing is op grond van codes 10 tot 42, met een toeslag van 300 euro per ander betrokken beleggingsinstrument.(2) Als een prospectus wordt goedgekeurd in het kader van een openbare aanbieding en/of de toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt van verschillende onderscheiden beleggingsinstrumenten, zal de verschuldigde bijdrage overeenstemmen met het hoogste barema dat van toepassing is op grond van codes 10 tot 42, met een toeslag van 300 euro per ander betrokken beleggingsinstrument. (3) Als het basisprospectus betrekking heeft op gedekte warrants die zijn uitgegeven door een andere partij dan de emittent van het onderliggende, bedraagt de basisbijdrage voor de uitgifte en/of toelating tot een gereglementeerde markt van die gedekte warrants 1.500 euro + 150 euro per noteringslijn waarop het prospectus betrekking heeft, met een totaal minimum van 2.500 euro . (4) Als een prospectus dat de CBFA heeft goedgekeurd in het kader van een openbaar overnameaanbod dat uitsluitend betrekking heeft op andere beleggingsinstrumenten dan effecten, binnen twaalf maanden na de goedkeuring ervan opnieuw wordt gebruikt voor soortgelijke verrichtingen, wordt de verschuldigde bijdrage voor die soortgelijke verrichtingen teruggebracht tot 500 euro per prospectus. (5) Als de betrokken informatie al werd goedgekeurd door de CBFA of door een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die één of meer bevoegdheden uitoefent die vergelijkbaar zijn met de bevoegdheden van de CBFA, wordt de verschuldigde bijdrage voor een beslissing die de CBFA neemt op basis van artikel 18, § 1, c) of d), van de wet van 16 juni 2006, teruggebracht tot 4.184 euro .
Toelichting bij de barema's van de door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen te innen bijdragen In de lijst met barema's worden de verschillende beslissingen die de CBFA dient te nemen, onderscheiden naar wettelijke grondslag : I. beslissingen op basis van artikel 32 (door Richtlijn 2003/71/EG geharmoniseerde verrichtingen) of artikel 52 (niet door Richtlijn 2003/71/EG geharmoniseerde verrichtingen) van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, II. beslissingen op basis van artikel 20 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten (openbaar overnameaanbod), III. beslissingen op basis van artikel 18, § 1, c) of d), of § 2, c) of d), van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, en IV. beslissingen op basis van het Wetboek van vennootschappen.
I. Beslissingen genomen op basis van artikel 32 of artikel 52 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt Deze beslissingen worden genomen in het kader van aanvragen tot goedkeuring van een prospectus over openbare aanbiedingen tot verkoop van of tot inschrijving op beleggingsinstrumenten of van de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. Artikel 32 van de wet betreft de verrichtingen die door Richtlijn 2003/71/EG worden geharmoniseerd, terwijl artikel 52 betrekking heeft op de verrichtingen die niet door die richtlijn worden geharmoniseerd.
Een bijdrage is verschuldigd voor beslissingen tot goedkeuring van zowel volledige prospectussen als basisprospectussen, registratiedocumenten, verrichtingsnota's over beleggingsinstrumenten, bepaalde aanvullingen op prospectussen en verkorte prospectussen (of voor beslissingen waarbij die goedkeuring wordt geweigerd), alsook voor beslissingen tot verlening van een gedeeltelijke of volledige vrijstelling van de prospectusverplichting (of voor beslissingen waarbij de verlening van die vrijstelling wordt geweigerd).
In beginsel moet voor elke openbare aanbieding en/of voor elke toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt een afzonderlijk prospectus worden opgesteld. Op dat beginsel bestaan echter verschillende uitzonderingen : - eenzelfde prospectus kan tegelijkertijd betrekking hebben op de toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten. De op grond van codes 10 tot 14 verschuldigde bijdrage met betrekking tot het toelatingsprospectus dekt bijgevolg ook het aspect « openbare aanbieding », - een basisprospectus kan worden opgesteld in het kader van aanbiedingsprogramma's die het mogelijk maken om gedurende een gespecificeerde periode doorlopend of herhaaldelijk beleggingsinstrumenten van verschillende types of categorieën uit te geven. De daarvoor verschuldigde bijdrage wordt vastgesteld op grond van code 50, - een prospectus dat nog steeds geldig is, mag opnieuw worden gebruikt in het kader van andere verrichtingen, op voorwaarde weliswaar dat het wordt geactualiseerd in een aanvulling. In dat geval is een bijdrage verschuldigd voor de goedkeuring van die aanvulling (code 80).
Als buiten de voornoemde hypotheses een prospectus wordt goedgekeurd in het kader van een openbare aanbieding en/of in het kader van de toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt van verschillende onderscheiden beleggingsinstrumenten, zal de verschuldigde bijdrage overeenstemmen met het hoogste barema dat van toepassing is op grond van codes 10 tot 42, met een toeslag van 300 euro per ander betrokken beleggingsinstrument, en dit conform de analogie tussen deze situatie en de goedkeuring van een basisprospectus dat ook betrekking heeft op verschillende onderscheiden instrumenten (code 50).
Codes 10 tot 14 Deze lijnen van de lijst met barema's betreffen de toelatingen van beleggingsinstrumenten tot een gereglementeerde markt, inclusief de gelijktijdige openbare aanbieding van die beleggingsinstrumenten.
Bij een aanvraag tot toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt van beleggingsinstrumenten die al zijn toegelaten tot de verhandeling op een andere gereglementeerde markt, zal het dossier worden behandeld alsof het een bijkomende toelating betreft.
Codes 20 tot 42 Deze lijnen betreffen de openbare aanbiedingen, zonder gelijktijdige toelating tot een gereglementeerde markt. De verschuldigde bijdrage schommelt in functie van het bedrag waarop de verrichting betrekking heeft, en het betrokken type van beleggingsinstrumenten.
Code 50 Krachtens de artikelen 29 en 49 van de wet van 16 juni 2006 kan een basisprospectus worden opgesteld. Een basisprospectus kan aldus betrekking hebben op de uitgifte van verschillende categorieën of types van beleggingsinstrumenten die worden aangeboden in het kader van aanbiedingsprogramma's. Voor dergelijke basisprospectussen is een bijdrage van 8.000 euro verschuldigd, met een toeslag van 300 euro per betrokken categorie of type van beleggingsinstrumenten.
Codes 60 en 70 Een emittent kan een prospectus opstellen in de vorm van één enkel document. Hij betaalt dan de bijdrage die codes 10 tot 42 vaststellen naar gelang het type verrichting. Hij kan dat prospectus echter ook in drie delen opstellen (registratiedocument, verrichtingsnota en samenvatting). Omwille van de vereiste neutraliteit zal de bijdrage in dat geval als volgt worden vastgesteld : - de drie delen van het prospectus kunnen tegelijkertijd worden goedgekeurd naar aanleiding van de openbare aanbieding of de toelating. In dat geval zijn codes 10 tot 42 van toepassing en wordt de verschuldigde bijdrage in één keer betaald bij de goedkeuring van het prospectus in drie delen; - de drie delen van het prospectus kunnen ook afzonderlijk worden goedgekeurd. Dan worden twee hypotheses onderscheiden : o ofwel wordt eerst het registratiedocument goedgekeurd buiten het kader van de goedkeuring van een prospectus : de verschuldigde bijdrage voor de goedkeuring van het registratiedocument bedraagt 2.000 euro (code 60). Later, bij de goedkeuring van de verrichtingsnota over de beleggingsinstrumenten, zal een bijdrage verschuldigd zijn die gelijk is aan het verschil tussen 2.000 euro en de bijdrage die verschuldigd zou zijn voor de goedkeuring van een volledig prospectus voor een dergelijke verrichting, op grond van codes 10 tot 42 (code 70). o ofwel werd het registratiedocument eerder goedgekeurd in het kader van een vorige verrichting en wordt het vervolgens opnieuw gebruikt in het kader van een andere openbare aanbieding of een andere toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. Bij de goedkeuring van de verrichtingsnota over de beleggingsinstrumenten, in het vooruitzicht van die andere openbare aanbieding of die andere toelating tot de verhandeling, zal een bijdrage verschuldigd zijn die ook hier gelijk zal zijn aan het verschil tussen 2.000 euro en de bijdrage die verschuldigd zou zijn voor de goedkeuring van een volledig prospectus voor een dergelijke verrichting, op grond van codes 10 tot 42 (code 70).
Code 80 Deze code viseert twee verschillende hypotheses. Enerzijds is zij van toepassing wanneer een prospectus dat minder dan twaalf maanden geleden werd goedgekeurd in het kader van een vorige verrichting, opnieuw wordt gebruikt in het kader van een andere openbare aanbieding of een andere toelating. Als dit prospectus moet worden aangepast en/of geactualiseerd via een aanvulling, is een bijdrage verschuldigd.
Anderzijds is zij van toepassing wanneer in een prospectus een ander prospectus is opgenomen door middel van verwijzing dat eerder door de CBFA werd goedgekeurd en dat nog steeds geldig is (met uitsluiting van de elementen die eigen zijn aan de verrichting waarop dat prospectus oorspronkelijk betrekking had).
In beide hypotheses is de verschuldigde bijdrage gelijk aan het verschil tussen 2.000 euro en de bijdrage die verschuldigd zou zijn op grond van codes 10 tot 42 indien een nieuw volledig prospectus zou worden opgesteld. Er bestaat dus een parallel tussen deze twee hypotheses en het geval waarin een registratiedocument dat eerder werd goedgekeurd in het kader van een bepaalde verrichting, opnieuw wordt gebruikt in het kader van een andere verrichting (code 70). Code 80 waarborgt zo de neutraliteit tussen de verschillende methodes voor de opstelling van prospectussen die, in bepaalde gevallen, alternatieven zijn.
Als een prospectus daarentegen wordt goedgekeurd in het kader van een verrichting en er tussen de goedkeuring van dat prospectus en de afsluiting van de verrichting nieuwe feiten opduiken of onjuistheden aan het licht komen die de goedkeuring van een aanvulling op het prospectus vereisen, zal laatstgenoemde goedkeuring geen aanleiding geven tot de betaling van een nieuwe bijdrage. Dit geldt ook wanneer de aanvulling op het prospectus bedoeld is om het basisprospectus te actualiseren.
Code 90 Deze lijn heeft betrekking op de beslissingen over de aanvragen tot verlening van een gedeeltelijke vrijstelling van de prospectusverplichting en tot goedkeuring van een verkort prospectus.
Volledigheidshalve wordt eraan herinnerd dat enkel de verrichtingen die niet door Richtlijn 2003/71/EG worden geharmoniseerd, nog in aanmerking komen voor een gedeeltelijke vrijstelling van de prospectusverplichting.
Code 100 Deze lijn heeft betrekking op de beslissingen over de aanvragen tot verlening van een volledige vrijstelling van de prospectusverplichting. Enkel de verrichtingen die niet door Richtlijn 2003/71/EG worden geharmoniseerd, komen nog in aanmerking voor een volledige vrijstelling van de prospectusverplichting. Hier is een bijdrage verschuldigd omdat een volledige vrijstelling van de prospectusverplichting niet automatisch wordt verleend, maar een beslissing van de CBFA vereist.
II. Beslissingen genomen op basis van artikel 20 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten Deze lijn heeft betrekking op de beslissingen tot goedkeuring of tot weigering van de goedkeuring van prospectussen in het kader van openbare overnameaanbiedingen in ruime zin (openbare koopaanbiedingen, openbare aanbiedingen tot omruiling, openbare uitkoopaanbiedingen, openbare aanbiedingen tot inkoop van aandelen, koershandhavingen). De verschuldigde bijdrage schommelt in functie van het bedrag waarop de verrichting betrekking heeft, dat op zijn beurt wordt berekend in functie van de geboden tegenprestatie.
Als eenzelfde bieder over een periode van 12 maanden verschillende openbare overnameaanbiedingen uitbrengt op andere beleggingsinstrumenten dan effecten (zoals opties) en de prospectussen die voor die verschillende verrichtingen worden opgesteld, sterk analoog zijn, moet de bieder bij de goedkeuring van het eerste prospectus de bijdrage betalen waarvan sprake is in codes 112 tot 120.
De bijdrage die verschuldigd is voor de goedkeuring van de prospectussen over de latere verrichtingen, wordt echter teruggebracht tot 500 euro per prospectus omdat het onderzoek van die prospectussen de CBFA minder werk bezorgt.
III. Beslissingen genomen op basis van artikel 18, § 1, c) of d), of § 2, c) of d), van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt Deze lijn heeft betrekking op twee types van verrichtingen (openbare aanbiedingen tot omruiling en fusies) die worden vrijgesteld van de prospectusverplichting in het kader van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, op voorwaarde dat voor het publiek of de belanghebbenden, naar gelang het geval, informatie beschikbaar wordt gesteld die door de CBFA als gelijkwaardig wordt erkend aan de informatie die in het prospectus moet worden opgenomen. Deze vrijstellingen vereisen een beslissing van de CBFA en bijgevolg ook de betaling van een bijdrage.
Als de informatie die door de CBFA als gelijkwaardig dient te worden erkend aan de informatie die in een prospectus moet worden opgenomen, al is goedgekeurd door de CBFA zelf of door één van haar Europese collega-toezichthouders, wordt de bijdrage met de helft teruggebracht.
In die hypothese is de controle die de CBFA op de betrokken informatie moet uitoefenen, immers beperkter. Dat zal vooral zo zijn bij openbare aanbiedingen tot omruiling, als de informatie die door de CBFA als gelijkwaardig dient te worden erkend, deel uitmaakt van het prospectus over dat openbaar bod tot omruiling dat door de ter zake bevoegde autoriteit is goedgekeurd.
Als de CBFA overigens gebruik maakt van de machtiging als bedoeld in artikel 18, § 3, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, en zij in een reglement verduidelijkt welke informatie beschikbaar moet worden gesteld om aan die gelijkwaardigheidsvoorwaarde te voldoen, zal zij met betrekking tot voornoemde verrichtingen niet langer geval per geval een beslissing moeten nemen. Bijgevolg zal daarvoor ook geen bijdrage meer moeten worden betaald.
IV. Beslissingen genomen op basis van het Wetboek van vennootschappen in het kader van aanvragen tot verklaring van geen bezwaar over bijzondere verslagen Het Wetboek van vennootschappen bepaalt in verband met diverse verrichtingen dat bijzondere verslagen moeten worden bezorgd aan de CBFA die moet verklaren dat zij geen bezwaar heeft tegen de verspreiding ervan. Momenteel is dit, krachtens artikel 538 van het Wetboek van vennootschappen, het geval bij de uitgifte van converteerbare obligaties of warrants door vennootschappen die een openbaar beroep op het spaarwezen doen of hebben gedaan.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 mei 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ter uitvoering van diverse wettelijke bepalingen betreffende opdrachten van de CBFA. ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE