gepubliceerd op 20 juni 2001
Koninklijk besluit houdende sommige geldelijke bepalingen betreffende personeelsleden van het Ministerie van Ambtenarenzaken
23 MEI 2001. - Koninklijk besluit houdende sommige geldelijke bepalingen betreffende personeelsleden van het Ministerie van Ambtenarenzaken
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet, Gelet op het koninklijk besluit van 6 oktober 1970 betreffende de toekenning van forfaitaire vergoedingen voor verblijf- of onderzoekskosten aan het personeel van de aan het Hoog Comité van toezicht verbonden administratie, inzonderheid op artikel 1, § 1 en § 3, artikel 2 en artikel 4, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 januari 1975, 19 december 1977, 17 januari 1980, 3 januari 1992 en 5 februari 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van het Ministerie van Ambtenarenzaken en houdende sommige geldelijke bepalingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 juli 1997 houdende diverse bepalingen betreffende de reorganisatie van het Ministerie van Ambtenarenzaken inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 maart 1998 tot overplaatsing van sommige ambtenaren van het Hoog Comité van toezicht van het Ministerie van Ambtenarenzaken naar de gerechtelijke politie bij de parketten, inzonderheid op artikel 21;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2000 houdende diverse bepalingen betreffende de reorganisatie van het Federaal Aankoopbureau;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 juli 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 8 december 2000;
Gelet op het protocol nr. 100/2 van 7 februari 2001 van het Sectorcomité I - Algemeen bestuur;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat, in het kader van de verbetering van de werking van het Federaal Aankoopbureau in het Ministerie van Ambtenarenzaken, in het bijzonder om de samenhang te verzekeren van de werkzaamheden van voornoemd Federaal Aankoopbureau als gespecialiseerd tussenpersoon voor de federale administraties voor hun aankopen van goederen en diensten en om meteen ook de raadgevende en adviesbevoegdheden inzake overheidsopdrachten voor de federale administraties functioneel te groeperen bij de Dienst Overheidsopdrachten van de Kanselarij van de Eerste Minister waarvan de knowhow ter zake sedert lang terdege vaststaat, de Dienst voor Overheidsopdrachten en Subsidies die een der functionele onderafdelingen van het Federaal Aankoopbureau vormt zo spoedig mogelijk dient te worden afgeschaft en de personeelsleden van dit Bureau die nu specifiek verbonden zijn aan die Dienst voor andere taken of opdrachten van het Ministerie van Ambtenarenzaken binnen de kortste termijn dienen te worden gereaffecteerd;
Overwegende dat deze reorganisatie die bij koninklijk besluit van 22 mei 2000 wordt bewerkstelligd op haar beurt vereist dat, bij wijze van overgangsmaatregel, de continuïteit van de bijzondere bepalingen van geldelijke aard die van toepassing zijn op het personeel van de Dienst voor Overheidsopdrachten en Subsidies bij hoogdringendheid wordt verzekerd;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 17 van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van het Ministerie van Ambtenarenzaken en houdende sommige geldelijke bepalingen, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. De personeelsleden van het Ministerie van Ambtenarenzaken die oorspronkelijk bij het Hoog Comité van toezicht en vervolgens ambtshalve op 1 januari 1998 bij de Dienst voor Overheidsopdrachten en Subsidies aangewezen werden behouden te persoonlijke titel de voordelen inzake vervoer die zij ten laste van de Staatsbegroting vóór deze ambtshalve aanwijzing genoten. Zij behouden eveneens te persoonlijke titel het voordeel van de maandelijkse forfaitaire vergoeding van vijfduizend vierhonderd zevenentwintig frank (5 427 F) die hun vóór deze ambtshalve aanwijzing was toegekend om de kosten te dekken die bij de verplaatsingen binnen het Rijk tijdens de uitoefening van hun ambt werden aangegaan, hierin begrepen de kleine uitgaven zoals kosten voor telefoongesprekken, consumpties of lichte maaltijden alsook de kosten voor het gebruik van de middelen van openbaar vervoer andere dan de spoorwegen. Deze vergoeding is onderhevig aan het mobiliteitsstelsel dat toepasselijk is op de wedden van het personeel der ministeries en wordt hiertoe gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01. Zij kan niet worden gecumuleerd met de vergoeding voor verblijfkosten binnen het Rijk voorzien in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten aan de leden van het personeel der ministeries. Ingeval van dienstonderbreking van meer dan vijftien dagen, wordt deze verminderd met 1/30 per dag onderbreking vanaf het begin van de onderbreking. »
Art. 2.Worden opgeheven : - het koninklijk besluit van 6 oktober 1970 betreffende de toekenning van forfaitaire vergoedingen voor verblijf- of onderzoekskosten aan het personeel van het aan het Hoog Comité van toezicht verbonden administratie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 januari 1975, 19 december 1977, 17 januari 1980, 3 juli 1984, 28 augustus 1991, 3 januari 1992 en 5 februari 1993; - de artikelen 3, 6, 9, 12, 15, 19, 22 en 25 van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden van het Ministerie van Ambtenarenzaken en houdende sommige geldelijke bepalingen; - het koninklijk besluit van 10 juli 1997 houdende diverse bepalingen betreffende de reorganisatie van het Ministerie van Ambtenarenzaken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2000.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2000.
Art. 4.Onze Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te, Brussel, 23 mei 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE