Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 mei 2000
gepubliceerd op 16 juni 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2000016160
pub.
16/06/2000
prom.
23/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/23/2000016160/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MEI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990 en bij de wet van 5 februari 1999;

Gelet op de Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1256/1999;

Gelet op de Verordening (EEG) nr. 536/93 van de Commissie van 9 maart 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1255/98;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 januari 1997, 14 januari 1997, 8 september 1997, 27 maart 1998, 6 oktober 1998, 22 maart 1999, 11 april 1999 en 13 maart 2000;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid om de producenten te kunnen informeren vanaf het begin van het nieuwe tijdvak, te weten vanaf 1 april 2000, omtrent de tot stand gekomen wijzigingen wat hun rechten en plichten betreft;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Aan artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996, betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) Aan punt 15 wordt het volgende lid toegevoegd : « Evenwel kan de overdracht van gronden van het bedrijf gedeeltelijk zijn voor zover de volgende voorwaarden zijn vervuld : - de producent-overlater is een groepering van natuurlijke personen die onderling verwant zijn in een zijtak in de 2e graad en de producent-overnemer is één van de leden van deze groepering; - de rest van de gronden wordt op dezelfde datum overgedragen aan het ander lid van de groepering die een oprichting uitvoert. » B) Aan punt 15, d wordt de volgende bepaling toegevoegd : « De verplichting van bloed- of aanverwantschap in de 1e graad geldt niet : - wanneer de producent-overnemer ingevolge een erfenis een overdracht van het bedrijf betrokken bij de erfenis uitvoert als overlater - of wanneer de overnemer, natuurlijk persoon, het hele bedrijf overlaat aan een landbouwvennootschap waarvan hij de enige beherend vennoot is. » C) Aan punt 15 wordt een punt f toegevoegd, bepalend dat : « f. Wanneer de producent-overlater één enkele natuurlijke persoon of een groepering van echtgenoten is en wanneer de producent-overnemer, bestaande uit één enkele natuurlijke persoon of een groepering van echtgenoten zoals gedefinieerd in artikel 1.7, 4° van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996, bloed- of aanverwant in de eerste graad in neergaande lijn is van de overlater, worden de maximale referentiehoeveelheden, die kunnen overgelaten worden per hectare dienstig voor de melkproductie, aangepast in functie van de totale oppervlakte die kan overgelaten worden zonder evenwel 50.000 liter per hectare te overschrijden. Enkel de verwijzing naar de gronden gelegen in België op de oppervlakteaangifte van de overlater en die betrekking heeft op het jaar voorafgaand aan het lopende tijdvak zal in aanmerking worden genomen om de totale over te laten oppervlakte te bepalen.

Enkel de op 31 maart 1985 in hoofde van de producent-overlater beschikbare referentiehoeveelheden maken het voorwerp uit van deze aanpassing. De producent-overlater heeft, sedert 1 april 1985, een referentiehoeveelheid groter dan 20.000 liter per hectare gronden uitgebaat in België. » D) Aan punt 16, 1° wordt het volgende lid toegevoegd : Evenwel kan de overdracht van gronden van het bedrijf gedeeltelijk zijn voor zover de volgende voorwaarden vervuld zijn : - de voorwaarden van artikel 1.15, tweede lid zijn vervuld; - de rest van het bedrijf is op dezelfde datum het voorwerp van een overname overeenkomstig artikel 1.15. - gedurende de periode van 9 jaar vanaf de datum van overdracht van de referentiehoeveelheid kan de overnemer geen andere melkproductie-eenheden uitbaten, met uitzondering van de gronden dienstig voor de melkproductie, dan deze die deel uitmaakten van het opgerichte bedrijf. »

Art. 2.In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt punt f vervangen door de volgende bepaling : « f. De producent-overlater mag na 1 april 1996 geen nieuwe melkinstallatie en/of nieuwe stal voor melkkoeien hebben opgericht op een grond die sinds 1 april 1996 niet op ononderbroken wijze heeft deel uitgemaakt van zijn bedrijf.

Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de overnemer bloed- of aanverwant is in de eerste graad met de overlater in neergaande lijn en wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn : - een aanvraag tot verhuizing van installaties voor productie, leveringen of rechtstreekse verkopen (stallen en/of melkinstallatie en/of koeltanks) op het grondgebied van de oude gemeente waar de installaties van de betreffende productie-eenheid gelegen zijn of op het grondgebied van een naburige oude gemeente, werd, voorafgaand aan de overdracht van de referentiehoeveelheden, door de overlater ingediend bij het Bestuur DG3; - het motief voor toelating van verhuizing is uitsluitend de weigering van bouw- of uitbatingsvergunning meegedeeld door de bevoegde overheid. ».

Art. 3.In artikel 13, § 1, 2e lid van hetzelfde besluit worden de woorden « artikelen 5, 9 en 10 » vervangen door de woorden « artikelen 5, 9, 10 en 14, § 1. »

Art. 4.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door de volgende bepaling : « De overdrachten van referentiehoeveelheid bedoeld in de artikelen 5 tot 12 worden geregistreerd hetzij ambtshalve ofwel op aanvraag gericht aan het Bestuur DG3 aan de hand van een typeformulier beschikbaar bij het Ministerie, waaraan de verantwoordingsdocumenten voor de overdracht van de gronden zullen worden toegevoegd.

De aanvragen tot overdracht kunnen slechts betrekking hebben op gronden uitgebaat in België en door de overlater aangegeven in zijn oppervlakteaangifte van het burgerlijk jaar voorafgaand aan het lopende tijdvak.

De overgedragen percelen moeten worden aangegeven op de kaarten van de oppervlakteaangiften. »

Art. 5.Aan artikel 15, 5° van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) Het laatste lid van het 2e gedachtenstreepje wordt vervangen door de volgende bepaling : « De in aanmerking genomen oppervlakten voedergewassen betreffen de groepen "maïs", "grasland" en "andere voedergewassen" van de oppervlakteaangifte, zijnde de codes 201, 202, 611, 612, 621, 622, 71, 72, 73, 741, 742 en 743. » B) Aan het 3e gedachtenstreepje wordt de volgende bepaling toegevoegd : « Bovendien kan de producent die verzuimt binnen de voorgeschreven termijn te betalen niet meer genieten van de herverdeling van referentiehoeveelheden van het volgende tijdvak. Op het ogenblik van de aanvraag maakt elke bestaande schuld deze aanvraag nietig. »

Art. 6.In artikel 19 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) Paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende bepaling : « De kopers zijn verplicht alle gevraagde gegevens betreffende de leveringen van het vorige tijdvak, vóór 30 april volgend op het betrokken tijdvak, te bevestigen aan het Bestuur DG 3.

De kopers moeten gedurende ten minste vijf jaren vanaf het einde van het tijdvak de sporen van elke individuele levering bewaren in de vorm van het origineel rapport van elke ophaalronde, gedateerd en naar behoren geïdentificeerd.

B) Paragraaf 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. Bij het ontbreken op 15 mei van het volgend tijdvak van de mededeling van de inlichtingen en verklaringen bedoeld in §§ 1 en 2, 4°, geldt de in artikels 3 en 4 van Verordening (EEG) nr. 536/93 voorziene heffing of boete. »

Art. 7.In artikel 21 van hetzelfde besluit wordt het 3e lid vervangen door de volgende bepaling : « Hebben geen recht op verdelingen wat betreft leveringen en rechtstreekse verkopen : 1) de producenten van wie leveringen of rechtstreekse verkopen op een onjuiste manier werden medegedeeld of die niet werden medegedeeld; - 2) de producenten die aan een niet erkende koper hebben geleverd; - 3) de producenten die de bepalingen betreffende de termijnen en de kalender van de leveringen bedoeld bij artikel 19, § 1, tweede lid, niet hebben nageleefd; - 4) de producenten die de bepalingen van artikel 19, § 2, 1° en 2° niet hebben nageleefd; - 5) de producenten waarvan de inlichtingen en de verklaringen betreffende het formulier bedoeld bij artikel 19, § 2, 3° niet werden medegedeeld op 15 mei volgend op het betreffende tijdvak. »

Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang op 1 april 2000, behalve artikel 5 dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1999.

Art. 9.Onze Minister van Landbouw en Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 mei 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

^