gepubliceerd op 06 april 2007
Koninklijk besluit houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister
23 MAART 2007. - Koninklijk besluit houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van de ambtenaren van niveau A bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikelen 32 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 juli 1997 tot vaststelling van de weddenschalen der bijzondere graden in de Diensten van de Eerste Minister en tot opheffing van het koninklijk besluit van 29 januari 1985 tot oprichting van afsluitingen betreffende de bevordering door verhoging in graad of door overgang naar het hogere niveau en de verandering van graad tussen of binnen de besturen die onder het gezag van de Eerste Minister zijn geplaatst, inzonderheid artikelen 8, 9, 11 en 12, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 2001 en 7 juli 2002;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 januari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 27 maart 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 april 2006;
Gelet op het protocol nr 135/1 van 12 juli 2006 van het Sectorcomité I - Algemeen Bestuur;
Gelet op het advies 41.784/3 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de coördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister en van Onze Minister van Begroting, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :Integratie van de bijzondere graden in de loopbaan van niveau A
Artikel 1.Bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, Diensten van de Nationale Cultuurpactcommissie, worden de volgende bijzondere graden geschrapt : - Cultuurpactinspecteur-generaal; - Cultuurpactinspecteur.
Art. 2.§ 1. De ambtenaren die op 1 december 2004 titularis zijn van één van de geschrapte graden van de loopbaan van de cultuurpactinspecteur van de Diensten van de Nationale Cultuurpactcommissie die hierna in kolom 1 zijn opgenomen, bezoldigd in een weddenschaal opgenomen in kolom 2, worden ambtshalve benoemd in de klasse die in kolom 3 is opgenomen, bezoldigd in de weddenschaal opgenomen in kolom 4 en dragen de titel hier tegenover vermeld in kolom 5.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
§ 2. In afwijking van § 1 kunnen de ambtenaren voorheen bekleed met de geschrapte graad van cultuurpactinspecteur, ambtshalve benoemd in de vakklasse A3 en bezoldigd in de hierna vermelde weddenschaal, het voordeel van deze weddenschaal behouden voorzover deze voordeliger is : 36.986,68 - 51.701,71 112 x 1.337,73 (Kl 24j. - Niv. A. - Gr. B) § 3. De ambtenaren voorheen bekleed met de graad van cultuurpactinspecteur-generaal, ambtshalve benoemd in de vakklasse A4 en bezoldigd in de weddenschaal 15A, bekomen de hierna vermelde weddenschaal zodra ze zes jaar klasse-anciënniteit hebben en voor zover ze op dat ogenblik geen gunstiger weddenschaal genieten : 43.362,79 - 58.077,82 112 x 1.337,73 (Kl 24j. - Niv. A. - Gr. B)
Art. 3.De klasse-anciënniteit van de ambtenaren, benoemd in toepassing van artikel 2, is gelijk aan de graadanciënniteit welke verkregen was in de graad waarvan ze op 30 november 2004 titularis waren.
De anciënniteit verkregen in niveau 1 wordt geacht verkregen te zijn in niveau A. De door deze ambtenaren verkregen geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddenschaal.
Art. 4.Het koninklijk besluit van 27 juli 1997 tot vaststelling van de weddenschalen der bijzondere graden in de Diensten van de Eerste Minister en tot opheffing van het koninklijk besluit van 29 januari 1985 tot oprichting van afsluitingen betreffende de bevordering door verhoging in graad of door overgang naar het hogere niveau en de verandering van graad tussen of binnen de besturen die onder het gezag van de Eerste Minister zijn geplaatst, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 2001, 7 juli 2002 en 7 april 2003, wordt opgeheven.
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2004.
Art. 6.Onze Eerste Minister en Onze Minister van Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE