Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 juni 2004
gepubliceerd op 24 september 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 betreffende het collectief contract

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004202053
pub.
24/09/2004
prom.
23/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/23/2004202053/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 JUNI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 betreffende het collectief contract (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 betreffende het collectief contract.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 betreffende het collectief ontslag (Overeenkomst geregistreerd op 28 september 2001onder het nummer 59043/CO/130)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf en op de werknemers tewerkgesteld in deze ondernemingen, met uitsluiting van de werkgevers en/of werknemers die onder de toepassing vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Belgische dagbladen, afgesloten op 25 oktober 1995 in het voornoemd paritair comité (koninklijk besluit van 25 juni 1997).

Art. 2.Artikel 15, derde alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst "Collectief contract van 30 november 1990", wordt vervangen door de volgende alinea : « In geval van tijdelijke werkloosheidsstelling in de loop van de week en in afwijking van artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 november 1978, betreffende de aanvullende vergoeding, is de werkgever voor elke werkloosheidsdag in die week, een vergoeding verschuldigd gelijk aan 1 uur van het brutoloon dat overeenstemt met het normaal arbeidsregime van de werknemer (dit wil zeggen met inbegrip van de ploegpremies), vermeerderd met 265 BEF. Het totaal van de vergoedingen (hierin begrepen de werkloosheidsvergoedingen) is naar boven toe begrensd op het netto dagloon van de werknemer. »

Art. 3.Artikel 28 van de collectieve arbeidsovereenkomst "Collectief contract van 30 november 1990", wordt vervangen door het volgende artikel :« "Voorzover de werknemer de dag tevoren er niet van werd verwittigd, geeft elke bijkomende prestatie van ten minste 2 uur per dag, vanaf 1 april 2001 recht ten behoeve van de werknemer op een vergoeding van 140 BEF bestemd voor een eetmaal. »

Art. 4.Artikel 29, tweede alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst "Collectief contract van 30 november 1990", wordt vervangen door de volgende alinea : « Vanaf 1 juli 1999 en tot 31 december 2001 wordt de wettelijke opzegtermijn in geval van ontslag door de werkgever voor de werknemers met een leeftijd van minstens 45 jaar op datum van ontslag verlengd met 2 weken.

Voor de werknemers met een leeftijd van minstens 45 jaar en minstens 20 jaar anciënniteit in het bedrijf wordt de wettelijke opzegtermijn in geval van ontslag door de werkgever verlengd met 4 weken.

Deze 2 verlengingen zijn niet van toepassing op de werknemers die ontslagen worden in het kader van op brugpensioenstelling op eigen verzoek, noch op de bedrijven die erkend zijn als bedrijf in moeilijkheden of in herstructurering.

De bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 worden van toepassing op 1 januari 2002, zonder weerslag op de mogelijkheid van verkorte opzeg gedurende de 6 eerste maanden van de arbeidsovereenkomst en in geval van ontslag voor brugpensioen. »

Art. 5.In de collectieve arbeidsovereenkomst "Collectief contract van 30 november 1990" wordt onder het hoofdstuk "Algemene Bepalingen" een nieuw artikel 30 ingelast : «

Art. 30.Anciënniteitsverlof : De werknemer die 15 jaar anciënniteit heeft in de onderneming, heeft elk jaar recht op 1 betaalde dag anciënniteitsverlof. Deze dag wordt betaald volgens het baremaloon (100 pct.) vermenigvuldigd met het aantal uren dat werkelijk zou zijn gepresteerd, met een maximum van 8 uren. Deze dag wordt vastgelegd in gemeenschappelijk overleg tussen werkgever en werknemer.

In de ondernemingen waar een voordeel reeds bestaat dat tenminste gelijkwaardig is aan dit bedoeld in dit artikel, geldt het reeds bestaand voordeel en de hier vermelde beschikking is niet cumuleerbaar. »

Art. 6.In de collectieve arbeidsovereenkomst "Collectief contract van 30 november 1990" wordt onder het hoofdstuk "Algemene Bepalingen" een nieuw artikel 31 ingelast : » «

Artikel 31.Ziekte van korte duur In geval van ziekte van korte duur waarvoor een carenzdag wordt toegepast, komen de partijen overeen aan de werknemer een vergoeding te betalen gelijk aan het barema-uurloon (100 pct.) vermenigvuldigd met het aantal uren dat werkelijk zou moeten gepresteerd zijn, met een maximum van 8 uren, en dit voor de eerste carenzdag van elk burgerlijk jaar. Dit artikel is van toepassing vanaf 1 april 2001.

In de ondernemingen waar een voordeel reeds bestaat dat tenminste gelijkwaardig is aan dit bedoeld in dit artikel, geldt het reeds bestaand voordeel en de hier vermelde beschikking is niet cumuleerbaar. »

Art. 7.In de collectieve arbeidsovereenkomst "Collectief contract van 30 november 1990" wordt onder het hoofdstuk "Algemene Bepalingen" een nieuw artikel 32 ingelast" : «

Art. 32.Opleiding Elke werknemer heeft een individueel recht, op het niveau van elke onderneming, van 1 dag beroepsopleiding per jaar. Het betreft elke vorm van opleiding georganiseerd door de werkgever.

Dit individueel recht kan geglobaliseerd worden mits volgende beschikkingen : - in de ondernemingen met een OR, een CPBV of, bij ontstentenis, een vakbondsafvaardiging, informeert de werkgever deze van zijn plan tot globalisering van de opleidingsdagen; - in de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging heeft de werknemer die meent geen recht te hebben gehad op zijn jaarlijkse vormingsdag, de mogelijkheid de voorzitter van de paritaire commissie hiervan in te lichten, die dan de werkgever zal verzoeken de globalisering van de opleidingsdagen gedurende de betrokken periode, te rechtvaardigen. »

Art. 8.Het oud artikel 30 van de collectieve arbeidsovereenkomst "Collectief contract van 30 november 1990" wordt artikel 33, het oud artikel 31 wordt artikel 34 en het oud artikel 32 wordt artikel 35.

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd behoudens voor wat betreft de artikelen die het anders bepalen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 juni 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 2001 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 betreffende het collectief contract Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 van 20 december 1999 betreffende de opzeggingstermijnen van de werklieden Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

Gelet op het punt II, 5 van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998;

Overwegende dat er aanleiding toe bestaat aan dit punt uitvoering te geven door een suppletieve intersectoriële regeling met betrekking tot de opzeggingstermijnen van de werklieden tot stand te brengen;

Hebben de navolgende interprofessionele organisaties van werkgevers en van werknemers : ... op 20 december 1999 in de Nationale Arbeidsraad de volgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers die tewerkgesteld zijn krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden, bedoeld bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) alsook op de werkgevers, die hen tewerkstellen.

Art. 2.Wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, wordt, in afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden na te leven opzeggingstermijn vastgesteld op : 1° 35 dagen wat de werklieden betreft die tussen 6 maanden en minder dan 5 jaren anciënniteit in de onderneming tellen;2° 42 dagen wat de werklieden betreft die tussen 5 en minder dan 10 jaren anciënniteit in de onderneming tellen;3° 56 dagen wat de werklieden betreft die tussen 10 en minder dan 15 jaren anciënniteit in de onderneming tellen;4° 84 dagen wat de werklieden betreft die tussen 15 en minder dan 20 jaren anciënniteit in de onderneming tellen;5° 112 dagen wat de werklieden betreft die 20 of meer jaren anciënniteit in de onderneming tellen.

Art. 3.De bij de artikel 2 bepaalde regeling is niet van toepassing wanneer op het niveau van een bedrijfstak : - hetzij krachtens een koninklijk besluit of een collectieve arbeidsovereenkomst opzeggingstermijnen van toepassing zijn, die van de wettelijke termijnen afwijken; - hetzij voor de werklieden collectieve akkoorden van toepassing zijn, die voorzien in een eigen stelsel van verruimde stabiliteit van werkgelegenheid of inkomen via aanvullende bestaanszekerheidsregelingen of via equivalente regelingen.

Art. 4.Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij treedt in werking op 1 januari 2000, behalve voor wat de punten 1° tot en met 4° van artikel 2 betreft die op 1 oktober 2000 in werking treden.

Zij kan op verzoek van de meest gerede ondertekenende partij geheel of gedeeltelijk worden herzien of opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.

De organisatie die het initiatief tot herziening of opzegging neemt, moet de redenen ervan aangeven en amendementsvoorstellen indienen. De andere organisaties verbinden er zich toe deze binnen een maand na ontvangst ervan in de Nationale Arbeidsraad te bespreken.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 juni 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^